Home Samenleving Cartoonisten spreken over vrijheid. ‘Als woke de overhand krijgt, stop ik ermee’

Cartoonisten spreken over vrijheid. ‘Als woke de overhand krijgt, stop ik ermee’

Jos Collignon: 'Elke ochtend ga ik er goed voor zitten. Wat wil ik zeggen? Hoe wil ik het zeggen?' (beeld: Jos Collignon)

In het kader van de Internationale Dag voor de Persvrijheid interviewt de Kanttekening de cartoonisten Jos Collignon en Ruben Oppenheimer. Zij liggen steeds vaker onder vuur, vertellen ze. ‘Ik word al jarenlang voor antisemiet uitgemaakt, maar ik ben nu ook een racist en een seksist.’

In het bijzonder cartoonisten maken zich hard voor het vrije woord, maar dat leidt ook tot spanningen. Collignon (de Volkskrant) en Oppenheimer (NRC, Algemeen Dagblad en De Limburger) hebben veel fans, maar ook veel vijanden gemaakt.

Jos Collignon (73) is al meer dan veertig jaar spotprenttekenaar. Sinds 1980 werkt hij voor de Volkskrant, waar hij na zijn pensionering nog steeds voor tekent. ‘Ik maak nu echter twee cartoons per week, in plaats van drie. Voor de Volkskrant heb ik in totaal tussen de zesduizend en zevenduizend tekeningen gemaakt. Toen ik bij de krant ging werken zat cartoonist Opland er nog. De krant was zijn speeltuintje en hij wilde mij wegwerken. Later kregen we wel een goede band.’

Collignon tekende daarnaast voor het satirische blad De Opstoot, waarvan maar dertien nummers verschenen, en voor de FNV. ‘Ik maakte zelfs een stripverhaal over CDA-kroonprins Elco Brinkman, die Ruud Lubbers zou moeten opvolgen als premier. Maar toen het CDA in 1994 dramatisch verloor en in de oppositie belandde, kwam er hier niets meer van terecht.’

Colligon houdt van satire, maar neemt zijn werk heel serieus. ‘De tekening maken is een flinke uitdaging. Ik vind de ambachtelijkheid belangrijk. Dat is voor mij ook de lol. De details die deze cartoon zo sprekend maken. Elke ochtend ga ik er goed voor zitten. Wat wil ik zeggen? Hoe wil ik het zeggen? Hoe maak ik mijn prent interessant? Soms is de cartoon heel snel af, soms duurt het wat langer.’

Jos Collignon (beeld: Jos Collignon)

Antisemitismebeschuldiging

Collignon won in 2009 de Inktspotprijs en in 2012 de Grote Prijs van Press Cartoon Europe. Dit neemt echter niet weg dat hij gedurende zijn carrière ook vijanden heeft gemaakt. Vooral zijn Israëlkritische cartoons hebben kwaad bloed gezet. Zo was er in maart 2012 veel commotie over een cartoon waarop een arm is te zien die een pak geld in de binnenzak van Geert Wilders stopt. In een tekstballon bedankt de PVV-leider de gulle gever in het Hebreeuws. Toenmalig PVV-Kamerlid Hero Brinkman, rechtsonder in beeld, vertaalt: ‘Dank u beleefd en maakt u zich geen zorgen.’

Collignons tegenstanders vonden deze cartoon antisemitisch, omdat Joden hier met heimelijke praktijken en geld zouden worden geassocieerd. Publicist Joost Niemöller zag in de cartoon zelfs bijna de opmaat tot een nieuwe Holocaust, en Robert Kopuit van de Joodse Omroep deed aangifte tegen de tekenaar. Nergens op de cartoon is echter een Joodse man of vrouw te zien, alleen maar een arm. De officier van justitie besloot mede daarom dat de cartoon niet strafbaar is, en de zaak werd geseponeerd.

In 2019 haalde Collignon opnieuw de woede van Israëlminnend Nederland over zich heen, met een cartoon waarin hij de Britse Labourpoliticus Jeremy Corbyn verdedigde die door zijn tegenstanders ervan werd beschuldigd te weinig tegen antisemitisme in zijn partij te doen. Collignon zou antisemitisme bagatelliseren en Corbyn voorstellen als een Messias, aldus het Nieuw Israëlietisch Weekblad.

Soms verkijk ik mij wel op situaties, en schat ik het toch net een beetje verkeerd in

De cartoonist zit er niet mee, vertelt hij. ‘De antisemitismebeschuldiging is vaste prik, zolang ik als cartoonist werk. Het is een hele valse truc, maar wel een die werkt. Ze willen Israëlcritici monddood maken door hen van antisemitisme te beschuldigingen en te linken aan de oorlog. Veel mensen zijn hier gevoelig voor, en gaan in dit valse narratief mee. Gelukkig is er nog nooit een cartoon van mij over Israël teruggetrokken.’

Marokkanen op scooter

Een cartoon van Collignon over Marokkaanse jongeren op een scooter die de wereldcup jatten daarentegen werd na ophef op Twitter wel van de Volkskrant-website gehaald, omdat die stigmatiserend zou zijn voor Marokkaanse Nederlanders. Maar de cartoon stond toen al wel in de papieren versie van die krant.

Spijt van deze cartoon heeft Collignon niet. ‘Soms verkijk ik mij wel op situaties, en schat ik het toch net een beetje verkeerd in. Maar dat overkomt iedereen. Ik ben blij dat ik cartoons maak voor een voldoende liberaal dagblad, dat mij uitingsvrijheid biedt.’ Dat de Volkskrant de gewraakte prent van de site haalde vindt hij overbodig. ‘Het terugtrekken van een cartoon door een krant is sowieso lastig, vanwege sociale media. Nu blijven alle cartoons online te vinden.’

Een cartoon in februari dit jaar over columnist Aaf Brandt Corstius leidde tot seksismeverwijten. Collignon: ‘Ik word al jarenlang voor antisemiet uitgemaakt, maar ik ben nu ook een racist en een seksist.’

Ook ziet Collignon kentering wat betreft zijn Israëlcartoons: ‘Nu premier Benjamin Netanyahu een fascistische koers inslaat vinden veel meer mensen hem fascistisch, ook mensen die vroeger heel kritisch waren over mijn Israëlkritische cartoons. Antisemitismeschreeuwers zijn nu in de verdediging, want in Israël zelf zijn er nu demonstraties tegen de regering. Dat bevalt mij wel.’

Conflict met Benali

Ruben L. Oppenheimer (48) maakt zich meer zorgen over de vrijheid van expressie dan Collignon, vooral naar aanleiding van het intrekken van de cartoon over Marokkaanse jongeren. ‘Dat de Volkskrant, zijn eigen krant, de stekker uit die cartoon trok, vind ik kwalijkere censuur dan wat overheden doen.’

Zelf heeft Oppenheimer meerdere keren meegemaakt dat cartoons van zijn hand zijn ingetrokken. Eerst door De Limburger, waarop hij besloot zijn samenwerking met de krant op te zeggen. ‘Pas toen er een nieuwe hoofdredacteur kwam, ben ik weer voor hen gaan tekenen.’

Ook NRC schrapte een keer een cartoon van Oppenheimer, toen hij de Libanees-Vlaamse schrijver en politicus Dyab Abou Jahjah tekende als de Disney-wolf Midas in een kostuum van een van de drie biggetjes. Van islamitische zijde kwam er kritiek op het feit dat Abou Jahjah was afgebeeld als varken. Dat zou islamofoob zijn, omdat varkens in de islam onrein zijn. ‘Nu is Abou Jahjah geen moslim’, stelt Oppenheimer droogjes vast, ‘maar die nuance werd in het kabaal overschreeuwd.’

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Abdelkader Benali mengde zich ook in het koor der critici. ‘Die cartoonist zou in de Nazi-tijd zich werkelijk hebben uitgeleefd’, twitterde hij. Dit stak Oppenheimer bijzonder, omdat hij Joods is, en Benali volgens hem kon weten dat Oppenheimer een Joodse naam is. ‘Toen Benali in 2016 toetrad tot de jury van de Inktspotprijs maakte ik bezwaar. Of Benali werd uit de jury gezet, of ik deed niet mee als deelnemer aan deze wedstrijd. Benali werd uit de jury gezet.’

In 2021 legden Oppenheimer en Benali hun ruzie bij in een dubbelinterview in de Belgische krant De Standaard. De cartoonist gelooft niet dat Benali kwaad in de zin heeft, vertelt hij terugkijkend, maar vindt wel dat de schrijver zich ‘intellectueel beperkt’ uit.

Kaag als heks

In 2021 tekende Oppenheimer een cartoon waarin te zien is hoe D66-leider Sigrid Kaag als ‘heks’ op een bezemsteel de Twin Towers in vliegt. D66’ers en feministen reageerden verontwaardigd, maar NRC bleef achter de spotprent staan. ‘De hoofdredacteur belde mij die avond en vroeg mij wat hij voor mij kon doen.’ Oppenheimer vindt de kritiek van D66 hypocriet. ‘Ze vonden kritische cartoons over hun tegenstanders fantastisch, maar stonden op hun achterste benen toen Kaag aan de beurt was. Terwijl het helemaal geen negatieve cartoon was. Ik speelde met de heks-opmerkingen die tegen haar werden gemaakt, en tekende Kaag als een hele zelfbewuste heks. Maar opeens was ik de seksist.’

Cartoonist Ruben L. Oppenheimer over zijn cartoon van Sigrid Kaag en Mark Rutte bij Op1 (beeld: Youtube)

Ook advocaat Theo Hiddema, die toen nog geen Kamerlid was voor Forum voor Democratie, deed in 2014 aangifte tegen de cartoonist. Oppenheimer had hem getekend als ‘louche advocaat’. ‘Eerst was dat wel leuk, lekker extra aandacht voor je werk’, blikt hij terug. ‘Maar toen de rechter Hiddema in gelijk stelde, was dat heel vervelend. Gelukkig ben ik in hoger beroep vrijgesproken. Journalistenvakbond NVJ stond mij juridisch bij. Het heeft mij geen geld gekost, wel veel tijd en energie.’

‘In mijn tekeningen neem ik altijd heldere posities in, maar in het echte leven ben ik heel gebalanceerd’

Oppenheimer vindt zijn eigen politieke voorkeur niet zo interessant. ‘Die is fluïde geworden’, zegt hij. Wel heeft hij vrijheid en democratie hoog in het vaandel staan. ‘Ik vrees extreemlinks meer dan extreemrechts. Aan de extreemrechtse kant roepen ze wel over tribunalen enzo, maar dit is vaak grootspraak van anonieme toetsenbordenhelden. Bij extreemlinks menen ze wel wat ze zeggen. Ook is het antisemitisme aan de extreemlinkse kant venijniger. Omdat ik Joods ben word ik door hen automatisch als een moslimbasher gezien. Terwijl ik bijvoorbeeld de Turkse president Recep Tayyip Erdogan bekritiseer omdat hij van Turkije een autoritaire staat heeft gemaakt en de persvrijheid de nek omdraait, niet omdat hij moslim is.’

Scheldpartijen

De cartoonist heeft een Turkse ex en kent daardoor Turkije goed, vertelt hij. Daarom gaan de gebeurtenissen in dit land hem aan het hart. De strijd tegen Erdogan heeft Oppenheimer veel problemen opgeleverd, zoals scheldpartijen en bedreigingen, maar ook heeft Facebook zijn account opgeschort na veel boze meldingen door Turken. ‘Gelukkig is dit snel weer teruggedraaid.’ Van dissidente Turken kreeg Oppenheimer na de aardbeving van 6 februari juist complimenten, vertelt hij. ‘Ik tekende wat Turkse cartoonisten niet meer durfden te tekenen.’

‘In mijn tekeningen neem ik altijd heldere posities in, maar in het echte leven ben ik heel gebalanceerd’, besluit Oppenheimer. ‘Ik kan mij heel goed inleven in andere meningen, in andere mensen. Daarom maak ik mij ook zorgen over ‘woke’. Zij veroordelen alles wat afwijkt van hun eigen standpunten, verketteren iedereen die ook maar een beetje anders denkt. Ik vind het goed dat we meer empathie opbrengen voor bijvoorbeeld transpersonen en ik wil best kennisnemen van andere wereldbeelden. Maar ze dringen het op. Een repliek is niet mogelijk. Een andere mening is meteen fout, meteen haat. Vroeger was je fout als de ander je voor antisemiet of racist uitmaakte, nu ben je dat als je voor islamofoob of transfoob wordt versleten. Mocht woke de overhand krijgen, dan houd ik – als Joodse witte man van middelbare leeftijd, en een kapitalist bovendien – de eer aan mijzelf en stop ik bij de krant.’