Home Samenleving Muzo bracht met humor het leven van gastarbeiders in beeld

Muzo bracht met humor het leven van gastarbeiders in beeld

Muzo (beeld: Elif Söylemez)

Muzaffer Söylemez, ‘Muzo’, die in 2019 overleed, stond in Den Haag bekend als grappenmaker. Ondanks alles bleef hij positief. In de jaren negentig schreef hij een verhalenbundel. Die verschijnt donderdag in Nederlandse vertaling als De schatten van Reso. Zijn dochter Elif vertelt over de nalatenschap van Muzo.

‘Mensen zijn vergeten te lachen’, zei Muzaffer Söylemez altijd vanachter zijn laskap. Het verhaal van de Hagenees was niet anders dan dat van de vele andere gastarbeiders, die hard werkten om hun gezin te onderhouden, plus de familieleden die ze in het land van herkomst hadden achtergelaten. Söylemez had echter ook een literaire kant. Voor zijn verhalenbundel won hij zelfs een prijs, van de Turkse krant Milliyet.

Maar net voor zijn literaire doorbraak in Nederland overleed Söylemez begin 2019, heel onverwachts. De Kanttekening spreekt zijn dochter Elif Söylemez, die met De schatten van Reso nu een Nederlandse vertaling op de markt brengt. Ze heeft zelf ook één van de verhalen vertaald.

‘Papa grapte altijd dat de prijs misschien 50 gulden waard was, maar dat hij 1000 gulden kosten had gemaakt om de prijs op te halen in Duitsland’, schrijft ze in de inleiding van het boek. ‘Want een fabrieksarbeider en zijn gezin hadden wel een nieuwe outfit nodig. Zo heeft de Nederlandse economie toch weer baat bij een Turkse prijs’, zei haar vader.

De eerste generatie gastarbeiders waren echte verhalenvertellers. Jouw vader heeft die verhalen ook nog eens allemaal opgetekend. Waren ze nieuw voor jou, of kun je je ze nog herinneren?

‘Toen ik deze verhalen las, herkende ik er flarden van. De grapjes die hij in de familie maakte. Zo deed hij met vrienden mee aan een Turkse bioscoopauditie in Duitsland, met als doel om filmster te worden. Duizend Duitse mark hadden ze geïnvesteerd, maar ze hebben nooit meer iets van het bedrijf gehoord en zijn dus opgelicht. Pas toen ik wat ouder was ging ik het toetsen bij mijn moeder. Klopt dit wel? Het zijn gebeurtenissen die over het algemeen wel allemaal echt zijn gebeurd. Of met een beetje fantasie hadden kunnen gebeuren, zoals een verhaal over prins Claus die hij aan het lachen wilde brengen. Maar hij heeft ook veel dingen geromantiseerd.’

Heeft dit boek hiaten in je geheugen opgevuld?

‘Jazeker, ik heb het boek inmiddels al meer dan tien keer gelezen, omdat ik de eindredactie heb gedaan. En iedere keer kom ik wel weer iets nieuws tegen. Ik vond het bijvoorbeeld bijzonder dat mijn opa van moederskant, ‘mijn zoon’ zei tegen mijn vader. ‘Mam’, vroeg ik, ‘zag opa papa als zoon en niet als schoonzoon?’ ‘Ja’, antwoordde mijn moeder, ze hadden een hechte band.’ Dat vind ik erg mooi. De gemeenschap van het eerste uur steunde elkaar hier echt.’

En dat mis je nu?

‘Ik denk dat we een voorbeeld kunnen nemen aan de warmte, steun en liefde van toen. De samenleving is steeds individualistischer aan het worden.’

Je vader was ook een feminist, toch?

‘Hij geloofde in gelijkwaardigheid. Bij zijn verhaal over vrouwenrechten denk ik: ‘Ja!’ Pap is de grootste factor in mijn leven geweest. Hij heeft mij gestimuleerd als persoon en vrouw onafhankelijk te zijn, mezelf te ontplooien en tegelijk sociaal en kritisch te zijn in het pad dat ik volg.’

Het boek is een schat aan informatie over de belevenissen van de eerste generatie gastarbeiders. Weinigen hebben zoiets nagelaten.

‘Nee, hij was wel de eerste in de hele Haagse gemeenschap toen. Mensen gingen naar de fabriek om te werken en ontwikkelden zich niet verder. Ze wisten ook niet waar te beginnen, ze hadden al een gezin. Kijk, wij zijn nu de derde generatie en proberen op het gebied van kunst en cultuur wel onze stem te laten horen. Maar de eerste generatie was hier nieuw. Er was veel onbekend voor hen. Dus toen hij verhalen ging schrijven, was dat echt episch en groot. Want het boek ging over die eerste generatie en dat had niemand nog gedaan. Het was zo bijzonder dat sommigen zelfs zeiden: ‘Je hebt ook over mij geschreven, ik wil geld zien.’’

‘Mijn vader wilde dolgraag prins Claus ontmoeten’

Was die generatie echt zo ongeletterd?

‘Er werd wel gelezen. Aan de Hoefkade kan ik mij nog een Turkse boekenzaak herinneren, die nu niet meer bestaat. Het was wel een bepaald slag mensen die las, meer linkse types, vluchtelingen uit Turkije. Hoewel mijn vader ook uit een dorp kwam, had hij ook iets activistisch. Kennelijk stroomt dat in de Koerdische aderen van mensen uit Dersim. Bij familiebijeenkomsten probeerde hij ook iedereen aan het lezen te krijgen. Hij had echt een hekel aan roken, gokken en alcohol drinken in die Turkse café’s. ‘Verspil er je energie niet aan, ga je zelf ontwikkelen: ga naar de film, het theater, pak een boek, maak muziek.’ Dat zei hij steeds.’

Het valt op dat hij vrij lichtzinnig omging met bijvoorbeeld intimidatie op de werkvloer van zijn collega bij de lasfabriek. Hij maakte er grapjes over.

‘Ik heb zelf grote moeite met dat verhaal, want ik weet dat er ook een staartje aan zit. Mijn vader was van de oude stempel. Hij vertelde er thuis niet over. In het bedrijf waar hij heeft gewerkt, ging het er best heftig aan toe. Pas jaren later hoorde ik dat er ernstige pesterijen, strijd en discriminatie waren. Het was er onveilig. Hoe heeft hij zich daar staande kunnen houden? Pas nadat het voorbij was, vertelde hij ons dat mensen ook met een mes waren bedreigd. Toch bleef hij sterk. Ik vroeg hem: ‘Waarom heb je geen andere baan genomen?’ ‘Waar moet ik heen?’, antwoordde hij, ‘Ik heb een gezin.’ Hij heeft over die periode ook een roman geschreven, maar die durf ik niet te lezen.’

Een van zijn verhalen gaat over de ontvoering van een vrouw.

‘Het gaat over een Turks-Koerdische jongen en een meisje van zeventien. Hij beschrijft het alsof het allemaal een groot misverstand was. De families denken dat het meisje is geschaakt en dat haar eer moet worden gered.’ Lachend:‘Er werd door iedereen gedaan alsof het een big deal is. Maar dat hoefde het niet te zijn. Het waren gewoon een jongen en een meisje die met elkaar op pad waren, en omdat de maatschappij wil vasthouden aan patriarchale verhoudingen, werd het groter gemaakt. Mijn vader probeert dat in zijn verhaaltje met humor te belichten. Maar dat verhaal komt dus niet echt overeen met de werkelijkheid, omdat die patriarchale verhoudingen er nog steeds zijn. Toen was het wel veel zwaarder allemaal, koppels zijn nu wat vrijer in Turkse en Koerdische kringen.’

Elif Söylemez (beeld: Elif Söylemez)

Je vader heeft ook prins Claus ontmoet. Hoe ging dat?

‘Die wilde hij heel graag ontmoeten. Hij heeft over hem geschreven. Hij wilde hem aan het lachen krijgen en naar zijn dorp in Turkije brengen. De boodschap is dat je alle rijkdom en macht op aarde kan hebben, maar wat is het allemaal waard als je niet lacht? Dat is wat mijn vader vaak zei: ‘Mensen in Nederland hebben bijna alles en toch zijn ze ongelukkig.’ Mijn vader kwam uit een dorp met niks. Hij heeft hier alles opgebouwd. Geluk zit volgens hem in de kleine dingen, in de natuur en in de cultuur van naar elkaar omkijken binnen families. We moeten blij zijn met wat we hebben, dat vergeten mensen wel eens.’

Je vader lijkt wel een socioloog.

‘Ja, socioloog, filosoof, echt hij wist van alles.’

Waarom beweerde hij dat Europeanen niet lachen?

‘Omdat volgens hem Europeanen meer, meer, meer willen. Is het hebzucht? Als je steeds meer wilt, ben je natuurlijk niet blij. Hij zei ook altijd ‘Rahat kiclarina batiyor’.’ Dat betekent, vrij vertaald: ze kennen alleen maar welvaart en weten dus niet beter. Elif vervolgt: ‘Ze hebben geen vergelijkingsmateriaal, bijvoorbeeld met een armoedig dorp, zoals dat waar mijn vader vandaan kwam. Maar deze lessen kreeg ik dus ook steeds te horen. Ik wilde op school steeds negens en tienen halen. En als ik een zes haalde, werd ik verdrietig. Dan zei hij: ‘Je moet normaal doen. Je moet blij zijn met wat je hebt. Wel hard werken, maar een zes is niet het einde van de wereld.’

Had je vader witte vrienden?

‘Hij was een allemansvriend, maar een autochtone Hollander had hij niet als maatje. Hij noemde iemand niet zo gauw een vriend. De dag dat hij overleed stond het huis hier vol, ook met witte Nederlanders. En iedereen huilde. Ook de mensen die hij een paar jaar niet had gesproken. Mijn vader was verbindend. Hij sprak zich met humor tegen onrecht uit. Mijn moeder was daar ook een grote factor in. Zij is heel harmonieus, ze zorgde voor een zekere balans in het leven. Bijvoorbeeld: discriminatie is niet eerlijk. Ik kon daar heel boos om worden, maar mijn vader probeerde altijd rustig blijven en op een andere manier het gesprek aan te gaan.’

‘Mijn vader dacht dat zijn chef hem een auto zou geven als hij duizend en één kasten laste’

Wat wil je bereiken met dit boek?

‘Ik hoop dat veel mensen, uit alle lagen van de maatschappij, het gaan lezen. Ten eerste om te kunnen lachen. Ik hoop dat mensen waarderen wat ze hebben. Op de website van het boek vertel ik dat het verhalen zijn ‘met een lach en een traan’. Maar net als mijn vader wil ik ook dat mensen meer van elkaar weten. Ik wil dat Ayse uit de Schilderswijk en Roderick uit ‘t Gooi dit boek lezen. Puur om de menselijkheid in die verhalen te zien. Het is niet zwart of wit. Verplaats je eens in de andere cultuur en kijk hoe die gemeenschap is, zonder er meteen een oordeel over te vellen. Lees om je horizon te verbreden.’

Het is een stukje Haagse geschiedenis.

‘Inderdaad. Lees het om te zien hoe het leven van migranten in dit land was en om daar ook de humor van in te zien. Neem het verhaal over die man in de snackbar, die denkt dat een Turkse man vier vrouwen heeft. Mijn vader ging mee in al die stereotypen. Terwijl het onderhouden van één vrouw en één gezin al heel moeilijk is. Zulke dingen deed hij vaker. Hij vergrootte het vooroordeel uit, en soms ook zijn eigen naïviteit. Dan had hij ook zelfspot.

Kijk naar zijn verhaal over de duizend en één kasten. Daarin denkt mijn vader dat zijn chef hem een auto zal geven als hij duizend en één kasten last. ‘Weet je zeker dat je niet wordt bedrogen?’, vraagt mijn moeder. ‘Nee, nee, het is mijn chef’, zegt hij dan heel gezagsgetrouw en loyaal. En tegen de hele gemeenschap herhaalt hij: ‘Ik krijg een auto.’ Zijn vertrouwen in de Nederlandse maatschappij blijkt echter te mooi om waar te zijn. Vervolgens gaat hij zijn bestaande auto verbouwen, omdat hij geen gezichtsverlies wil lijden. In die gammele auto heb ik dus ook echt gezeten en daarin zijn we helemaal naar Oost-Turkije gereden. Mijn opa ging daar dan ook echt mee pronken in het dorp: het bewijs dat zijn zoon uit Europa echt rijk was.’