Moeten er op openbare scholen stilteruimtes zijn waar moslims kunnen bidden? Die vraag leidt tot veel discussie. Kamel Essabane en Shawintala Banwarie vinden dat ruimte geven aan religiositeit helpt bij de vorming van kinderen tot volwaardige burgers.
De afgelopen weken was er veel media-aandacht voor gebedsruimten op openbare scholen en moslimleerlingen die daarom zouden vragen. Openbare scholen zijn – zo oordeelde de Commissie Gelijke Behandeling in 2000 – niet verplicht om een gebedsruimte of stilteruimte in te richten. Openbare scholen kunnen kinderen echter ook niet verbieden om op school te bidden, in verband met de godsdienstvrijheid. Dat laat de vraag open wat wijsheid is: wel of geen stilteruimte op een openbare school?
In feite, is het verzoek van deze moslimleerlingen niet anders dan het verzoek van leerlingen om een voetbalveld te hebben, of een spelruimte. Immers, om mee te kunnen doen aan de samenleving is het niet alleen belangrijk dat je hard werkt en goed opgeleid bent, maar ook dat je je als burger thuis voelt en geaccepteerd weet.
Sommige opiniemakers benadrukken echter dat openbare scholen ‘neutraal’ of ‘religievrij’ dienen te zijn en niet de taak hebben om te voorzien in de religieuze of spirituele behoeften van leerlingen. Een openbare school zou enkel als taak hebben goed onderwijs te leveren. Religie zou een privézaak zijn die niet op een openbare school, maar thuis of in de moskee in de buurt hoort.
‘Ook ontbreekt in discussies vaak het perspectief van de leerlingen’
Stine Jensen stelt daarbij in NRC dat religie een keuze is en geen identitair gegeven, zoals gender of geaardheid, waar scholen wel rekening mee moeten houden. Gert Jan Geling stelt in de Kanttekening voor om kinderen zo mogelijk door te verwijzen naar de buurtmoskee en concludeert dat de vraag naar een stilteruimte op school de terugkeer is van religieuze privileges zoals christenen die ooit genoten in de Nederlandse samenleving.
Wat in discussies over dit onderwerp echter vaak ontbreekt is dat het openbaar onderwijs in Nederland zich niet profileert als ‘neutraal’ of ‘religievrij’, maar als ‘actief pluriform’. Daarmee committeert de openbare school zich aan ruimte bieden aan diversiteit, en dus ook aan levensbeschouwing.
Ook ontbreekt in discussies vaak het perspectief van de leerlingen. Heeft het wel of niet kunnen bidden of mediteren op school effect op het welzijn van leerlingen die daar behoefte aan hebben? Heeft het beperken van religieuze expressie effect op de persoonlijke ontwikkeling en burgerschapsvorming van leerlingen? Heeft het beperken van zelfexpressie effect op hun leerprestaties? Ervaren leerlingen die willen bidden religie als een keuze, of als een essentieel onderdeel van hun identiteit? Zouden sommige leerlingen liever op school bidden dan in de buurtmoskee? De vragen stellen is hen beantwoorden.
Gelings argument, dat openbare scholen vooral met goed onderwijs bezig moeten zijn en niet met religieuze behoeften, negeert de pedagogische en burgerschapsopdracht van het onderwijs. Voor de persoonlijke ontwikkeling en het kunnen participeren in de samenleving is niet enkel hard werken en goed presteren belangrijk. Je moet je ook thuis voelen en het gevoel hebben dat je wordt geaccepteerd.
Bovendien wekken tegenstanders van stilteruimtes de indruk dat moslimleerlingen of -studenten die eisen. Maar is dat werkelijk zo? Bij nader inzien blijkt het te gaan om een bescheiden vraag. Ook wordt een beeld geschetst van zogenaamde spanningen tussen moslimleerlingen versus niet-moslimleraren. Maar dit is een schijntegenstelling, die door sommige media wordt gemaakt. Het gaat hier immers om een verzoek van een groepje leerlingen aan een schoolbestuur. Zoals een bestuur vaker verzoeken krijgt van leerlingen. De suggestie van een tweedeling tussen moslims en niet-moslims werkt alleen maar wantrouwen en onderbuikgevoelens jegens moslims in de hand.
Daarnaast voert Geling aan dat het gescheiden bidden van mannen en vrouwen voor gendersegregatie zorgt. Dat is, wat betreft het aanwakkeren van onderbuikgevoelens, de klap op de vuurpijl. Hiermee suggereert hij dat, in tegenstelling tot de moslimgemeenschap, de rest van de samenleving wel aan gelijke man-vrouwverhoudingen doet.
De vraag van assertieve leerlingen aan schoolbesturen om een stilteruimte zou beter begrepen moeten worden als het voorhouden van een spiegel. Willen openbare scholen een verlengstuk zijn van het neoliberalisme dat enkel gericht is op presteren en economische bijdrage, of willen ze staan voor persoonlijke vorming en burgerschapsvorming? Willen scholen passief pluriform zijn, waarbij ze diversiteit slechts hoeven te tolereren? Of willen scholen actief pluriform zijn en ruimte creëren voor de expressie van diversiteit, zodat kinderen met verschillende achtergronden zich thuis voelen?