Home Columns De Kamer heeft meer medewerkers nodig om tegenmacht te kunnen zijn

De Kamer heeft meer medewerkers nodig om tegenmacht te kunnen zijn

Er werken meer dan 120.000 ambtenaren bij de Rijksoverheid: dat zijn gemiddeld 5.000 ambtenaren per minister of staatssecretaris. Deze ambtenaren zijn het onmisbare verlengstuk van de uitvoerende macht, de laatste tijd veelal afgekort tot ‘macht’. De Tweede en Eerste Kamer, de laatste in mindere mate, vormen gezamenlijk de controlerende macht, inmiddels beter bekend als ‘tegenmacht’.

Een gemiddeld Kamerlid van een fractie van tien tot vijftien zetels moet het doen met slechts één medewerker – en dan niet eens een fulltimer, maar iemand voor 25 uur per week. En dit is dan een combinatie van een secretaresse en inhoudelijke beleidsmedewerker. De tegenmacht moet de macht, met zijn leger aan ambtenaren, dus met anderhalve man en een paardenkop controleren. Onbegonnen werk. Het is de hoogste tijd voor meer en betere ondersteuning van Kamerleden.

Mede als gevolg van de karige ondersteuning gaan Kamerleden oppervlakkiger te werk dan goed is voor het functioneren van onze democratie. Ze hebben geen tijd en menskracht om zelf onderzoek te verrichten naar bijvoorbeeld (vermeende) maatschappelijke misstanden en baseren het controleren van de regering dan op berichten uit de media. Hierdoor is het aantal Kamervragen in de afgelopen jaren snel en hard gegroeid.

Tussen 2014 en 2019 steeg het aantal Kamervragen met dertig procent. In 2019 ging het om een totaal van 3.078 gestelde Kamervragen, waarvan bovendien meer dan de helft niet op tijd werd beantwoord. Ondanks de vele Rijksambtenaren kan de regering deze explosie aan Kamervragen niet bijbenen. Niet heel gek dus dat men in Den Haag steeds vaker spreekt over de hijgerigheid in de politiek of over ADHD-politiek. Meer kwantiteit aan Kamervragen levert niet automatisch ook meer kwaliteit op in de controle van de uitvoerende macht.

De toeslagenaffaire en ook de nodige andere misstanden bij de Rijksoverheid en uitvoeringsinstanties laten zien dat de oppervlakkige ADHD-politiek vanuit de Tweede Kamer én de slechte informatievoorziening vanuit de regering onze democratische rechtsstaat langzaam maar zeker uitholt.

Een recente parlementaire commissie Uitvoeringsorganisaties onder leiding van oud-VVD-Kamerlid André Bosman concludeerde onder andere het volgende: ‘Veel Kamerleden leunen voor hun informatie te sterk op het departement; ze verdiepen zich te weinig in de uitvoering en ontwikkelen er geen gevoel voor.’ Mijns inziens komt dat door een gebrek aan goede medewerkers voor Kamerleden. Maar dat niet alleen.

Er is ook een gebrek aan senioriteit onder Kamerleden. Zo zijn maar liefst 69 van de 150 Kamerleden nieuw. Het werk als Kamerlid is ingewikkeld en vraagt geregeld een lange adem en meerjarige dossierkennis. Bovendien ontstaan mettertijd de handigheid en de routine om de regering effectief te kunnen controleren. De gemiddelde zittingsduur van een Kamerlid in 1992 was ongeveer zeven jaar. In 2018 was dat slechts vier jaar. Een Kamer met zo’n grote doorloopsnelheid aan leden staat bij voorbaat met 1-0 achter ten opzichte van de regering met haar Rijksambtenaren die vaak decennia aan ervaring hebben.

Nederland toont zich hierin weer het gierigste jongetje van de internationale klas

Terug naar de ondersteuning van Kamerleden: Nederland toont zich hierin weer het gierigste jongetje van de internationale klas. Niet alleen is het aantal medewerkers per Kamerlid beperkt, ook is de algehele ambtelijke ondersteuning binnen de Tweede Kamer beperkt. Deze medewerkers kunnen de Kamer bijvoorbeeld ondersteunen bij het uitvoeren van onderzoeken, enquêtes, moties, amendementen, initiatiefwetsvoorstellen en dergelijke. De ambtelijke ondersteuning van de Tweede Kamer behoort tot de laagste van heel Europa, eufemistisch in een rapport ‘goedkoop’ en ‘doelmatig’ genoemd. Maar goedkoop is in dit geval duurkoop.

We kunnen ons deze verkeerde vorm van zuinigheid niet langer permitteren. Nu informateur Herman Tjeenk Willink serieuze voorstellen opstelt om te komen tot meer balans tussen ‘macht’ en ‘tegenmacht’, kan de Kamer niet anders dan het budget per Kamerfractie en voor de algehele ambtelijke organisatie verhogen. Populistische partijen zijn daar op voorhand tegenstander van, want die vinden dat ‘zelfverrijking’. Quatsch natuurlijk.

Zij hebben baat bij de ADHD-politiek, terwijl meer serieuze partijen en vooral Nederlandse burgers juist gebaat zijn bij slow politics waarbij de tegenmacht diepgaand onderzoek verkiest boven oppervlakkige vragen. Dan zullen Kamerleden ook minder snel genoegen nemen met halve antwoorden en hele leugens vanuit de regering, en kunnen ze inhoudelijk steviger in debat gaan met bewindspersonen. En misschien, heel misschien, voorkomt dat een nieuwe toeslagenaffaire.