Home Wereld Nederlanders in Amerika: ‘Ik kan zelf klompen maken’

Nederlanders in Amerika: ‘Ik kan zelf klompen maken’

Foto's: Mike Hofman
Assimileren of integreren? Turkse en Marokkaanse Nederlanders worstelen er soms mee, maar ook voor Nederlandse migranten is assimilatie niet vanzelfsprekend. In Orange City worden de typische Nederlandse tradities in ere gehouden. De Kanttekening sprak daarover historici en bewoners van Orange City.

Soms wordt de Nederlandse cultuur door emigranten geëxporteerd en geconserveerd in het emigratieland. Een bekend voorbeeld daarvan is de Kerstman die in de Verenigde Staten ontstaan is doordat Nederlandse migranten vasthielden aan het Sinterklaas-feest. De Nederlandse traditie versmolt met het Amerikaanse kerstfeest en de figuur van Sint-Nicolaas evolueerde met enkele aanpassingen tot de Kerstman. Chinatown’s en Little Italy’s ontstaan uit heimwee naar het herkomstland. Zo zijn er met name de afgelopen honderd jaar ook verschillende Hollandse dorpen en steden ontstaan in onder meer Canada, Amerika, Brazilië en Indonesië. In veel van die plaatsen worden de Nederlandse tradities hoog gehouden. Het is een bekende reflex: emigranten die in het nieuwe land sterker dan de achterblijvers vast houden aan bepaalde gewoontes. De nadruk ligt vaak op de stereotype Nederlandse folklore. Eén van de bekendste voorbeelden is Orange City in de Amerikaanse staat Iowa. Daar wordt nog ieder jaar een tulpenfestival georganiseerd, waarbij mensen klompen dragen, poffertjes eten en zich hullen in traditionele klederdracht. Zelfs de huizen zijn deels aangepast aan de stijl van het oude Holland.

Meestal worden deze tradities in stand gehouden door de oudere generatie, die nog uit Nederland komt of nog familie kent in Nederland. Hun kinderen en kleinkinderen spreken al geen Nederlands meer en maken zich er minder druk om. Datzelfde geldt voor veel nieuwe emigranten. Volgens Marlou Schrover, hoogleraar Migratiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden, proberen migranten zo de wereld waar zij of hun voorouders vandaan komen te recreëren. ‘Het is een poging om vast te houden aan de wereld die ze verloren hebben, uit een soort heimwee en nostalgie. Je ziet het bij Nederlanders die in de jaren vijftig of zelfs eerder naar landen als Australië, Canada en Amerika zijn vertrokken. Het is een fictief idee van hoe onze samenleving eruit ziet, een beetje zoals het lang geleden gebeurde, maar nu niet meer. Als die mensen dan terug komen naar ons land voor een bezoek, dan zien ze dat het er ook niet meer uitziet zoals ze het zich herinnerden. Ze houden zich vast aan iets dat heel traditioneel en clichématig is. Men gaat dan samen erwtensoep eten en men importeert carnavalskostuums en vitrage. Ze houden vast aan tradities, maar wel met een buitenlands tintje, waardoor het al niet meer zo Nederlands is. Vooral oudere generaties hebben een bevroren beeld van Nederland.’[blendlebutton]

Leo Lucassen, Directeur Onderzoek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam en hoogleraar Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, sluit zich daar deels bij aan, maar nuanceert het beeld ook een beetje. ‘Het gebeurt inderdaad wel, maar als je daar beter naar kijkt dan moet je dat toch vooral zien als een symbolische etniciteit. Men afficheert zich wel met de symbolen van het land van herkomst, maar als je dieper kijkt dan valt het wel mee en is er slechts een kleine groep die dit doet. Ze spreken geen Nederlands, ze zijn niet getrouwd met Nederlanders en gaan er niet veel mee om, dus in het dagelijks leven zijn het gewoon Amerikanen, maar wel met een Nederlands tintje. Dat tintje mogen ze graag uitventen en dat doen ze ook omdat het in Amerika interessant wordt gevonden. Veel Amerikanen vieren hun etniciteit, of dat nou Nederlands of Iers is. Maar als je dan naar de stamboom kijkt dan komt er bijna geen Nederlander in voor. Mensen zijn zich vaag bewust van hun herkomst en kiezen daar dan iets interessants uit. Maar zodra ze gemengd gaan trouwen dan verdwijnt het gevoel heel erg snel.’ Volgens Lucassen ligt het ook aan de omgeving, bijvoorbeeld of er veel gelijkgestemden zijn. ‘Het is belangrijk hoe groot de sociale en culturele afstand van migranten en hun nakomelingen is. Als je in Namibië woont en je bent blank, dan ben je daar anders dan als je in Londen gaat wonen. Hoe groter de afstand is en blijft, hoe groter ook misschien wel de behoefte om je op je eigen etnische rots terug te trekken. Als mensen in een meer geïsoleerde gemeenschap terechtkomen, dan houden ze wat meer vast aan de Nederlandse tradities. Zo is bekend dat Nederlanders die lang geleden naar Brazilië gegaan zijn en daar de gemeente Holambra hebben opgericht, zich nog steeds als Nederlanders zien, maar ze spreken nauwelijks Nederlands en hun kinderen al helemaal niet. Dus meestal, waar dan ook ter wereld, heeft het alleen een symbolische waarde.’

Schrover ziet dat ook zo. ‘Het is ook de vraag in hoeverre je een band met Nederland onderhoudt als je stroopwafels eet of naar een tulpenfestival gaat. Ik betwijfel dat ten zeerste. Ze vieren het wel, maar ik vraag me af of het essentieel is of niet meer dan een grap en een vorm van vrijetijdsbesteding. Het is dus wel een bewuste keuze die ze maken, maar of het nou heel belangrijk is voor wie ze zijn dat vraag ik me af. Hun plaats in de samenleving wordt niet bepaald doordat ze Nederlands zijn. Het is dus meer een symbolische identiteit dan een primaire. Zo’n tulpenfestival is natuurlijk ook iets commercieels, dat door lokale overheden gebruikt wordt om toeristen te trekken.’

Toch is het vooral voor de oudere generaties in het buitenland nog belangrijk om stil te blijven staan bij de Nederlandse tradities. John Buntsma was twee jaar oud toen hij uit Nederland vertrok. Samen met zijn ouders verhuisden hij eerst naar Canada en iets later naar de Verenigde Staten. Daar woont hij al jaren in Orange City. In de jaren zeventig heeft hij tijdelijk bij zijn familie in Nederland gewoond, waar hij Nederlands heeft geleerd. Hij spreekt Nederlands met een zwaar Amerikaans accent. Buntsma: ‘Mijn familie is in de jaren vijftig verhuisd vanwege werk. De economie in Nederland was niet best, daarom zijn we vertrokken. Veel mensen met Nederlandse wortels wonen al heel lang hier. We houden de ouderwetse Nederlandse cultuur en tradities in ere. We vieren ieder jaar Kerst en Sinterklaas. Nog ieder jaar organiseert men hier het tulpenfestival, waar veel mensen op af komen. In oude Volendamse klederdracht duw ik dan een viskarretje en roep naar mensen in het Nederlands. We hebben wat winkeltjes met Nederlandse producten en we eten Nederlandse dingen, zoals boerenkool, erg lekker, daarnaast hebben we speciale gebouwen aangepast naar Nederlandse huizen uit 1900.’

Het tulpenfestival in Orange City is een grote publiekstrekker, het wordt dit jaar voor de 78ste keer georganiseerd. De organisatie is in handen van Mike Hofman. ‘We zijn dit festival begonnen om de tradities van Nederland te kunnen behouden en om het bestaan van de tulp te vieren, dat betekent veel voor de inwoners van deze stad. In de jaren dertig van de vorige eeuw woonden hier veel Nederlanders. Orange City is nog steeds een plek met veel Nederlanders en Nederlandse tradities. De inwoners vinden het leuk om de authentieke kostuums te zien, ze zijn er dol op’, zo vertelt Hofman, die zelf in Amerika is geboren, maar nog verre familie heeft in Nederland. Hij hoopt dat het festival nog lang blijft bestaan. ‘Veel mensen hier voelen nog steeds een sterke binding met Nederland, de moeite die het hen heeft gekost om hier te komen, je kan dat niet zomaar uitwissen. Ik heb zelf Nederlandse familie, mijn overgrootvader is vanuit Nederland hier naartoe gekomen. Mijn grootvader heeft gepreekt voor een kerkgemeenschap in Orange City, hij preekte in het Nederlands. Ik spreek het zelf niet, maar Amerikanen zijn geïnteresseerd in de verschillende Nederlandse culturele dingen, zoals klompen, poffertjes, windmolens en tulpen. Ik kan zelf klompen maken en dat laten we uitgebreid zien tijdens het festival. We kijken ook wel naar ontwikkelingen in Nederland en spelen daar op in, maar het is toch veelal de oude folklore die we laten zien, dat is waar de mensen van houden.’

Buntsma vindt het vast houden aan Nederlandse tradities niet in strijd met integratie, trots zijn op je afkomst staat daar los van zegt hij. ‘We doen dit omdat we blij zijn dat we uit Nederland komen en Nederlandse wortels hebben. We hebben nog wat Nederlands bloed in ons en dat willen we graag laten zien. Voor mezelf is het ook een beetje uit nostalgie. Het organiseren van het tulpenfestival brengt weer een hoop geld in het dorp, omdat er veel mensen op afkomen. Dat is ook een belangrijke reden om het te doen. Ik volg nog steeds de Nederlandse kranten, ik heb er familie wonen dus ik blijf graag op de hoogte. Ik ben blij dat ik een Nederlander ben. Ik heb geen Nederlands paspoort meer, maar ik voel me nog wel Nederlander, dat zal altijd zo blijven.’

Emigranten onthouden volgens Schrover vooral de positieve dingen van Nederland en ze vergeten de reden van hun vertrek. ‘Vroeger vertrokken mensen vaak, omdat ze vonden dat Nederland te klein, benauwend of te bekrompen was. Ze vertrokken, omdat ze een negatief beeld van ons land hadden, maar op het moment dat ze in een ander land wonen zie je vaak dat alle positieve associaties met Nederland boven komen drijven. Dat is wel frappant. De oudere generaties hebben een bepaald idee van de Nederlandse samenleving, maar de nieuwkomers hebben daar weer een heel ander idee over. Zo evolueert dat beeld en gaat het een eigen leven leiden.’

Over het algemeen integreren Nederlandse migranten goed zegt Lucassen. ‘Verreweg de meesten zijn echt inwoners van het land geworden waar ze naar toe vertrokken zijn en hun kinderen en kleinkinderen zijn dat ook. Tenzij je institutioneel apart wordt gehouden door een land en daar een aparte status krijgt, ook juridisch. Dan blijven die tradities langer levend. Maar dat gebeurt niet in landen als Amerika, Canada of Australië, daar worden Nederlanders echt burgers.’ Het maakt volgens Lucassen daarbij niet uit of mensen recent zijn weggegaan of al veel eerder. ‘De meeste mensen verlaten Nederland niet met het idee om nooit meer terug te komen. De meeste keren weer terug en hebben niet de intentie zich definitief ergens te vestigen. Het fluctueert nu wel meer dan vroeger. Vroeger was het vaak via een kerk georganiseerd, waardoor er al een onderlinge band was voordat ze vertrokken en daarom dan vaak op dezelfde plek terechtkwamen. Nu vertrekken mensen minder collectief en kunnen ze best ergens een netwerkje opzetten, om elkaar te helpen of om een winkeltje op te zetten, maar het blijft vluchtig. Zodra ze zich ergens vestigen en kinderen krijgen verdwijnt het contact met het thuisfront meestal.’

De opstelling van het herkomstland speelt ook een belangrijke rol. ‘Bijvoorbeeld als de staat mensen nog steeds als staatsburgers beschouwd en het in een bepaalde mate belangrijk vindt om de band met inwoners aan te houden’, zegt Lucassen. ‘Een land als Turkije doet dat heel duidelijk, het blijft zich met Turken over de hele wereld bemoeien. Nederland heeft dat nooit echt gedaan. Als Nederlanders ergens anders wonen, dan zijn ze voor onze staat inwoners van dat land. Dat verklaart waarom Nederlanders in het buitenland, voor zover ze zich al apart opstellen, een minderheid zijn, maar wel een heel zichtbare minderheid.’ Schrover wijst daarbij ook op de rol die consulaten en ambassades vervullen. ‘Die organiseren nog steeds feesten rondom de typische Nederlandse feestdagen, zoals Koningsdag. Ze nodigen dan Nederlanders uit. Daarnaast brengen ze Nederlanders met elkaar in contact als ze vragen hebben. Maar de migratie is nu veel minder grootschalig, de overheid heeft geen groot belang om zich te bemoeien met de wijze waarop deze migranten integreren.’[/blendlebutton]