Home Columns Universiteitsbesturen kijken weg bij Gaza

Universiteitsbesturen kijken weg bij Gaza

Soms schampt de geschiedenis even aan je eigen bestaan, en heel soms oefen je daar als gewone burger zelfs nog invloed op uit ook.

Zo schijn ik min of meer de inspiratiebron te zijn geweest van het zestal dat bij Dodenherdenking op de Dam demonstratief Martin Bosma de rug toe heeft gekeerd, waarover ik in een vorige column schreef. Door een eerder stukje van mij zouden zij op het idee zijn gebracht.

Dat is inmiddels al weer ruim twee weken geleden. Die twee weken hebben zich politiek in Nederland, behalve met een voorlopig bij Ronald Plasterk gestrande zoektocht naar een enigszins presentabele premier voor een extreemrechts kabinet, vooral gevuld met de uit Amerika overgewaaide universiteitsbezettingen. Dit uit protest tegen het excessieve Israëlische geweld tegen de bevolking van Gaza.

Het Bushuis, waar ik zelf als gastonderzoeker bij het Duitslandinstituut werkzaam ben, was er zelf weliswaar als gebouw niet bij betrokken. Maar omdat het Binnengasthuis, dat samen met het Roeterseiland het brandpunt van de demonstraties vormt, om de hoek ligt, werd ook het Bushuis al een paar keer plots gesloten. Daarbij ken ik collega’s die aan de demonstraties hebben deelgenomen en bij de gewelddadige politie-ontruiming aanwezig waren.

Misschien was die laatste, de noodzaak van de betoonde mate aan hardhandigheid even in het midden latend, gezien de inmiddels ontstane situatie als zodanig inderdaad onvermijdelijk. Een vreedzaam begonnen demonstratie was in een ontoelaatbare, deels direct gevaarlijke situatie ontaard: barricades op straat en als projectielen verzamelde bakstenen in de dakgoot, grootschalig vandalisme, waarbij ook dure kunstwerken vernield werden, intimidatie van de pers door radicale gemaskerde beroeps-activisten, die slechts in het Engels communiceerden en waarvan de relatie tot de universiteit onduidelijk bleef. Zij overschaduwden met hun agressieve optreden de overgrote meerderheid van de goedwillende demonstranten, studenten en docenten beide.

Het College van Bestuur van de UvA gaat namelijk niet vrijuit

Maar dat laat de vraag onverlet, hoe het zover heeft kunnen komen, nog los van het feit dat er sprake lijkt te zijn geweest van doelbewuste provocatie door agressieve rechtse tegendemonstranten, die daarmee het politiegeweld zouden hebben willen uitlokken.

Het College van Bestuur van de UvA gaat namelijk niet vrijuit. Dit verklaart ook waarom de boosheid zich inmiddels niet alleen tegen het Israëlische optreden in Gaza, maar ook tegen het optreden van het universiteitsbestuur richt.

Dat heeft namelijk de demonstranten, met hun eis om de banden met Israëlische universiteiten vanwege hun institutionele medeplichtigheid aan ‘Gaza’ te verbreken, vanaf het begin inhoudelijk niet serieus willen nemen. De kritiek werd met nietszeggende verklaringen afgewimpeld.

Zoals bij bedrijfsregenten wel vaker het geval is: de koers staat niet ter discussie en daarover wil men dus ook niet in discussie gaan. De afstand tussen de bestuurders, die vooral op het imago bedacht zijn, en de bestuurden, die het om de inhoud gaat, is groot. Beleidsmakers verschuilen zich dan achter een muur van voorlichters. Zij komen het beleid uitleggen, maar kunnen er niets aan veranderen. Zij die dat wel zouden kunnen, houden zich zorgvuldig onbereikbaar.

In theorie worden door het bestuur een kritische houding van studenten en een vrije discussie in de academische gemeenschap toegejuicht. In de praktijk ziet men die liever niet, zodra die kritische houding zich tegen de opvattingen van dat bestuur zélf keert. Terwijl daar toch alle reden voor is: waar het na 24 februari 2022 direct alle banden met Russische universiteiten verbrak, schiet men hier in een kramp. Gewoon dezelfde maatstaven voor Israël aanleggen? Onbespreekbaar.

En juist dát zet bij talloze studenten en docenten extra kwaad bloed, maakt zowel de woede over de bestaande contacten als over het buiten discussie daarvan plaatsen nog groter. Kennelijk telt de wereld bij voorbaat twee soorten landen: enerzijds Israël, dat alles ongestraft mag doen, en anderzijds de rest.

De verbijstering daarover is niet alleen een zaak van herkomst – de UvA telt veel buitenlandse studenten – maar ook van generaties: veel jongeren kijken anders naar Israël. De wijze waarop sommige oudere journalisten, grootgebracht met de morele verplichting tot altijddurende onvoorwaardelijke solidariteit met Isräel, zich nu in allerlei bochten wringen om zelfs nu nog elke sanctie te kunnen blijven afwijzen, ervaren velen van hen terecht als onbegrijpelijk, zo niet ronduit gênant.