Bij welvaart denken we vaak in materiële termen, zoals geld. Maar wat als we niet naar geld kijken, maar naar het welzijn en het geluk van mensen? Dit idee circuleert al minstens dertig jaar in de academische wereld, maar werd recentelijk wereldnieuws nadat de overheid van Nieuw-Zeeland twee weken geleden een wellbeing-begroting presenteerde. Die begroting legt de nadruk op het geluk van de Nieuw-Zeelandse burger, niet op kapitalistische winsten. Moet de Nederlandse overheid ook zo’n begroting presenteren? Dit hangt af van hoe je het bekijkt, want ons land behoort tot de gelukkigste landen op aarde.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft koning Jigme Singye Wangchuk van Bhutan het begrip Bruto Nationaal Geluk (BNG) gemunt. Hij stelde dat het BNG belangrijker is dan het Bruto Nationaal Product (BNP), de belangrijkste internationale indicator om de economisch welvaart te meten. Sinds 2008 heeft Bhutan het BNG zelfs in de grondwet verankerd. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) van Bhutan heeft als taak om het BNG van de ongeveer 750.000 inwoners van dit kleine koninkrijk in de Himalaya te meten. Door middel van een vragenlijst wil het onderzoeksbureau bijvoorbeeld weten hoeveel uren de onderdanen aan het werk zijn, hoeveel geld ze in hun gemeenschap besteden, hoe vaak ze hun familie zien en of ze hun buren vertrouwen.
Volgens Wikipedia is het BNP ‘de totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die in een bepaalde periode (meestal een jaar) door een bepaald land wordt geproduceerd’. Het BNP per hoofd van de bevolking staat symbool voor hoe welvarend een land is. Toch is er kritiek op deze manier van meten. Niet alleen Bhutan en Nieuw-Zeeland, maar ook wetenschappers – met name filosofen en sociale wetenschappers – hebben al jaren kritiek op het BNP en andere financiële indicatoren als maatstaf voor welvaart.
In Nederland wordt er dagelijks gemopperd, vooral door politici, opiniemakers en twitteraars
De bekendste kritiek komt van de Indiase econoom en filosoof Amartya Sen, de oprichter van de zogenaamde capability approach, of capabiliteitsbenadering. Volgens deze eminente professor en denker moet het welzijn van mensen niet aan de hand van materiële condities worden gemeten, maar aan de hand van hun politieke, economische en culturele vrijheden. Met andere woorden: als het BNP per hoofd van de bevolking hoog is, maar de bewoners krijgen geen fatsoenlijk onderwijs, hebben onvoldoende toegang tot de gezondheidszorg en er zijn nauwelijks politieke vrijheden, dan kun je dat land niet als ontwikkeld beschouwen.
Amartya Sen is een inspiratiebron voor de VN-index voor menselijke ontwikkeling, een lijst die landen niet rangschikt op basis van het BNP per hoofd, maar op het vermogen om hun bewoners te voorzien van een lang en gezond leven, goed onderwijs en eerlijke verdeling van het inkomen. Daarnaast heeft de Indiase geleerde met andere wetenschappers de intellectuele basis gelegd voor het World Happiness Report. Deze ranglijst meet geluk aan de hand van indicatoren als vrijheid, gebrek aan corruptie, inkomen, gezond en lang leven, sociale steun en vrijgevigheid. Bhutan staat – helaas – op plek vijfennegentig. De Scandinavische landen Finland, Denemarken en Noorwegen trekken deze lijst, Nederland doet het op plek vijf niet slecht. Nieuw-Zeeland neemt de achtste plek in.
In Nederland wordt er dagelijks gemopperd, vooral door politici, opiniemakers en twitteraars. Hierdoor zou je bijna vergeten dat het leeuwendeel van de Nederlanders best gelukkig is. Volgens een recent rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geven Nederlanders hun leven een 7,7. Dit is hoger dan het Europese gemiddelde van 7,1. Als we de genoemde VN-ranglijst voor geluk moeten geloven, dan kunnen de koning van Bhutan en de minister-president van Nieuw-Zeeland beter een bezoekje aan Nederland brengen – om te leren hoe ze de inwoners van hun land nog gelukkiger kunnen maken.