Home Wereld Het slavernijverleden is dichterbij dan je denkt

Het slavernijverleden is dichterbij dan je denkt

Het huisje op Curaçao waar Dundu Meulens, de overgrootmoeder van Paco Reyes woonde

Te lang geleden en daarom moeten we het laten rusten. Dat is een veel gehoord argument om het vooral maar niet meer over de slavernij te hebben. Maar wat is lang of te lang geleden in de belevingswereld van mensen? Valt dat te meten? En kun je dat voor anderen bepalen? Voor Eindhovenaar Paco Reyes (72), gepensioneerde supply chain manager, voormalig inwoner van Curaçao, is het slavernijverleden tastbaar: hij heeft zijn overgrootmoeder nog gekend die geboren is in 1866, vlak na het einde van de slavernij, maar nog wel in gebondenheid moest leven. Daardoor weet hij veel, maar we speuren verder naar de doorwerking van de slavernij in het verleden en het nu.

Reyes: ‘Ik herinner me mijn overgrootmoeder Dundu Meulens heel goed. Ze overleed op 97-jarige leeftijd in 1963 in Willemstad, toen ik twaalf was. Ook mijn grootmoeder werd heel oud. Sterke vrouwen waren ze. Tot op hoge leeftijd was Dundu vitaal en actief. Ze naaide en borduurde nog. Als kind viel me op dat ze niet eens een bril droeg. Dat ze dat niet nodig had om te lezen verbaasde me. Maar mijn oom Bobbo vertelde dat ze analfabeet was. Op het einde van haar leven vroeg ze wel aan haar kleinkinderen om de naald door de draad te doen.

Mijn broers, zussen, neven, nichten en ik kwamen regelmatig bij haar op bezoek. Ze woonde in bij mijn oma Wela (wat grootmoeder betekent), en diens zoons Bobbo en Sjon Grandi. Wela wilde niets kwijt over haar achtergrond en werd zelfs kwaad als we weer Dundu zaten ‘uit te horen’. Maar ik hoorde toch heel veel over de geschiedenis van de familie door mijn ooms. Het verhaal ging dat Dundu op haar veertiende was verkracht door een witte soldaat en dat daaruit haar enig kind Wela was geboren. Mijn grootmoeder was inderdaad veel lichter van kleur dan mijn overgrootmoeder. Maar er was ook een andere versie van het verhaal: dat een witte sjon, plantagehouder, dat had gedaan. Dat werd net iets minder beschamend gevonden. Tegen een sjon kon ze niet op.’

Wela, grootmoeder van Paco Reyes

Wie was de man was die haar overgrootmoeder had verkracht? En wie was de slavenhouder? Hoe kwamen ze aan hun familienaam? Ik ga op zoek naar meer informatie in het Nationaal Archief en dat van Curaçao, maar mijn speurtocht loopt al snel dood. De Meulens op Curaçao zijn talrijk. Reyes belt met zijn zus en we leren dat Dundu officieel Eleonora Maria Cecilia Meulens heette. Maar ook onder die naam blijft zij spoorloos in de digitale archieven. Ineens herinnert Reyes zich dat Wela’s doopnaam Cornelia Maria is. Als ik dan zoek, opent zich de archief goudmijn. Op haar geboorteakte heet haar moeder niet Dundu/Eleonora maar Leonor. Ze kreeg haar enige dochter in 1896, niet op haar veertiende, maar rond haar dertigste. Vader onbekend. Reyes blijkt nog veel meer familie te hebben dan hij dacht. Dundu/Leonor is het zevende kind van uit slaafgemaakte ouders, die hun hele leven bij elkaar bleven en acht (levende) kinderen kregen. De drie oudsten waren voor 1863 geboren in slavernij, vier in de tien jaar dat ze nog moesten blijven werken voor de kolonie en de jongste, Johannes werd de eerste volledig vrijgeborene. Ook het beroep van zijn overgrootmoeder staat genoteerd en verklaart Reyes’ verhaal over naald en draad: Leonor was naaister.

‘Slavernij was een bron van schaamte. Het was altijd aanwezig, onbesproken of uitgesproken. Mijn ooms vertelden erover niet in de huiskamer, maar in de zijkamer, op de rand van ons bed. Ik wilde alles horen. En ze namen ons uit Willemstad mee naar Santa Cruz de voormalige plantage in het noordwesten. Daar lieten zij ons de kunuku huisjes zien, voor slaafgemaakten. In een van die huisje is Dundu opgegroeid omdat haar moeder hier moest werken. Een hutje, niet meer dan een kamer, met rieten dak. Ook na de definitieve afschaffing van de slavernij heeft zij er nog heel lang met haar moeder gewoond.’

Dundu Meulens, overgrootmoeder van Paco Reyes. Ze werd in 1866, 3 jaar na de afschaffing van de slavernij geboren.

Curaçao is een klein eiland en in de tijd van Dundu woonden er rond de 17.000 mensen, van wie  de helft uit slaafgemaakten bestond. Het klimaat is warm en droog, de grond bestaat uit rotsen en is niet zo vruchtbaar als Suriname, vandaar dat er relatief weinig plantages werden aangelegd. Het belang van het eiland met een toegankelijke, natuurlijke aanlegplaats voor een haven was strategisch, de West Indische Compagnie kon het gebruiken als uitvalsbasis tegen de Spanjaarden. Nederland veroverde het in 1634 en gebruikte het vervolgens als belangrijke doorvoerhaven voor slaven. Slaafgemaakten die er gedwongen waren te werken op de landgoederen moesten veelal mais en bonen voor de plaatselijke bevolking verbouwen en vee hoeden.

Santa Cruz, waar zich ook een suikerplantage bevond, kreeg een beladen geschiedenis. Het telen en oogsten van suikerriet, daarna het sap persen en inkoken tot suiker, was gevaarlijk en zwaar werk. Het landgoed vormde eind achttiende eeuw dan ook een brandhaard van verzet tegen de slavernij. De beroemde vrijheidsstrijder Tula trok in 1795 hierheen om zich met nog meer opstandelingen te verenigen en ontmoette er zijn kameraad, de zwarte opzichter Carpata. Ze waren geïnspireerd door de slaafgemaakte vrijheidsstrijders van het latere Haïti en eisten vrijlating van alle slaafgemaakten. Vanuit Santa Cruz wilden ze met de rebellen oprukken naar de hoofdstad. Maar het koloniale bestuur maakte een gruwelijk einde aan de opstand. Beulen braken de botten van Tula en Carpata voordat ze hen verbrandden en vierendeelden. Toch leidde de opstand ertoe dat de leefomstandigheden voor slaafgemaakten wat verbeterde; ze kregen meer kleren, eten en rusttijd. Het heroïsche verzet is deel uit gaan maken van het collectieve Curaçaose geheugen. Tula krijgt binnenkort  Nederlands eerherstel.

‘Voor Reyes’ familie bracht de afschaffing van de slavernij geen zegeningen’

Reyes’ betovergrootmoeder, Leonors moeder, heette Regina Breginia Meulens, zij behoorde niet tot de veldwerkers die de zware arbeid moesten verrichten in de suikerrietteelt. Zij werd veertig jaar na de opstand geboren in 1836 en had als beroep later ‘waschvrouw’. Ze overleed in 1924, op 86-jarige leeftijd.

De eigenaren van Reyes’ familie vind ik bij Leonors ouders in het Nationaal Archief en combineer die met een database van studie naar Engelse slavernij. Dorothea Elisabeth van der Meulen, geboren rond 1800, dochter van de Nederlandse planter Charles Van der Meulen en een waarschijnlijk Schotse moeder. Zoals gebruik was, verwijst Dundus achternaam dus naar de familienaam van de slavenhouder. Van der Meulen was geboren op Curaçao en zou steenrijk terugkeren naar Schotland. Bij de afschaffing van de slavernij in 1863 kreeg zij voor haar 146 slaafgemaakten, onder wie de ouders van Dundu en drie van hun kinderen, een compensatie van 200 gulden. Een fortuin van 29.200 gulden, gerekend naar nu te vermeerderen met factor 10 euro. Slavernij, en zelfs het einde ervan loonde voor de witte inwoners dan.

Want voor Reyes’ familie bracht de afschaffing van de slavernij geen zegeningen. Zijn voorouders mochten in hun huisje met grond blijven wonen op voorwaarde dat ze die af zouden betalen aan de plantage-eigenaren. Zo bleven ze nog jaren gebonden en kenden bittere armoede. Reyes: ‘Op Curaçao wordt het werken op het land daarom nog altijd geassocieerd met slavernij en met schaamte. Ook in mijn familie. Je zal bij ons geen moestuin aantreffen. En je wilt je door niemand meer wat laten vertellen en alles zelf bepalen.’

We kunnen nog veel meer vinden in de goed geordende archieven. Het koloniale systeem had tot doel winst te maken en alles wat daarmee te maken had, belastingen, aan- en verkoop van slaafgemaakten, inventarissen van plantages werd met krullend schoonschrift bijgehouden. Maar op sommige vragen zal waarschijnlijk nooit een antwoord worden gevonden, zoals wie de verwekker was van Reyes’ grootmoeder, de verkrachter van Dundu. Zeker is dat ze geen veertien was. Is het zo verteld om haar machteloosheid en onschuld weer te geven?

Paco Reyes

Afkomst van slaafgemaakten in de vaderlijke lijn is zelden opgetekend, omdat het kind aan de eigenaar van de moeder toeviel. Slaafgemaakten werden niet gezien als mensen, maar als ‘zaken’, deel uitmakend van de boedel. Dat maakt de kennismaking met Dundu’s vader François Reinas Ignatio des te opmerkelijker. Uit het emancipatieregister blijkt dat hij was tewerkgesteld bij de gouverneur-generaal Abraham Matthieu de Rouville, die hem van een slavenhouder kocht. Vermoedelijk werd hij diens huisslaafgemaakte. François zal tot de afschaffing van de slavernij dus niet samen hebben gewoond met zijn vrouw Regina en acht kinderen. Zo zorgde het systeem van slavernij ervoor dat vrouwen hun kinderen, die ze niet mochten beschouwen als van hen, naast het zware werk, alleen moesten grootbrengen.

Voor Reyes heeft het slavernijverleden altijd deel van hemzelf uit gemaakt ‘De verhalen van mijn familie hebben me bewust gemaakt van al het onrecht dat hun is aangedaan, dat hun waardigheid en alles wat hun dierbaar was hun werd ontnomen. Misschien dat ik me daarom aansloot bij Amnesty International, om te vechten voor gerechtigheid, mensenrechten.’ Naast nazaat van slaafgemaakten is hij een wereldburger als product van een Colombiaanse vader met Spaanse en inheemse ouders, en zelf met een Nederlandse vrouw getrouwd. Het vervult hem met trots te weten ‘dat mijn voorouders zich onder extreem moeilijke omstandigheden staande wisten te houden. Dat hun nageslacht zich uiteindelijk kon ontworstelen aan achterstand en armoede door geld bijeen te leggen voor studie in Nederland. ‘En nu moeten nazaten van kolonialen en slaafgemaakten samen verder. Daarvoor is het belangrijk dat deze kennis levend blijft en wordt gedeeld.’

Tineke Bennema is historicus en verrichtte voor dit artikel archiefonderzoek.

Nieuw verschenen: Tineke Bennema, Albertus Van van de Vijver – slaafgemaakt en bevrijd (Walburg Pers, 2023), 224 pp, 24,99 euro.