De Pakistaans-Nederlandse blogger Ahmad Waqass Goraya is onlangs ontvoerd en gemarteld in Pakistan. De Kanttekening sprak hem en een Pakistan-deskundige over de beruchte Pakistaanse veiligheidsdienst.
Het voor veel westerlingen zo ongrijpbare Pakistan kent een roerige geschiedenis en een al even zo roerig heden. De nog altijd jonge staat worstelt met talloze problemen: radicale islam, armoede en lokale corruptie. Eén van de gevolgen is een kwijnende persvrijheid. Zo verdween activist Ahmad Waqass Goraya onlangs drie weken van de aardbodem.
Op de Facebook-pagina Mochi and group: citizens for secular democracy rapporteert Goraya, samen met anderen, over mensenrechtenschendingen door de Pakistaanse geheime dienst en islamistische extremisten. De pagina ontleent haar bestaansrecht aan het opkomen voor religieuze vrijheid en mensenrechten. Inmiddels is de pagina offline gehaald door de Pakistaanse autoriteiten, maar meerdere blogs onder dezelfde of een iets aangepaste naam, zijn nog actief. Dat dit in een land als Pakistan niet zonder gevaar is, blijkt als Goraya wordt opgepakt. De Kanttekening sprak hem na terugkomst in Rotterdam, waar zijn vrouw en zoontje Arastoo (Urdu voor Aristoteles) hem opwachtten. Wat gebeurde er precies toen hij voor familiebezoek naar Pakistan ging?
‘Eind januari werd ik op opgepikt door de Pakistaanse veiligheidsdienst’, vertelt Goraya. ‘Tijdens een familiebezoek werd ik gekidnapt door mannen met pistolen. Ze trokken een zwarte kap over mijn hoofd en reden me naar een plek ergens in Islamabad, daar ben ik dagenlang gemarteld.’ Naar eigen zeggen werd hij zo’n twintig uur per dag gedwongen te staan terwijl hij met knuppels en hamers werd bewerkt. Al die tijd hoorde hij het geschreeuw uit andere kamers, van mensen die eenzelfde lot ondergingen. ‘Ik heb me volledig afgesloten van de buitenwereld. Ik focuste me op het overleven binnen die vier muren.’ Vanzelfsprekend is dat niet. Ook Goraya kent de verhalen van criticasters die nooit meer terug komen. ‘We zouden te kritisch zijn op de strijdkrachten. Naar buiten toe hielden ze het op blasfemie.’
Op sociale media wordt Goraya ervan beschuldigd dat hij bij de Ahmadiyya hoort, een minderheidsstroming binnen het overwegend soennitische Pakistan die regelmatig onder vuur ligt vanwege afwijkende tradities. ‘Dat is niet waar, ik ben soennitisch. Maar als je beschuldigd wordt van godslastering ben je je leven niet meer zeker in Pakistan. Daarom misbruiken ze radicale moslims om mensen als ik en mijn vrienden uit te schakelen. Maar ik houd mijn mond niet.’
Als hij uiteindelijk ergens langs een weg wordt gedumpt als oud vuil vermoedt hij dat zijn einde nabij is. Hevig bloedend uit zijn linkerbeen, het wondvocht is bijna zwart, klopt hij aan bij het eerste het beste huis en belt hij zijn vader. Die raadt hem aan niet naar huis te komen, maar onderdak te zoeken bij vrienden. Door de beschuldiging van blasfemie en het feit dat zijn gezicht in de media is verschenen verkeert Goraya nu in continu gevaar.
In 2016 prijkt Pakistan net boven Turkije op de 148ste plek op de persvrijheidslijst van Reporters Without Borders. De islamitische republiek kent dan ook een slechte reputatie op het gebied van vrijheid van meningsuiting. 13 april jongstleden werd de 23-jarige student Mashal Khan door een menigte doodgeslagen op de campus van de Abdul Wali Khan Universiteit in Mardan. Hij zou blasfemische uitspraken over de islam op sociale media hebben gezet. Het maakt Goraya extra waakzaam. Terug in Rotterdam kijkt hij altijd over zijn schouder. Als hij zijn huis verlaat en als hij over een markt loopt. ‘Er leven zo’n 30.000 Pakistanen in Nederland. En beschuldigingen van blasfemie verlopen niet.’
Zijn mederedacteuren van de Mochi and group-Facebook-pagina, die ook werden opgepakt, vergaat het ondertussen niet veel beter. Ze zijn onderweg of zijn inmiddels in de Verenigde Staten, België, Duitsland en Nederland. ‘Zelf ben ik onder vermomming het land uitgekomen. Daarbij had ik het geluk dat de naam in mijn paspoort iets afwijkt van mijn echte naam.’ Teruggaan is er in ieder geval voorlopig niet bij. ‘Een rechtszaak aanspannen is zo ongeveer onmogelijk.’
‘Sinds Pakistan een democratie is, bestaat er enige vrijheid, maar de media staan onder strenge controle’, legt Goraya uit. ‘Zo was er behoorlijk wat protest toen we gearresteerd werden en enige ophef op sociale media, maar toen we vrijkwamen, durfde niemand er meer over te schrijven.’ Zelfs bevriende journalisten vertellen hem dat hun handen gebonden zijn. ‘Het leger jut studenten en radicalen op tegen iedereen die het leger kritisch bejegent. Vergeet niet dat Mashal Khan werd aangevallen door studenten van een universiteit, niet van een madrassa (Koran-school, red.). Als je de term blasfemie laat vallen, breng je iemand direct in doodsgevaar.’ Politici en andere prominenten dragen bij aan dit klimaat door openlijk mensen bij naam te noemen, vindt hij. Hij is zeer pessimistisch over de toekomst van het land. ‘We blijven in Nederland en hopen dat onze familie zich snel bij ons kan voegen. Want mijn ouders hebben sinds het gebeurde al drie keer van huis moeten wisselen. Ze zijn hun leven niet zeker.’
Veel van wat nu plaatsvindt heeft wortels in het roerige verleden van het land en met name de periode van Muhammad Zia-ul-Haq aan de macht kwam in 1977. Historicus en Pakistan-deskundige Olivier Immig legt uit hoe dat zit: ‘De beruchte wetten over blasfemie zijn van zijn hand, als onderdeel van een plan om het land te islamiseren. Tijdens de oorlog in buurland Afghanistan weet Zia-ul-Haq een belangrijke rol te verwerven als coördinator van acties tegen de Russische bezetter. Gefinancierd door de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië geeft hij moedjahedien een veilig heenkomen in Pakistan. Er lopen rechtstreekse lijntjes tussen de leiders van toen en nu.’
Een andere oorzaak van radicalisering is de alom aanwezige armoede. ‘Zo’n zestig tot zeventig procent van de bevolking leeft op of onder de armoedegrens, terwijl een steenrijke elite het aan niets ontbreekt. Dat gaat schuren op enig moment. Als je daar bij optelt dat er amper geïnvesteerd wordt in onderwijs of zorg en dat de elite haar kinderen naar het buitenland stuurt om te studeren, heb je een recept voor sociale onvrede.’ Het gat dat zo ontstond in de afgelopen decennia wordt nu gevuld door duizenden madrassa’s, waarvan een flink aantal er zeer extreme ideeën erop nahoudt. Sommige madrassa’s leiden zelfmoordenaars op, gefinancierd door Saoedi-Arabië.’
Veel Pakistaanse Taliban-strijders, die lang in het noordwesten van het land verbleven, zijn noodgedwongen de grens overgestoken na offensieven door het Pakistaanse leger tussen 2009 en 2016. Het ging om de groene valleien in Swat en het bergachtige Waziristan, dat tegen de Afghaanse grens aan ligt. Ook Taliban-leider Mullah Fazlullah moest daardoor uitwijken. Het feit dat kopstukken meestal de dans ontspringen, voedt de geruchten dat de jihadisten worden gewaarschuwd bij een op handen zijnde operatie. Opgeteld bij de buitenlandse financiering van terrorisme, lijkt rust voorlopig een illusie, zegt Immig: ‘Die strijd gaat nog heel lang duren. Ondanks de iets toegenomen welvaart en de sinds jaren iets stabielere economie is daarmee het radicalisme niet automatisch uitgebannen.’
Zowel de ambassade van Pakistan in Den Haag als verschillende Pakistaanse moskeeën bleken na meerdere telefonische pogingen en via e-mail niet bereikbaar voor commentaar. Een bestuurslid dat zich volgens de moskee bezighield met publieke relaties verwees naar de voorzitter voor commentaar. Dat omdat hij de Nederlandse taal niet machtig was en ook in het Engels niet uit zijn woorden kwam. Deze voorzitter bleek, wederom, niet bereikbaar.