Steeds vaker duiken er berichten in de media op dat christelijke scholen hun tradities afzwakken om moslimleerlingen niet voor het hoofd te stoten. ‘Islamisering!’ wordt er dan geroepen. Schoolbestuurders van christelijk onderwijs herkennen zich daar niet in. De Kanttekening sprak betrokkenen.
Enkele weken geleden meldde het AD dat christelijke scholen de paasvieringen afzwakken om moslims te behagen. Als concreet voorbeeld werd het afbreken van de paasstokken genoemd op de Jan van Nassauschool in Den Haag. In de Haagse gemeenteraad werd daarover een spoeddebat aangevraagd door de PVV. PVV-raadslid Elias van Hees sprak in de Telegraaf van ‘verraad aan onze cultuur’. ‘Pasen wordt te grabbel gegooid vanwege de islam’, aldus Van Hees. Het incident staat niet op zichzelf, eerder ontstond er media-ophef over een school die niet langer een kerstboom plaatste met kerst en over scholen en bedrijven die kozen voor de namen ‘winterdiner’ en ‘vrolijk voorjaar’ in plaats van kerstdiner en vrolijk Pasen. Ook in België ontstond begin dit jaar ophef toen het katholiek onderwijs bekend maakte dat zij het examenrooster gaat aanpassen voor ramadan. Kortom in de politiek en in de media maakt men zich in toenemende mate zorgen om ‘islamisering’ en ‘verloedering van de christelijke cultuur’. Maar wat vinden de bestuurders van het christelijk onderwijs in Nederland eigenlijk van deze discussie? Nico Dullemans is adviseur identiteit van Verus, een vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs waar zo’n vierduizend christelijke scholen bij zijn aangesloten. Hij zegt: ‘Christelijke scholen bepalen zelf de mate waarin zij christelijk zijn. De christelijke scholen zijn weliswaar aangesloten bij onze vereniging, maar die organisatiestructuur is niet hiërarchisch. De schoolbesturen kunnen bij ons terecht voor advies over hun christelijke identiteit, maar wij zijn er niet om er op toe te zien of een school nog wel christelijk is.’
Het gegeven dat deze scholen zelf de randvoorwaarden voor christelijk onderwijs vaststellen heeft ertoe geleid dat scholen sterk verschillen in de manier waarin zij de christelijke identiteit vormgeven. Op een school met veel moslimleerlingen in een grote stad kan dat anders gaan dan op een school in de Bijbelgordel. ‘De christelijke identiteit neemt daar soms een andere vorm aan. De inhoud wordt dan meer impliciet en wordt vertaald in waarden. De geloofsoverdracht vermindert. Ouders met bezwaren: daar wordt altijd aandacht aan besteed omdat de school goede relaties nodig heeft, anders kan zij haar werk niet goed doen.’ Ook wordt er rekening gehouden met islamitische feestdagen zegt Dullemans. ‘De verkleuring van scholen in multiculturele wijken begon al in de jaren tachtig, die scholen hebben zich daar geleidelijk op aangepast. Dat er nu zoveel ophef over is in de media en de politiek heeft te maken met dat het maatschappelijke klimaat veranderd is. Voor de meeste leraren en schoolbesturen is dit een oude discussie die zij al lang achter zich hebben gelaten.’
Hoewel Dullemans bevestigt dat christelijke scholen ook rekening houden met moslimouders, spreekt hij het beeld dat het onderwijs islamiseert tegen. ‘Dat beeld is eenvoudig te weerleggen. Ten eerste vormen de moslimouders die hun kinderen naar een christelijke school sturen geen homogene gemeenschap. Binnen moslimkringen lopen de opvattingen sterk uiteen. Ten tweede komen de moslimkinderen op een christelijke school juist in aanraking met de christelijke cultuur en religie en dat is een meerwaarde. Bovendien is het zo dat de meerderheid van de moslimouders een christelijke of openbare school verkiest boven een islamitische school.’
Volgens Dullemans zijn er in Nederland honderden christelijke scholen waarvan zeker 80 procent van de leerlingenpopulatie bestaat uit moslims. Ook de voorzitter van de Nederlandse Katholieke Schoolraad (NKSR) Titus Frankemölle gelooft niet in het gevaar van islamisering van katholieke scholen al keurt hij het incident met de afgebroken paasstokken wel af. ‘Het bericht dat volgens het AD paasstokken zouden worden afgebroken om moslimleerlingen gewillig te zijn, gaat mij te ver. Dan verloochen je je eigen identiteit. Het is belangrijk om te weten waarom we Pasen vieren.’ Hoewel Frankemölle bevestigt dat dit een spanningsveld op kan leveren vindt hij het onzinnig om moslimleerlingen om die reden te onthouden van christelijk onderwijs. ‘Katholiek onderwijs is doorheen alle eeuwen altijd inclusief onderwijs geweest. Iedereen is van harte welkom, maar je moet wel de rooms-katholieke identiteit van de school willen onderschrijven. Je zult dus ook gewoon mee moeten doen met alle activiteiten, die voor iedereen bedoeld zijn. Als je dan toch liever een islamitische school wilt bezoeken, dan kan dat in ons land. We kennen immers sinds precies honderd jaar vrijheid van onderwijs.’
Toch is het voor moslimouders niet altijd mogelijk om te kiezen voor islamitisch onderwijs. Dat blijkt uit het verhaal van de Afghaanse Nederlander Yildiz Rahimi en haar broer Han. Zij ontvluchten als kind hun land en kwamen rond de eeuwwisseling terecht in Limburg. Beiden doorliepen het katholiek onderwijs omdat er in de directe omgeving geen andere optie mogelijk was.
Yildiz kijkt met gemengde gevoelens terug op haar tijd op de katholieke basisschool. ‘Ik was de enige moslim in de klas. Ik voelde me een beetje gevangen tussen twee culturen. Elke woensdag gingen we met de klas naar de kerk. Ik zag mijn klasgenootjes dan de hostie eten en ik werd nieuwsgierig ik wilde weten hoe het smaakte. Ze zeiden dan om mij te pesten dat het super lekker smaakte.’ Het was voor Yildiz niet altijd even makkelijk om dingen te plaatsen. ‘Ik kreeg veel vragen over mijn eigen geloof, ik vroeg me af waarom het anders was op school dan thuis, mijn ouders merkten dat ook, toen hebben mijn ouders gevraagd of ik tijdens Godsdienstles iets anders mocht doen omdat het verwarrend voor mij was. Dat mocht gelukkig.’
Haar broer Han was al te oud voor de basisschool, maar hij ging wel naar een katholieke middelbare school. Ook hij merkte verschillen op tussen thuis en wat er op school verteld werd. ‘Ik kan me nog goed herinneren dat we naar een anti-abortusfilm moesten kijken tijdens Levensbeschouwing. De abortus werd letterlijk in beeld gebracht, je zag hoe de benen, de romp en het hoofdje verdwenen. Er was in die les weinig ruimte om pro-abortus te zijn terwijl ik van thuis had meegekregen dat je volgens de islam tot en met de tweede maand van de zwangerschap abortus mag plegen’, aldus Han. Toch heeft hij ook goede herinneringen aan zijn schooltijd. ‘Wat ik als erg positief heb ervaren is dat alle leraren veel respect hadden voor mijn geloof. Ik kreeg op een gegeven moment zelfs een eigen sleutel van het Scheikundelokaal zodat ik daar kon bidden als ik wilde. Het lokaal had een wasbak, ik deed daar dus ook de rituele wassing.’
Broer en zus Rahimi waren als moslim sterk in de minderheid op hun katholieke scholen in Limburg, maar daarin zijn zij volgens Dullemans de uitzondering op de regel. ‘De meeste katholieke scholen worden in meerderheid door niet-katholieken bezocht. Dat is niet iets waarover Rome zich zorgen maakt. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) werd katholiek onderwijs geformuleerd als: een dienst doen aan de samenleving. Wat vooral belangrijk wordt gevonden is dat het kind zich thuis voelt.’
Frankemölle denkt er ook zo over, hij omschrijft katholiek onderwijs als volgt: ‘Katholieke scholen vormen in de eerste plaats de hele mens. De vorming staat altijd voorop. Bovendien ben je meer dan alleen een stel hersenen. Je bent een persoon, die betrokken is op anderen. Je ontwikkelt je als leerling tot een zelfstandige en verantwoordelijke burger, die kiest voor het goede.’
Frankemölle ergert zich aan de manier waarop politici als Geert Wilders en Thierry Baudet denken het christendom te verdedigen door hun zorgen te uiten over ‘de teloorgang van het christendom’. ‘Deze mensen weten in hun onkunde en negativisme niet waarover ze spreken en, nog erger, ze maken op een schandalige manier bewust misbruik van het christendom voor hun eigen politiek gewin. Het is juist tegen zulke politieke waanideeën, waartegen het katholiek onderwijs zich verzet. Dit soort anti-christelijke tendensen zijn geen dienst aan de samenleving, omdat zij diagonaal ingaan tegen de kern van ons handelen: liefde!’, aldus Frankemölle. Ook Dullemans vindt dat wij ons geen zorgen hoeven te maken over de christelijke scholen in Nederland. ‘Christelijk onderwijs hoeft niet verdedigd te worden, goede wijn behoeft geen krans, maar onderwijsvrijheid als grondrecht moet wel worden verdedigd. Grondrechten mogen niet worden verminderd of afgeschaft.’
We hoeven dus volgens Frankemölle en Dullemans niet bang te zijn dat katholiek en ander christelijk onderwijs binnenkort verdwijnt. Maar hoe zit het dan met de moslimleerlingen die christelijk onderwijs genieten? Is er een kans dat zij zich bekeren tot het christendom? Volgens Frankemölle is die kans heel klein. ‘Mij zijn geen gevallen bekend van niet-christelijke leerlingen, die na het bezoeken van katholieke scholen toetreden tot de Rooms-Katholieke Kerk. Evangelisatie en bekering spelen in het katholiek onderwijs geen enkele rol. Deze taak is weggelegd voor de parochies. Voor de parochies geldt als uitgangspunt, dat je getuigt van de levende Christus door te vieren, te verkondigen en door de werken van barmhartigheid te doen, maar niet anderen probeert te overtuigen. Die taak is voorbehouden aan Onze Lieve Heer zelf. Wij zaaien en God oogst!’