Home Samenleving Wit, man en niet links: ‘Woke-types willen gewoon dat je zwijgt’

Wit, man en niet links: ‘Woke-types willen gewoon dat je zwijgt’

Wilco Boender (links), Marcel Rijken (rechts)

Ze zijn niet van Forum voor Democratie of de PVV, maar voelen zich als witte man de kop van Jut in het hedendaagse debat. Een gesprek met ondernemer Wilco Boender en historicus Marcel Rijken. ‘Er zijn meer mensen met mijn standpunten. Maar die hoor je niet.’

De Kanttekening is niet inclusief, twitterde Marcel Rijken onlangs nog. De ‘witte man’ krijgt in columns vaak de schuld, is een van zijn verwijten. Ook vindt de historicus het typisch dat er geen ‘witte toxische man’ in ons maandelijkse biculturele panel zit.

‘Is dat om de ‘dominante factor’ buiten beeld te houden of laten jullie hem expres weg om hem een lesje nederigheid, in de zin van ‘voel eens wat wij zeggen te voelen’ te leren?’, schreef Rijken. Hij vindt dat de Kanttekening wel wat kan leren van Telegraaf-journalist Wierd Duk, die in zijn reportages ‘toxische’ witte mannen en vrouwen aan het woord laat.

De Kanttekening – kernwaarden: vrij, moedig en inclusief – was wel benieuwd naar Rijkens verhaal. Hij is niet ‘typisch rechts’, legt hij uit. Zo is hij in Dordrecht zo’n tien jaar actief geweest voor de lokale afdeling van D66. Daarna is hij conservatiever geworden; tegenwoordig stemt hij CDA.

‘In de ogen van linkse mensen ben ik rechts, in de ogen van rechtse mensen links’, vat Rijken zijn ideologische positie samen. ‘Ik trek naar het midden. Ik houd van cultuur, ook progressieve, dat geldt als ‘links’, maar ik heb ook oog voor de schaduwkanten van de multiculturele samenleving, dat geldt dan weer als ‘rechts’.’

Rijken is uitgesproken over het thema ‘woke’. ‘Over dat uit Amerika overgewaaide fenomeen van hyperpolitieke correctheid ben ik heel kritisch. Je kunt tegenwoordig niet meer antiracist zijn, als je niet woke bent. Ik vind mijzelf een antiracist maar ik ben niet woke, dus ben ik een racist volgens de zelfbenoemde antiracisten van tegenwoordig.’

Op Twitter wordt Rijken wel eens voor racist uitgemaakt. ‘Dan heb je een vervelende dag, na een discussie met BIJ1-aanhangers of met slavernijhistoricus Karwan Fatah-Black, en zet ik mijn account even op een slotje, zodat ik geen last heb van allemaal BIJ1-sympathisanten en andere zelfbenoemde antiracisten die mij de les willen lezen.’

‘Ik vind mijzelf een antiracist maar ik ben niet woke, dus ben ik een racist volgens de zelfbenoemde antiracisten van tegenwoordig’

Waar Rijken zich enorm aan stoort is het ‘slachtofferdiscours’: ‘Als je zwart bent of moslim en het zit je tegen, dan is dat schuld van de samenleving, nooit van jezelf. Terwijl ik ook een laag inkomen heb, en ook gedoe met de Belastingdienst heb gehad. Maar ik moet als witte man mijn toxische mond houden en luisteren, want ik ben volgens wokies geprivilegieerd.’

In een opinieartikel voor de Kanttekening brak Rijken een lans voor de ‘VOC-mentaliteit’. ‘Niet klagen maar dragen’, luidde de titel. ‘Van dit oud-Hollandse gezegde kunnen ook nieuwkomers nog iets opsteken’, zegt Rijken. ‘Ze moeten niet gelijk de schuld bij de overheid of bij de witte man leggen, maar ook kritisch naar zichzelf durven te kijken. Maar dankzij die slappe woke-mentaliteit is die goede oude VOC-mentaliteit in het verdomhoekje beland. En natuurlijk vanwege de extreme focus van nu op de zwarte bladzijden van onze vaderlandse geschiedenis. Ik ben niet voor het wegpoetsen van deze zwarte bladzijden. Maar het is echt onzin dat het kolonialisme en de slavernij nooit aan bod kwamen in het geschiedenisonderwijs. Uiteraard gebeurde dit wel. En nu worden we ermee doodgegooid.’

Het hedendaagse woke-denken brengt volgens Rijken de samenleving meer in gevaar dan ‘het verhaal dat al decennia onderdrukt wordt’: het verhaal van autochtone Nederlanders die zich steeds meer verweesd voelen, zegt Rijken, omdat ze het gevoel hebben niet serieus genomen te worden terwijl de maatschappij onevenredig veel aandacht voor migranten lijkt te hebben.

‘Exotisch is interessant, vinden we tegenwoordig in eigen land. Een moslim boeit meer dan een evangelische christen, om maar een voorbeeld te noemen.’ Het wokisme komt volgens Rijken ‘als een boemerang terug’, omdat het in de media en op de universiteiten ‘dominante linkse discours’ geen rekening wil houden met de gevoelens van de ‘Nederlander die van alles voelt maar het gevoel heeft op eieren te moeten lopen.’

Van de standpunten van Forum voor Democratie moet Rijken niets hebben, ‘maar dat er mensen zijn die gevoelig zijn voor deze ideeën, komt mede omdat de spraakmakende gemeente niet bereid is om naar gewone Nederlanders te luisteren. Deze bezorgde burgers blijven dus ongehoord’.

Over migratie zegt hij: ‘Ik snap dat je de grenzen niet hermetisch kunt afsluiten, maar elk jaar komt er als gevolg van de migratie een middelgrote stad bij. Veel migranten doen een beroep op de verzorgingsstaat, met als gevolg dat die onbetaalbaar wordt. Dat is echt een groot probleem, waar iemand als migratieprofessor Leo Lucassen helemaal geen rekening mee houden wil.’

Rijken proeft bij de ‘progressieve goegemeente’ een antikoloniaal sentiment, ook als het over migratie gaat. ‘Aanhangers van de woke-ideologie zien migratie ook als payback time. Eerst koloniseerde Europa bijna de hele wereld, nu moeten de witte Europeanen hun schulden terugbetalen, zo is het idee. Dit is puur rancuneus. Het is ook hypocriet. De westerse samenleving wordt afgewezen, terwijl de vruchten van deze samenleving wel worden geplukt. En mensen met een migratieachtergrond die hun mond vol hebben van racisme en kolonialisme begaan door witte Nederlanders zijn niet bereid om te leven in landen die inmiddels vrij zijn van kolonialisme.’

Nieuwkomers, maar ook migranten van de tweede en derde generatie, zijn niet zomaar Nederlanders, vindt Rijken. ‘Ze hebben, omdat ze geëmigreerd zijn naar ons land, of omdat hun ouders of grootouders geëmigreerd zijn, veel minder binding met de Nederlandse beschaving, met de Nederlandse cultuur, dan Nederlanders die hier al generaties lang wonen. Linkse mensen roepen nu heel hard dat de islam ook onderdeel is van de Nederlandse cultuur. Dat mogen ze doen natuurlijk, maar het voelt niet zo. Moslims zijn nog steeds een minderheid in de Nederlandse samenleving. Kijk, ik vind die hele term ‘multiculturele samenleving’ ook verkeerd. Dat is geen neutrale term maar frame. Het begrip spreekt de wens uit dat onze samenleving multicultureler moet worden.’

Migratie mag, maar identiteit behouden

Naast Marcel Rijken spraken we met de conservatieve ondernemer Wilco Boender, oprichter van het Conservatief Café in Gouda, dat debatavonden organiseert met conservatieve sprekers.

‘Nederland is een migratieland, daar zijn we groot mee geworden’, zegt Boender. ‘Maar tegelijkertijd vind ik dat een land aan zijn identiteit moet vasthouden. Ik ben niet tegen migranten op zich, maar vindt het wel een probleem als we daardoor onze identiteit verliezen. Als de identiteit van een land verandert door de komst van mensen met andere normen en waarden, dan heb ik daar grote reserves bij.’

Volgens Boender heeft Nederland nooit goed nagedacht over een goed migratiebeleid. ‘Het idee dat je aan bepaalde voorwaarden moet voldoen om Nederlander te worden is helemaal losgelaten. Kijk, ik vind niet dat we met de beschuldigende vinger naar gastarbeiders en vluchtelingen zelf moeten wijzen. Het is de schuld van de politiek, van beleidsmakers. Vroeger van de linkse politiek. Tegenwoordig ook van de – ooit rechtse – VVD of middenpartij CDA. We hebben nooit tegen die nieuwkomers gezegd dat ze aan een aantal voorwaarden moesten voldoen als ze hier willen blijven. En de belangrijkste voorwaarde is dat je hier moet werken voor je centen.’

De reformatorische Boender vindt dat je vluchtelingen in nood moet helpen. Dat ziet hij als een christelijke plicht. ‘Maar tegelijkertijd moet je ook je gezond verstand gebruiken. Dus eerst opvang in de regio.’

Als directeur van een groenbedrijf discrimineert Boender mensen niet op afkomst, vertelt hij. ‘Ik geef iedereen een kans, vluchtelingen, Antillianen, Surinamers, Turken en Marokkanen. Maar niet iedereen wil de handen uit de mouwen steken. En bij de ene etnische groep is die bereidheid lager dan bij de andere groep. Natuurlijk geef ik iedereen die bij mij zegt te willen werken een kans om zich te bewijzen. Sommigen grijpen deze kans aan. Zoals drie jaar geleden een Syrische statushouder, die nu een vast contract bij ons heeft waar ik echt heel blij mee ben. Maar anderen pakken die kans niet.’

Boender kan zich vinden in de ‘VOC-mentaliteit’ van hard werken en je niet aanstellen. Hij is voor zo’n harde aanpak, zegt hij, want ‘zachte heelmeesters maken stinkende wonden’ en soms moet je mensen stevig aansporen om aan het werk te gaan. Tegelijkertijd wil hij de menselijke maat niet uit het oog verliezen en geeft hij zijn medewerkers, ook biculturele Nederlanders, de mogelijkheid om te groeien in het bedrijf. Ook verdienen ze meer dan het minimumloon.

‘Maar toen een 47-jarige Turk, die vijftien jaar lang een uitkering heeft getrokken, meteen begon over zijn salaris en 2.700 euro in de maand wilde verdienen, kon ik daar natuurlijk helemaal niets mee. Ik heb toen voor de grap gezegd dat hij meteen bij mij kon werken voor het normale salaris van 2.100 euro, als hij mij zou bellen. Uiteraard kwam dat belletje niet.’

Er is volgens Boender geen constructieve conservatieve partij meer met een eigen, autonoom geluid. VVD, CDA en ChristenUnie laten volgens hem de oren te veel hangen naar D66 en de linkse partijen. Maar PVV en Forum voor Democratie zijn te radicaal, vindt hij.

‘Nederland is heel erg gepolariseerd. Geert Wilders en Thierry Baudet gaan hier te veel in mee. En hierdoor worden wij, conservatieve, hardwerkende rechtse Nederlanders, door links snel als racistisch, fascistisch, seksistisch enzovoort weggezet.’

‘Wilders en Baudet gaan te veel mee in de polarisatie. En hierdoor worden wij door links snel als racistisch, fascistisch en seksistisch weggezet’

In het verleden had Boender sympathie voor Thierry Baudet. Maar nu FvD-voorman voor de ‘dood of de gladiolen’-koers heeft gekozen, is de liefde behoorlijk bekoeld. Ook de vaak provocerende stijl van optreden van Geert Wilders kan Boender niet bekoren.

‘Het is jammer dat Wilders zwaar op de populistische toer is gegaan, want daarmee bereik je niets. Zo wil Geert Wilders de Koran verbieden, maar dat is grondwettelijk onmogelijk en zo’n verbod dient de samenleving in het geheel niet.’

Wilders wordt vanwege zijn provocaties door zijn tegenstanders vaak voor racist uitgemaakt, ‘maar hij legt de vinger regelmatig op de zere plek’, vindt Boender. Als voorbeeld noemt de ondernemer dat ‘allochtonen’ in de criminaliteitsstatistieken oververtegenwoordigd zijn.

‘Voor mijn werk ben ik wel eens op werkbezoek in de gevangenis geweest. Daar zitten gewoon veel Antillianen en Marokkanen. Dit is een feit en moet je gewoon benoemen. Maar dat durft de politiek niet. Links begint meteen over discriminatie en sociale ongelijkheid en slappe partijen als VVD, CDA en ChristenUnie praten dit na. Maar mensen die in de gevangenis zitten, of werkloos zijn, hebben dit toch echt aan zichzelf te danken.’

Boender omschrijft zich, met enige zelfspot, als ‘een zwaar toxische witte man’. ‘Maar ik ben ook een ernstig bedreigde menssoort, natuurlijk’, vervolgt hij, ‘want alles wat links en woke wil verbieden, onderdrukken of belemmeren, maakt deel uit van mijn mens -en maatschappijvisie en mijn levensstijl.’

Wat hij daarmee bedoelt? ‘Geloof in een almachtig God, kinderen verwekken, een pro-life-standpunt, autorijden, vlees braden en eten, een houtkachel stoken, hard werken, kritiek leveren op onbegrensde immigratie, enzovoort.’

Volgens Boender domineert in de mainstream media, maar ook in Den Haag een progressieve en vrijzinnige geest. ‘Boeren, burgers en buitenlui hebben het nakijken.’ Toch wil Boender positief blijven, zegt hij, ‘want anders verval ik in de slachtofferrol die Black Lives Matter-activisten en klimaatgoeroes ook innemen’.

Op het Krimpenerwaardse platteland waar hij woont, heeft Boender nog genoeg gelijkgezinden om zich heen. ‘Daar ben ik dankbaar voor. En ik laat mij niet snel van mijn standpunten afbrengen. Maar het is triest dat er in de media maar weinig mensen voorbijkomen met mijn visie. Misschien ben ik een van de laatste der Mohikanen en vertegenwoordig ik een echte minderheid. Al heb ik daar mijn twijfels over. Er zijn meer mensen met mijn standpunten. Maar die hoor je niet.’

Onmogelijke dialoog

Zien beide ‘toxische’ witte mannen ruimte voor een constructieve gedachtewisseling met hun progressieve antagonisten? Volgens Wilco Boender wordt het conservatieve geluid nauwelijks nog wordt gehoord.

‘De mainstream media laten amper tegengeluiden meer horen inzake bijvoorbeeld klimaatbeleid, coronabeleid of migratie. Wanneer zie je bij Op1 nu iemand met mijn mening? Die zijn inmiddels allemaal weggefilterd.’ Ook binnen de ‘oude’ partijen CDA, VVD, SGP en PvdA wordt er naar deze geluiden onvoldoende geluisterd, vindt Boender. Ze hadden deze debatten intern beter moeten voeren, ‘op het scherp van de snede, met allebei de flanken’.

Volgens Boender hoef je geen begrip te hebben voor elkaars standpunten, maar wel respect. ‘Ik heb ooit een goed gesprek gehad met toenmalig GroenLinks-Kamerlid Rik Grashoff. We waren het totaal niet met elkaar eens over bestrijdingsmiddelengebruik. Ik had geen begrip voor zijn standpunt, maar wel had ik respect voor hem als een mens die gewoon een heel principieel standpunt innam.’

Met ‘woke-types’ is het voeren van een gesprek al bijna onmogelijk, vindt Marcel Rijken, laat staan een dialoog. ‘Ze hameren op de dialoog, maar willen gewoon dat je zwijgt. Ik heb mij tijdens mijn studie geschiedenis mede gespecialiseerd in de sociale geschiedenis. Ik heb les gehad van grote namen in Leiden: Marlou Schrover, Leo Lucassen, Chris Quispel en Piet Emmer. Ik durf dan ook te zeggen dat ik echt wel wat weet. Ik vind dat je mijn mening niet mag wegzetten als ‘toxische witte mannenpraat’. Maar dit gebeurt wel aan de lopende band.’

Volgens Rijken heerst er dankzij de invloed van de woke-mentaliteit op veel plekken ‘een agressieve sfeer’, waardoor er geen plaats meer is voor een dialoog. Ook hekelt hij het kuddegedrag van ‘woke types’ die ‘elkaar allemaal maar nababbelen’, zegt hij. Het uiten van een afwijkend standpunt wordt zijns inziens nauwelijks nog geduld. Wokies vinden het volgens Rijken vooral belangrijk dat je aan de ‘goede kant van de geschiedenis’ staat.

‘In de jaren zestig moest je zonder nuance tegen de Vietnamoorlog zijn, in de jaren tachtig zonder nuance tegen de kruisraketten; nu moet je zonder nuance tegen de witte man zijn.’