Home Opinie ‘Er valt nog zoveel te bespreken met China’

‘Er valt nog zoveel te bespreken met China’

Voetgangers op de ruim zesduizend kilometer lange Chinese Muur in het noordoosten van China. Beeld: Pixabay.

De dialoog met China afkappen geeft misschien een gevoel van schone handen, maar daarmee zijn we nog niet van die nieuwe wereldmacht af. Juist vanwege alle meningsverschillen is het een goede zaak dat minister Hoekstra deze week China bezoekt.

Vandaag is de laatste dag van het tweedaagse bezoek van minister Hoekstra van Buitenlandse Zaken aan Beijing. Hier en daar wordt openlijk getwijfeld aan nut en noodzaak van zijn bezoek. Critici wijzen erop dat ruim vier decennia politiek van samenwerking en handel op gebieden als oneerlijke concurrentie, economische chantage, kennisveiligheid, de mensenrechtensituatie in Tibet, Xinjiang en Hongkong, en dreiging met militaire ketelmuziek jegens Taiwan, weinig heeft opgeleverd.

En dat klopt. China is uitgegroeid tot de tweede economie ter wereld en is zo’n beetje van ieder land ter wereld een grote handelspartner geworden. Herwonnen zelfvertrouwen heeft ertoe geleid dat China’s leiders (en trouwens ook veel gewone Chinezen) zich niet meer de les laten lezen door het buitenland en het vertikken nog langer te doen wat anderen graag willen. China First!

Die ongemakkelijke realiteit heeft de afgelopen vijf jaar in het Westen geleid tot een verharding in de houding ten opzichte van China. Nederland weert Chinese technologie uit zijn vitale telecommunicatienetwerk, geeft geen exportvergunningen meer af voor de modernste chipmachines. Gemeentes en provincies verbreken vriendschapsbanden en er is zelfs een universiteit die geen enkele Chinese promovendus met een staatsbeurs meer aanneemt, ook niet als die bijvoorbeeld onderzoek naar kankerdiagnostiek doet.

‘Soms slaat die vrees door in regelrechte Chinafobie’

We zijn teleurgesteld in China. Teleurgesteld dat groeiende welvaart niet heeft geleid tot democratisering. Dat het land zich niet wil houden aan de internationale spelregels die het Westen na de Tweede Wereldoorlog heeft afgesproken. Dat de Chinese leiders zich niet scharen achter Westerse sancties tegen Poetin.

Bij veel mensen is die teleurstelling in angst overgegaan. Vrees dat China de wereld wil onderwerpen. Onze welvaart en manier van leven bedreigt. Een Derde Wereldoorlog ontketent omdat het Taiwan binnenvalt. Soms slaat die vrees door in regelrechte Chinafobie en wantrouwen we ieder boutje, moertje, schroefje of nippeltje Made in China. We vermoeden achter iedere Chinese promovendus een spion of menen dat iedere yuan die hier wordt geïnvesteerd onderdeel is van alomvattend plan ons economische vazallen van de Volksrepubliek te maken.

In zo’n klimaat is het niet gek dat wordt opgeroepen ons van China af te wenden. De vraag is of dat verstandig is. Onze verstandhouding tot China wordt vaak omschreven in de termen koopman of dominee. Maar onze band met China terugbrengen tot een keuze uit handel of principes is een karikatuur. De relaties met China zijn veelkleuriger dan dat. Naast koopman en dominee, betreffen die ook wetenschapper, douanier, opsporingsambtenaar, ecoloog, piloot, sporter of student, om er maar een paar te noemen.

Kappen met China geeft misschien moreel een goed schone-handengevoel, maar daarmee zijn we nog niet van China af. Meestal verandert het leven buiten de muren niet als je de slotbrug ophaalt. Het opbreken van de dialoog ontneemt ons niet alleen de kans om over twistpunten te spreken, het betekent net zo goed dat we het niet meer over onderwerpen met een gemeenschappelijk belang kunnen hebben. In de bilaterale relatie, maar evengoed wereldwijde problematiek, zoals het klimaat, milieu of vrede en veiligheid.

In de meeste Europese hoofdsteden is het besef inmiddels ingedaald dat ontkoppeling geen optie is. Wel de-risking, het voorkomen van overafhankelijkheid en ongewenste beïnvloeding en versterken van de kennisveiligheid. Europese leiders vliegen af en aan in Beijing, net zoals Chinese regeringsvertegenwoordigers hier de deur platlopen. Dat is niet omdat we uitgesproken zijn. Maar juist omdat er nog zoveel te bespreken valt. Het is een goede zaak dat de minister van Buitenlandse Zaken dat ook doet. Nu de premier nog.