Een conferentie in Nederland waarbij Yemane Gebreab een hoge functionaris van de Eritrese overheid zou spreken werd vorige maand verboden. Vervolgens schreven verschillende media over ‘de lange arm van Eritrea’. De Kanttekening dook in de geschiedenis van dit door oorlog geteisterde land en sprak Eritrea-kenners.
De Nederlandse kranten en nieuwsrubrieken stonden de afgelopen weken vol met alarmerende berichten over Eritrese Nederlanders die in Nederland geïntimideerd zouden worden door aanhangers van het People’s Front for Democracy and Justice (PFDJ). Hoewel haar naam anders doet vermoeden, leidt deze partij, al sinds de onafhankelijkheid van Eritrea, een dictatuur, onder leiding van Isaias Afewerki. Hoe heeft deze situatie kunnen ontstaan? Om die vraag goed te beantwoorden, is het raadzaam eens kort naar de recente geschiedenis van Eritrea te kijken. Waarom kwamen eigenlijk zo veel Eritrese vluchtelingen de afgelopen tijd naar Nederland? En hoe kan het dat mensen die zijn gevlucht voor het bewind van Afewerki in Nederland geïntimideerd worden door PFDJ-aanhangers? Het PFDJ ontstond in 1993 uit het Eritrean People’s Liberation Front (EPLF), één van de twee Eritrese onafhankelijkheidslegers die streden tegen Ethiopië, en een eigen staat nastreefden.
Aanvankelijk streden alle Eritrese nationalisten samen in het Eritrerian Liberation Front (ELF). Het ELF was in 1960 opgericht door Eritrese ballingen in Egypte en werd gesteund door Syrië en Irak. In de jaren zestig zouden zich echter steeds meer linksgeoriënteerde Eritrese studenten aansluiten bij het ELF, waardoor er binnen de ELF-gelederen geleidelijk aan een conflict ontstond tussen christelijke, politiek linkse nationalisten enerzijds en islamitische nationalisten anderzijds. De linkse nationalisten zouden zich in 1972 afsplitsen in het EPLF. Na de afsplitsing waren er zo nu en dan militaire conflicten tussen het ELF en het EPLF, maar de gezamenlijke strijd tegen de Ethiopische bezettingsmacht prevaleerde en het steeds meer marxistisch georiënteerde EPLF kreeg een steeds grotere rol in de vrijheidsstrijd.
Dictatuur
Wanneer Eritrea onder druk van de internationale gemeenschap onafhankelijk wordt in 1993, ontstaat uit het EPLF een politieke partij, het PFDJ, die op democratische wijze aan de macht komt. Afewerki ontwikkelt zichzelf al snel tot een militaire dictator die andere partijen verbiedt en nauwe banden onderhoudt met terroristische organisaties, zoals de Somalische al-Shabaab.
Samenwerking tussen het PFDJ en islamistische terroristen heeft niet zo veel te maken met religie, maar meer met de permanente staat van oorlog die Eritrea onderhoudt met ongeveer al haar buurlanden. Omdat al-Shabaab vecht tegen de aartsvijanden van Eritrea, Somalië en Ethiopië, steunt Afewerki al-Shabaab. Deze opportunistische, functionele houding ten opzichte van religie kenmerkt ook het binnenlandbeleid van het PFDJ.
Sinds 1993 werden in Eritrea steeds meer religieuze groepen vervolgd. De Jehova-getuigen die als bedreiging werden gezien voor de totalitaire militair dictatuur van het PFDJ, maar daarna ook moslims, lutheraanse, katholieke en orthodoxe christenen. Het zorgde voor veel vluchtelingen uit Eritrea. Uiteindelijk zou Afewerki in 1994 de maatschappelijke rol van alle religies strikt inkapselen binnen de militaire dictatuur en het ministerie van Religie. Sindsdien zijn er vier religies toegestaan in Eritrea: de islam en de katholieke, protestantse en Eritrees-orthodoxe kerken.
Vluchtelingenindustrie
Sinds 2013 is de vluchtelingenstroom uit Eritrea op drift geraakt ook mede-veroorzaakt door een bijna levenslange dienstplicht, die nodig is voor de oorlog tegen alle buurlanden. Weigeraars worden vermoord of gemarteld. In 2015 telde Eritrea ongeveer vierhonderdduizend vluchtelingen op een bevolking van nog geen zes miljoen. Zo’n veertigduizend vluchtelingen wonen in Europa. In 2016 woonden er ongeveer achtduizend Eritreeërs in Nederland.
Wie zijn die vluchtelingen in Nederland eigenlijk? Zijn het religieuze vluchtelingen, economische vluchtelingen of dienstplichtvluchtelingen? Volgens Mikal Tseggai (22), geboren in Nederland uit Eritrese ouders die in 1990 vluchtten voor het oorlogsgeweld, is het lastig te zeggen: ‘Mijn ouders zijn gevlucht voor het ‘rode terreur’ van het Ethiopische leger, aan het einde van de onafhankelijkheidsstrijd. Zij zijn van de oude generatie: toen EPLF-aanhanger en nu van het PFDJ.’ Tseggai schat de diehard PFDJ-aanhang onder Eritreeërs in Nederland ongeveer op 20 procent: ‘Maar dat is echt natte vingerwerk hoor. Er horen in ieder geval ook veel nieuwe vluchtelingen toe, die eigenlijk vaak economische vluchtelingen zijn.’ Zij schat de politieke oppositie in Nederland op zo’n 10 procent: ‘Voor een deel gaat het hier om mensen die bij het oude ELF hoorden of om nieuwe mensen die gevlucht zijn voor corruptie of de dienstplicht, maar het probleem is dat de oppositie tegen Afwerki klein en versplinterd is, die kan niks.’ Er is ook een grote middengroep die geen fervent PFDJ-aanhanger is, maar wel iets wil binnen de gemeenschap, zegt Tseggai. ‘Ik heb het gevoel dat die middengroep het grootste is. Iedereen die voor 2001 is gevlucht, is met name gevlucht voor de vele grensoorlogen.’
De laatste jaren gaan de geruchten dat de vluchtelingenindustrie, mensenhandel en afpersing vanuit Eritrea zich geleidelijk aan ontwikkeld heeft tot een pervers verdienmodel van de door en door corrupte Eritrese dictatuur. Militairen en ambtenaren zouden grof geld verdienen aan vluchtelingen die het land willen verlaten.
PFDJ-aanhangers infiltreren in vluchtelingenkampen vlak buiten de grens, waar Eritreeërs worden afgeperst om geld te betalen, doen zij dat niet, dan riskeren zij hun eigen veiligheid, maar zij worden ook gechanteerd met de veiligheid van achtergebleven familieleden, volgens Mirjam van Reisen, hoogleraar aan de Tilburg University gespecialiseerd in mensenrechten in Eritrea. De conclusies van Van Reisen roepen echter veel controverse op. Zo betichtte zij de Eritrese Nederlander Meseret Bahlbi ervan dat hij de spil zou zijn van de Eritrese inlichtingendienst in Nederland. Bahlbi klaagde daarop Van Reisen aan.
Andere wetenschappers in binnen en buitenland hebben kritiek op de werkwijze en conclusies van Van Reisen. Jan Abbink, hoogleraar aan het Afrika Studiecentrum aan de Universiteit Leiden, pleit voor het niet klakkeloos geloven van persoonlijke verklaringen van Eritrese vluchtelingen. ‘Hooguit zou je kunnen concluderen dat de Eritreeërs die het land zijn ontvlucht, denken dat de Eritrese overheid betrokken is bij mensenhandel. Dat er personen gelieerd aan het regime bij betrokken zijn, maakt het nog geen overheidsbeleid’, aldus Abbink.
Infiltratie
Ook het journalistieke platform One World hield zich bezig met Eritrese infiltratie van PFDJ-aanhangers. De infiltratie zou zelfs doorgaan binnen de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). In Nederland waren PFDJ-aanhangers actief als tolk bij de IND. Ook deze Eritreeërs waren eerst als asielzoeker naar Nederland gekomen, zogenaamd op de vlucht voor het oorlogsgeweld en de benarde economische situatie in het land.
Maken Eritrese vluchtelingen die Afewerki steunen ook direct deel uit van een perverse afpersingsindustrie die grof geld verdient aan het chanteren en intimideren van echte politieke vluchtelingen van het regime? Het is lastig om daar hard bewijs voor te vinden. Tseggai: ‘Wanneer je jezelf tegen het regime uitspreekt wordt dat je niet in dank afgenomen, nee. Ik heb daar wel eens woorden over gehad met mensen uit de gemeenschap. Ik kom dan ook echt uit een EPLF-nest. Mijn ouders zien Afewerki als de oude verzetsheld tegen Ethiopië.’
‘Wat eng is, is dat ik niet kan inschatten welke consequenties de bedreigingen hebben. Ik heb familie in Eritrea en kan niet inschatten wat de risico’s zijn. Dat maakt het raar’, vertelt een Eritrese vluchteling in Nederland, die niet met zijn naam genoemd wil worden uit angst voor represailles (zijn naam is bekend bij de redactie). ‘Het is vergelijkbaar met wat er met Gülen-sympathisanten gebeurt in Turkije. Ik weet dat er mensen zijn met wie ik ooit ruzie heb gehad over het regime van Afewerki. Daarvan weet ik zeker dat ze nauwe banden met het regime hebben. Je moet het zien als de situatie met Erdogan maar dan tien keer geraffineerder. In Turkije heb je toch nog een soort oppositie die zich uitspreekt en zich organiseert. De Eritrese oppositie biedt niet op een constructieve manier tegenstand. Partijen die tegen Afewerki ageren maken zelf ook gebruik van bizarre propaganda vol onwaarheden, berichten over grensconflicten en aanslagen die nooit hebben plaatsgevonden. Ik zou willen dat de situatie meer leek op die van Turkije.’
Wat kan Nederland eigenlijk doen? Weten wij wel genoeg van Afrika in Europa? Tseggai: ‘Ik stoor mij er vooral aan hoe wij binnen de EU en in Nederland omgaan met Eritrea, heel arbitrair en hypocriet. Afewerki krijgt miljoenen van de EU uit het Afrikafonds om economische groei te bevorderen, Maar dat geld gaat dus naar corrupte en regimes die mensenrechten schenden. Het is ook vooral bedoeld om Afrikaanse vluchtelingen tegen te houden met de economische ontwikkeling aldaar, alsof er geen politieke dimensie zit aan het probleem. Wat ik wil is een krachtige veroordeling van het bewind in Eritrea en we mogen het vluchtelingenprobleem niet bagatelliseren tot economisch probleem. Investeer liever in state building.’
En wat kunnen we in Nederland doen met de aanhang voor het PFDJ? Tseggai: ‘Ik denk dat we moeten gaan nadenken over waarom jongeren kiezen voor Afewerki. Aan de pullfactor van Afwerki kunnen we weinig doen, maar misschien wel aan de push factor vanuit de Nederlandse samenleving, die Nederlanders met een migratieachtergrond toch vaak blijft zien als buitenlanders.’
In een eerdere versie van dit artikel zijn de volgende zaken niet correct weergegeven: de Eritrese Nederlander Meseret Bahlbi werd onterecht een vluchteling genoemd en de aannames van hoogleraar Mirjam van Reisen over de asielprocedure en intenties van Bahlbi werden niet weersproken.