Home Nieuws Docent Universiteit Utrecht: ‘Ik durf geen Mohammed-cartoons te tonen’

Docent Universiteit Utrecht: ‘Ik durf geen Mohammed-cartoons te tonen’

Het academiegebouw van de Universiteit Utrecht, gelegen aan het Domplein (Beeld: Wikimedia Commons / Edoderoo)

Filosoof en universitair docent Floris van den Berg doet aan zelfcensuur, vertelde hij zaterdag op de jaarvergadering van ‘vrijdenkersvereniging’ De Vrije Gedachte. ‘Ik moet bekennen: ik durf in mijn lessen geen Mohammed-cartoons te laten zien.’

Afgelopen zaterdag hield De Vrije Gedachte een Zoom-bijeenkomst, samen met het Atheïstisch Verbond. Beide verenigingen maken zich zorgen over de vrijheid van meningsuiting in ons land, die volgens hen door reactionaire gelovigen en door een zogenoemde ‘cancel culture’ bedreigd wordt.

‘Je kunt en mag Zwarte Piet racisme vinden en de grappen van Johan Derksen veroordelen, maar het is een slechte zaak als zijn mond wordt gesnoerd’, zei een van de deelnemers aan de Zoom-meeting. De grens van de vrijheid van meningsuiting liggen pas bij het oproepen tot geweld, vonden de deelnemers.

Classicus Anton van Hooff zei het oneens te zijn met Parool-columnist Theodor Holman, die de vrijheid van meningsuiting onlangs omschreef als de vrijheid om te kunnen beledigen. ‘Als ik Theodor Holman voor pedofiele SS’er uitmaak, zou hij dan tegen mij zeggen: ‘Dat is ook maar een mening?’’

Filosoof en universitair docent Floris van den Berg (Universiteit Utrecht) vertelde dat hij in zijn werk niet alles meer durft te zeggen. ‘Ik moet bekennen, ik durf in mijn lessen geen Mohammed-cartoons te laten zien. Straks verschijnt er een filmpje van mijn les op internet en word ik ook onthoofd door een fundamentalist. Helaas, het dreigen met geweld helpt. Ik doe aan zelfcensuur.’

Tijdens de Zoom-meeting werden ook enkele stellingen voorgelegd. 94 procent van de aanwezigen beaamde dat Mohammed-cartoons op school getoond moeten mogen worden. 67 procent reageerde instemmend op de stelling: ‘Wie vindt dat deze niet vrij getoond mogen worden past niet in onze samenleving.’