Home Samenleving Molukse Nederlanders zien parallellen met Marokkaanse Nederlanders

Molukse Nederlanders zien parallellen met Marokkaanse Nederlanders

Foto: Nationaal Archief. Molukse jongeren demonstreren tijdens het proces tegen de Molukse treinkapers en schoolbezetters (6 september 1977).
Bijna zeventig jaar geleden kwamen de eerste Molukkers naar Nederland. Molukse Nederlanders die opgroeiden in de jaren zeventig zien gelijkenissen met hoe Marokkanen nu tegen vooroordelen moeten opboksen.

Zijn de jonge Marokkaanse Nederlanders van nu de jonge Molukse Nederlanders van vroeger? De Kanttekening zocht enkele Molukse Nederlanders op met die vraag.

Onderzoeker en historicus Wim Manuhutu (57) bevestigt dat er parallellen zijn. ‘Met het eerste brandmerk liepen wij, de jonge Molukkers van de jaren zeventig, rond. Met het tweede stigma leven jonge Marokkanen vandaag de dag, dat levert de nodige problemen op’, zegt Manuhutu. Als zoon van een Molukse vader groeide hij op in Leerdam.

Molukse Nederlanders kwamen in de jaren zeventig geregeld in het nieuws met het bezetten van gebouwen en met de treinkaping van 1977. Acties waarbij doden en gewonden vielen. Deze Molukse Nederlanders eisten meer aandacht voor de Molukse kwestie op de Molukken. Nederland zou zich voor onafhankelijkheid van de Molukken moeten inzetten, maar deed daar geen tot weinig moeite voor, duidden de actievoerders.

‘Vooral na de treinkaping voelden wij ons als Molukkers, zeker niet overal gewenst in de Nederlandse samenleving’, vertelt Marthen Pattipeilohy (67). Samen met zijn vrouw Meity (66) woont hij in Apeldoorn. Bieden zitten in het bestuur van de organisatie ‘Samen steunen wij de Molukken’. ‘We werden met argusogen bekeken, net als Marokkanen nu’, zegt Meity.

Marthen was lang docent op mbo-scholen. ‘Ik maakte zo alle culturen van Nederland van nabij mee. Zoals wij als groep door sommige autochtone Nederlanders verantwoordelijk werden gehouden voor de heftige gebeurtenissen met Molukkers als daders, zo zie ik nu dat de maatschappij soms doet alsof alle jonge Marokkanen crimineel zijn’, vertelt hij. Zijn vrouw: ‘En daarmee voelt de jonge Marokkaan zich soms, begrijpelijk, een tweederangsburger. Dat idee gaven Nederlanders mij soms ook, het idee van: hé, ze moeten me niet.’

Dominee Zeth Mustamu (64) neemt de parallellen tussen Molukse en Marokkaanse Nederlanders voor minder waar aan. ‘Al is iedere spijker krom te krijgen, als je dat wil. Ik trek het liever breder. Het probleem waar beide groepen volgens mij mee te maken hadden of hebben zit hem in de dominante blanke meerderheid die de minderheid ongelijke kansen geeft.’

Tweederde van de jongeren, met deels of geheel een Marokkaanse achtergrond zijn tussen hun twaalfde en drieëntwintigste weleens aangehouden door de politie, volgens een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau in uit 2012.

‘Precies dat maakte ik in de jaren zeventig ook mee’, zegt Pattipeilohy. ‘Ik begreep het motief van de kapers en gijzelaars. De regering deed niets aan het verschrikkelijke lot van onze ouders. De acties gingen mij natuurlijk te ver, maar na de gebeurtenissen werd ik als ik met Molukse vrienden in een auto zat wel meerdere keren aangehouden. Een aanleiding was er nimmer het was complete willekeur. De hele auto doorzochten ze. Alsof wij ook een trein zouden gaan kapen.’ In een reportage in de Volkskrant stelt een buurtbewoner van de Utrechtse wijk Kanalen-eiland ‘Marokkanen? Allemaal dieven!’ En zo zijn er in kranten- en tv-reportages tal van dergelijke uitspraken vastgelegd de afgelopen jaren.

‘Veertig jaar geleden woonden wij in Amsterdam’, zegt Meity. Marthen: ‘De ruit van een auto was ingegooid en vervolgens had iemand er spullen uit gestolen. Een woedende buurman stapte op mij af en zei ‘dat wordt allemaal gedaan door jullie soort tuig!’ Oftewel, hij wist meteen zeker dat een Molukker dat gedaan had.’

Relatief veel Marokkaanse Nederlanders hebben geen werk. 37 procent van de jongeren is werkloos, volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2014). Manuhutu: ‘Voor jonge Molukkers vroeger gold nagenoeg hetzelfde percentage.’ Marthen: ‘Diezelfde discriminatie op de arbeidsmarkt van toen zie je nu ook, gericht tegen Marokkanen.’

Het stigma op Molukse Nederlanders is langzaam weggeëbd, zo onderschrijven Manuhutu en Marthen. Kunnen we iets leren van dit proces en dat inzetten bij de situatie omtrent Marokkaanse Nederlanders? Marthen: ‘Wat belangrijk is geweest is het duizend-banen-plan voor Molukkers, zo’n dertig jaar geleden. De overheid zorgde er via projecten voor dat duizend werkloze Molukkers werk kregen. Werk schept perspectief.’

Manuhutu weet dat ook nog goed. ‘Dat Molukse werkplan gaf mensen een baan. En die mensen gaven andere Molukkers hoop. Als mijn neef werk kan krijgen, dan ik toch ook?’ Mustamu wijst daarnaast op het belang van de invloed van een rolmodel: ‘Simon Tahamata, de voetballer, nam de Molukkers op sleeptouw. Hij profileerde onze gemeenschap. Hetzelfde zie ik Ali B doen voor de Marokkanen. Zulke figuren kunnen enorm veel betekenen voor de emancipatie.’

Manuhutu: ‘Wanneer de teneur in een gemeenschap verandert in een stemming dat er juist wel een baan te vinden is, doen mensen mee in de samenleving. Zonder werk is het gemakkelijker het verkeerde pad op te gaan. Want maatschappelijke ontevredenheid maakte van enkele Molukkers treinkapers, denk ik.’