Uit onderzoek van de Rijksrecherche blijkt dat Kamervoorzitter Martin Bosma (PVV) een rol heeft gespeeld in de inmiddels al drie jaar lopende affaire-Arib, die betrekking heeft op zijn voorganger. Bosma zelf wijst naar topambtenaren, die hem volgens eigen zeggen hebben misleid. Dat meldt het onderzoeksplatform Follow the Money.
‘We voelen ons enorm in de maling genomen,’ zei Bosma tijdens het debat over de kwestie rond oud-Kamervoorzitter Khadija Arib (PvdA). Daarmee legt hij de verantwoordelijkheid bij ambtelijke leidinggevenden. Bosma maakt echter sinds 2010 deel uit van het dagelijks bestuur van de Tweede Kamer, het zogenoemde presidium, en geldt als zeer ervaren in de parlementaire verhoudingen.
De affaire rond Arib begon in 2022, toen NRC berichtte over vermeend machtsmisbruik door haar. Het artikel was gebaseerd op gelekte stukken en een anonieme brief met beschuldigingen van collega’s. Het lek is tot op heden niet achterhaald.
Arib trad onder druk af, waarna een gespannen verhouding ontstond met haar opvolger Vera Bergkamp (D66). Volgens critici had Bergkamp onvoldoende bescherming geboden aan haar voorganger.
Uit het onderzoek van de Rijksrecherche blijkt nu dat bepaalde topambtenaren actief betrokken waren bij het vertrek van Arib. Met name de toenmalige griffier Simone Roos en oud-directeur huisvesting Jaap van Rhijn worden genoemd. Zij hadden intensief contact met een verslaggever van NRC in de periode van publicatie. Ook de rol van Bergkamp blijkt groter dan eerder werd aangenomen. Zij verwijderde appverkeer met haar voorlichter en betrokken topambtenaren, waardoor mogelijk relevant bewijsmateriaal verloren is gegaan, aldus Follow the Money.
Wat betreft Bosma: hij maakte als langstzittend presidiumlid de ontwikkelingen rond Arib van dichtbij mee. Volgens hem speelde het bestuur geen rol in haar vertrek. Toch staat ook zijn handtekening onder enkele besluiten die als cruciaal worden gezien, schrijft Follow the Money.
Zo stemde het presidium in 2022 in met een onderzoek naar het functioneren van Arib. Bosma spreekt van een ‘gedelegeerd opdrachtgeverschap’ en stelt dat hij en anderen slechts uitvoerders waren. ‘We hebben meegespeeld in een toneelstukje waarvan we zelf niet de auteur waren,’ zei hij tegen Follow the Money. Zijn steun voor het onderzoek blijkt echter ook uit zijn handtekening.