Home Columns ‘En toen gebeurde het. Ik nam een slokje water’

‘En toen gebeurde het. Ik nam een slokje water’

Elf jaar geleden deed ik, na een boycot van tien jaar, weer mee met de ramadan. Het voelde voor mij, maar ook voor familieleden en vrienden, als de zalige terugkeer van de verloren zoon.

Het roerige begin van deze eeuw – met de aanslagen op de Twin Towers in New York, de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en de westerse invasies in Afghanistan en Irak – was verwarrend voor een islamitische migrantenzoon.

Aan wiens kant sta je? Ben je een moslim of een Nederlander? Of de Turkse versie daarvan: ben je eerst Turks en daarna moslim? Of eerst moslim en daarna Turks? Het voelde alsof er van alle kanten aan mij werd getrokken en geduwd.

‘Het voelde alsof er van alle kanten aan mij werd getrokken en geduwd’

In 2003 kreeg ik een black-out, toen ik een referaat hield als geschiedenisstudent aan de Universiteit Leiden. Het vasten (als enige in de klas) was mij even teveel geworden. Gelukkig mocht ik van de docent naar het toilet om mij ‘op te frissen’. De witte studenten die giechelden toen ik wegliep kan ik nog steeds horen. ‘Waarom moest je nou precies op deze dag vasten?’, zei ik tegen mezelf in de spiegel, teleurgesteld en boos.

Ik las in die jaren regelmatig over ‘kansloze allochtonen’ op de arbeidsmarkt en over ‘probleemwijken’, berichten die ik demotiverend vond. Ik pendelde elke dag van Slotervaart naar hartje Leiden om daar colleges te volgen, met het oog op een succesvolle toekomst.

‘En toen gebeurde het. Ik nam een slokje water’

En toen gebeurde het. Ik nam een slokje water en brak die dag niet alleen met de ramadan maar ook met de islam. Een diepe snee in mijn religieuze wortels, die nog steeds pijn doet. Ik liep weer terug naar de klas en nam vooraan plaats. De docent keek me verbaasd aan. ‘Wil je doorgaan?’ En of ik dat wilde doen. Ik praatte weliswaar niet als Brugman, maar had me wel voorbereid en wist mijn presentatie succesvol af te ronden. Ik kreeg zelfs complimentjes van die giechelende meiden in de klas.

De breuk met de ramadan was het startschot voor mijn verandering. En omdat ik het niet zo goed kon verwoorden, al helemaal niet in het Turks, praatte ik niet meer met mijn vader of broer. Ze hadden me niks te bieden, dacht ik.

‘Veel beter toch dan een stinkende ramadanbek in de trein?’

De boeken die ik las waren een vlucht uit de omstandigheden waarin ik me bevond. Ik fantaseerde over een intellectuele lancering uit Amsterdam Nieuw-West, naar een plek aan tafel bij Pauw & Witteman. Veel beter toch dan een stinkende ramadanbek in de trein?

Tja, dat viel dus vies tegen. Nederland was te klein en krampachtig voor al die afgestudeerde allochtonen met een grote mond. Vijf jaar gestudeerd en een masterscriptie over de Armeense genocide op zak, maar nog steeds zat ik tussen de werkloze Marokkanen en Turken.

Ik was veranderd. Ik had gekozen voor Nederland en ‘vrijheid’, maar Nederland niet voor mij. Zo voelde het althans.

In 2013 liet ik een baard staan en ik deed weer mee aan de ramadan. Ik kreeg vrede met mijn islamitische en Turkse roots. Met mijn broeders en zusters, die ondanks alles er het beste van wilden maken in Nederland.

‘Integratie moet van twee kanten moet komen’

Met een nieuwe activistische drive raakte ik overtuigd van het feit dat ‘integratie’ van twee kanten moet komen. Gelijk oversteken, terwijl elke vorm van racisme wordt bestreden. En dan heb ik het niet alleen over antisemitisme, waar moslims categorisch van worden beticht, terwijl ze vaak slechts kritiek op de staat Israël hebben. Je bent toch ook niet meteen islamofoob als je de Turkse staat bekritiseert?  

Het doet me verdriet dat er na twintig jaar weinig is veranderd, en rechtse politici en media mij en andere allochtonen nog steeds weten te segregeren van onze witte generatiegenoten. Dat is helaas de realiteit waarin we leven. Maar goed, vrij vertaald naar de rapper DMX zeg ik dan: ‘To live is to suffer. To survive, well, that’s to find meaning in the suffer’. 

Fijne ramadan allemaal!