Home Columns Pesterijen horen niet thuis in de klas, intimiderende cartoons dus ook niet

Pesterijen horen niet thuis in de klas, intimiderende cartoons dus ook niet

Cijfers liegen niet. Eind september, tijdens de Week Tegen het Pesten, publiceerde het Jeugdjournaal de resultaten van haar onderzoek naar het pesten op scholen. Zo’n zestig procent van de kinderen tussen de negen en dertien jaar wordt gepest. Sommigen enige keren per maand, anderen enkele keren per week. En bij één op de tien kinderen gebeurt dat dagelijks. Vergelijkbare gegevens bestaan ook over de oudere jeugd.

Deze getallen zijn geen statistieken die straks in de la moeten verdwijnen. Pesten is niet zomaar iets, maar kan een grote impact hebben op het leven en de toekomst van een kind.

In de pestprotocollen die veel scholen hanteren staat precies gedefinieerd wat pesten eigenlijk precies inhoudt. Schelden, dreigen of belachelijk maken vallen hieronder, maar ook de klasgenoot voortdurend duidelijk maken dat hij of zij niet gewenst is. Het pestprotocol is onderdeel van het Schoolveiligheidsbeleid. Er is sprake van pesten wanneer het nadelige gevolgen heeft voor diegene die het ondergaat.

In dit protocol komen dus grote woorden voor. Schoolveiligheid, niet-gewenst zijn, uitsluiten, belachelijk maken enzovoort. Het protocol spreekt voortdurend over het treiteren en dwarsbomen tussen de leerlingen onderling. Maar het is evident dat deze termen ook bepalend zijn voor de verhouding tussen het onderwijzend personeel en de leerlingen die aan hen zijn toevertrouwd. Het gaat over opvoeding, over verantwoord pedagogisch handelen en over het scheppen van een veilig schoolklimaat.

In een samenleving waar het misbruik van het recht op vrijheid van meningsuiting gigantische proporties heeft aangenomen, voeren we een gevecht tegen de bierkaai. Maar toch moeten we blijven roepen dat, vanwege die heilige plicht om onze school veilig te houden, intimiderende spotprenten, generaliserende teksten en uitsluitende beelden in de klas absoluut niet thuishoren.

We kunnen allerlei redenen en drogredenen verzinnen om te doen alsof dit normaal is, maar de pestprotocollen zijn er niet voor niets. Belangrijk is dat niet de pester bepaalt of iets pesten is, maar het slachtoffer. Daarom heeft de noch schoolleiding noch de docent het recht om vast te stellen of deze vrijheid van meningsuiting pijn doet. Hier gaat de leerling over, aldus het pestprotocol. En dat is maar goed ook.

Vrijheid van meningsuiting is een grondrecht. Maar onze samenleving heeft van dit grondrecht een karikatuur gemaakt

Na de recente onrust over een spotprent in relatie tot de islam op de school in Rotterdam werd het raadzaam geacht dat de docent ging onderduiken. In Leiden zit een docent thuis na een werkopdracht voor leerlingen, waarbij op een wel heel ongenuanceerde manier een relatie werd gelegd tussen terrorisme en wat kwaadwillenden in naam van de islam roepen. Ziehier wat voor een narigheid er allemaal voort kan komen uit dit ongebreidelde gesjoemel met die vrijheid van meningsuiting.

Wat er gebeurde op deze scholen, en de gevolgen daarvan voor de desbetreffende docenten en de onaangenaam getroffen leerlingen, is niet het einde van het verhaal. Op een zeker moment moeten de leerlingen en de docenten samen weer verder.

Pesten is een risicofactor voor suïcide. De afgelopen jaren hebben wij in ons land tragische voorbeelden gezien van jonge kinderen die om deze reden uit het leven zijn gestapt. En vaak was het klaslokaal of het schoolplein de plek waar zij dit gepest moesten ondergaan. Zijn we dat dan alweer vergeten?

Begrijp mij niet verkeerd. De vrijheid van meningsuiting is een grondrecht. Maar onze samenleving heeft van dit grondrecht een karikatuur gemaakt. We moeten lessen trekken uit wat er op de scholen in Rotterdam en Leiden is gebeurd. Eerst komt de veiligheid en het welzijn van onze kinderen, op de mooiste plek waar zij hun jonge jaren doorbrengen. De plek waar hen wordt bijgebracht hoe mooi de wereld om ons heen is. Die plek heet ‘school’. Daarna gaat de grote mensenwereld eens kijken hoe wij om moeten gaan met die grondrechten, waar de vrijheid van meningsuiting er een van is. En niet andersom.