20.8 C
Amsterdam

Ik was al vader voordat ik vader werd

Tayfun Balcik
Tayfun Balcik
Historicus en journalist.

Lees meer

Soms moet je diep graven om te achterhalen waarom je bent zoals je bent. Zo is het me na veertig jaar leven opgevallen dat ik best vaak stilval als ik word gecommandeerd. Met een baby van een paar weken is dat niet nuttig, maar soms kan een taakjesregen van de spreekwoordelijke partner op de pot wel een tikkeltje te veel worden. En dan is stilvallen juist heel goed om een boodschap af te geven. Dan is het nog de vraag of die boodschap daadwerkelijk overkomt, maar goed.

Een krijsend kind heeft sowieso lak aan zulke passief-agressieve boodschappen in stilte. Dat huilt door totdat ze is verschoond, heeft gegeten of in slaap is gesust. Daarna kan je weer je eigen ding doen, tot de volgende shift, uiteraard.

‘Je kan hoog of laag springen als vader, maar we kunnen nooit moeder zijn’, zei een vriend eens. ‘Ik produceer geen moedermelk’ en ‘we beginnen met een achterstand van negen maanden’ heb ik ook weleens gehoord. Zo kan ik inmiddels een heel register met excuusjes opentrekken, die ik — eerlijk is eerlijk — weleens gebruik om vaderschap te vermijden.

En dat is maar goed ook. Je wilt geen kind dat opgroeit tussen twee schreeuwende partners. Of is dat te beschermend gedacht? In het echte leven, waar je hard zou moeten zijn, wordt toch ook weleens geschreeuwd?

‘Ik produceer geen moedermelk’

Ik merk dat de woorden van mijn partner, moeder of schoonmoeder mij weinig doen om mijn taken als vader te volbrengen. Zit daar een bepaalde toxische minachting tegenover de vrouwelijke soort, waarmee ik in een patriarchale omgeving ben geconditioneerd?

Het zijn juist de woorden van vaders en andere mannen die een positieve, maar zeker ook negatieve invloed op mij hebben. Zo heb je de term ‘kilibik’ voor Turkse mannen die ‘onder de plak’ zitten bij hun vrouw, en ‘gelin gitti‘ wanneer de man ‘als bruid’ naar de omgeving (huis, stad, dorp) van zijn vrouw is vertrokken. De vrouw hoort de man te volgen, en niet andersom. Ook al negeer ik die macho-taal, ze floepen er op momenten van slaapgebrek of tegengestelde belangen (over geld of seks) toch uit.

‘Ik ben als bruid naar deze kutstad (Den Haag) gekomen’, schreeuwde ik onlangs nog, met baby in de hand.

Het is onmiskenbaar dat ik mijn geboortestad Amsterdam mis, ook al is het een te kleine woning in Geuzenveld of een kamer in Slotervaart. Ik mis alleen zijn op mijn zolderkamer, mijn weggegentrificeerde vrienden. Ik mis de Marokkanen en Turken uit Nieuw-West, de ontdekking van witte mensen met mijn fiets. Ik mis het vluchtige oogcontact en het snelle wegkijken. In een driftige bui mis ik zelfs die klotetoeristen in de stad.

Ik mis Amsterdam in de jaren tachtig, toen de allochtone en autochtone arbeidersklasse nog gezellig binnen de ring woonde. Ik mis de fietstochten naar Spaarnwoude. De oude stadsdeelraden, toen het stadsdeel nog wat te zeggen had over wat er in hun wijken gebeurde. Ik mis het gemis van een stad die ooit en nooit heeft bestaan. Een toekomst die ver achter ons ligt en nooit meer terugkomt.

Als vaderschap het plaveien van de wegen is voor je kinderen, dan kan ik met zekerheid zeggen dat ik al vader was voordat ik een vader was. Samen met duizenden andere kinderen van immigranten die ouderschapstaken van hun eigen afwezige of incapabele ouders hebben overgenomen. Het heeft me depressief gemaakt en is waarschijnlijk de reden waarom ik soms dienst weiger. Een vader die dertig jaar dubbele diensten heeft gedraaid, heeft hersteltijd nodig. Maar niet te lang.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -