Na de verkiezingsuitslag van eind oktober volgden ook de kaartjes waarop te zien is waar progressief-linkse of juist radicaal-rechtse partijen het goed deden. Op het eerste gezicht is er een duidelijke scheiding tussen stad en platteland, maar volgens socioloog Bram van Vulpen is er meer aan de hand.
Op de website Stuk Rood Vlees verdeelt Van Vulpen de politieke partijen in drie categorieën: progressief links, conservatief rechts en radicaal rechts. D66 is in deze analyse onderverdeeld in progressief links, hoewel hierover valt te discussiëren, erkent hij.
Deze verdeling laat op de kaart duidelijk zien dat progressief links het goed doet in de grote steden, vooral in de Randstad. Conservatieve partijen kleuren op in de Bijbelbelt, radicaal rechts in de regio, vooral in plattelandssteden.
Dat klopt voor een deel, maar het vertelt niet het hele verhaal, schrijft Van Vulpen. Ook het opleidingsniveau speelt een heel belangrijke rol in Nederland, aldus de socioloog. ‘Praktisch geschoolden stemmen vaker op populistische partijen die ageren tegen immigratie en voor behoud van de Nederlandse cultuur, terwijl theoretisch geschoolden meer geneigd zijn progressieve standpunten te steunen.’
Ook hiermee is het hele verhaal nog niet verteld. Want er zijn compositie-effecten en omgevingsinvloeden, zo gaat hij verder. Compositie-effecten gaan onder andere over leeftijd, migratieachtergrond en inkomen. Omgevingsinvloeden zijn gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld het aardbevingsgebied in Groningen of de aanwezigheid van een groot azc in Ter Apel. Ook deze factoren spelen een rol in het stemgedrag, aldus Van Vulpen.


