Home Opinie ‘Op Vaderdag denk ik aan zijn glimlach’

‘Op Vaderdag denk ik aan zijn glimlach’

Oeigoers protest in Berlijn, Duitsland. Beeld: Wikimedia Commons / Claudia Himmelreich

De vader van Ahmedjan Kasim zit gevangen in een Chinees kamp voor Oeigoeren. Zes jaar geleden sprak hij hem voor het laatst.

In 2017 kreeg ik een berichtje via WeChat – een soort Whatsapp, waarvan in China veel gebruik wordt gemaakt – van de vrouw van mijn vader. Hij zou zijn opgepakt en ze mocht van de Chinese politie geen verdere vragen stellen. Ze had mij in tranen beloofd dat ze er alles aan zou doen om te achterhalen waar hij naartoe was gebracht. Het is inmiddels zes jaar geleden dat ik mijn vader voor het laatst sprak. Hoewel ik dit verlies stiekem had geaccepteerd en ik meestal in staat ben om dit pijnlijke feit te rationaliseren, herinnert Vaderdag me toch nog steeds aan zijn glimlach.

Elf jaar eerder, in 2006, had hij me meegenomen naar het centrale plein in Urumqi om naar het WK te kijken. Hij bestelde kebabs en drankjes. Ik had een cola, hij een biertje. Uit nieuwsgierigheid vroeg ik hem over het WK: ‘Wat is dit in hemelsnaam pap?’ ‘Waarom doet Real Madrid niet mee aan het WK?’ En toen Engeland verloor van Portugal vroeg ik: ‘Pap, zie ik Beckham nog ooit terug als voetballer.’ Hij glimlachte en legde alles uit zodat ik het begreep.

Mijn paspoort was in handen van de Chinese overheid toen ik in 2010 naar Beijing vloog om een visum aan te vragen bij de Nederlandse ambassade. De Chinese overheid wilde mijn paspoort niet teruggeven, want Oeigoeren mochten niet vluchten, zeker niet als een van de ouders al in het buitenland verkeerde en daar asiel had gekregen. Mijn vader zou mij op het vliegveld van Beijing opwachten, ik had hem toen al drie jaar niet gezien. Hij glimlachte toen hij mij zag en vertelde me dat ik gegroeid was. Nadat we vijf keer waren weggestuurd van de Nederlandse ambassade omdat ik geen paspoort had, moest ik terugkeren naar Urumqi. Mijn vader bleef in Beijing achter.

‘Hij vroeg mij om hem niet te vergeten zodra ik in Nederland zou zijn’

Uiteindelijk kwam mijn vader in 2011 terug van zijn werk en zorgde voor mij tot ik naar Nederland vertrok. Na het vertrek van mijn moeder waren mijn twee oma’s mijn verzorgers geweest, nu nam hij het over. We haalden hem op bij het treinstation van Urumqi. Nadat hij kort afscheid nam van een medereiziger kwam hij naar ons toe. Hij glimlachte toen hij mij zag.

Mijn vader was zeer emotioneel toen hij hoorde dat ik mijn moeder achterna zou vliegen naar Nederland. Het verdriet kwam niet omdat ik hem achter zou laten, maar door de onzekerheid over wanneer we elkaar weer zouden zien. Toch glimlachte hij en vroeg mij om hem niet te vergeten zodra ik in Nederland zou zijn. Hij wist zelf dat mijn toekomst daar beter zou zijn dan in Urumqi.

In november 2011 stapte ik in het vliegtuig vanaf Urumqi naar Beijing, om een gezinsherenigingsvisum op te halen bij de Nederlandse ambassade, ditmaal met mijn paspoort. Vanuit Beijing zou ik via Moskou naar Nederland vliegen. Mijn vader was ook op het vliegveld: hij gaf me een knuffel en glimlachte. Bij de ingang van de douane moesten we afscheid nemen. Onderweg richting het checkpoint durfde ik niet achterom te kijken, want als dit de laatste keer zou zijn dat ik hem zou zien, wilde ik zijn glimlach op mijn netvlies hebben.

Nadat ik in Nederland was aangekomen, belden we regelmatig. Hij vroeg hoe het met me ging en of ik kon wennen aan Nederland. Hij stuurde zelfs af en toe kleding en schoenen op. Ik vertelde hem over mijn nieuwe land en hoe vriendelijk mensen hier waren. Ik kon zijn glimlach niet meer zien, maar ik kon deze tenminste wel horen.

Nadat ik in 2017 hoorde dat hij was opgepakt en naar het concentratiekamp was gestuurd, was ik volledig gebroken. Ik kon hem niet meer vertellen over Nederland, ik kon niet meer vragen hoe het met hem ging en het allerbelangrijkste: ik kon mijn vader niet meer horen lachen.

Het is nu zes jaar geleden dat ik hem voor het laatst sprak. Ik heb geaccepteerd dat mijn vader geen deel meer uitmaakt van mijn leven, maar ik word ieder jaar op Vaderdag aan hem herinnerd. Ik heb er veel voor over om nog één keer zijn glimlach te zien, en ik geloof dat dit ook in de toekomst zal gebeuren. Voor nu wil ik dat hij weet dat ik aan hem denk: Pap, ik mis je!