18.1 C
Amsterdam

Waarom zij wel en wij niet?

Tayfun Balcik
Tayfun Balcik
Journalist en historicus.

Lees meer

Toen ik voor het eerst in mijn leven demonstreerde, ergens in 2012, had ik het leven een beetje opgegeven. Ik was gefrustreerd, schreeuwde tegen mijn ouders omdat ze afhankelijk waren van een werkloze nietsnut, zoals ik mezelf toen zag. Het was een periode waarin ik de beslissing nam om te stoppen met tevergeefs solliciteren. Aan de ontbijttafel, die elke dag met veel zorg werd voorbereid door mijn moeder en waar ik bij aanschoof na het lezen van de ochtendkranten op mijn zolderkamer, opende ik het journaal.

Daar staan ze weer, dacht ik over die journalisten, glad in hun pak en jurkjes. Ze hebben lekker alles op orde met bakken geld op hun rekening en gaan fluitend door het leven, peinsde ik bij alle tosti’s die ik in stilte at. Oog in oog met moederlief, die ik wanhopig zoet hield met: ‘Ik équipeer mezelf met kennis, met boeken en kranten tot de dag komt waarop ik die kennis paraat moet hebben.’ Zuchtend nam ze nog een slok van haar Turkse thee.

Het zouden nog jaren van bittere armoede zijn voordat ik haar uit eten kon meenemen. Er is een film van de Turkse volkskomiek Şaban waarin hij zijn moeder telkens belooft in paleizen te laten wonen. Laatst op Moederdag klopte ik met mijn zwangere partner bij haar aan voor een moederdagontbijt. Gezellig toch. Maar uiteraard is mama Balçik niet op haar achterhoofd gevallen en wilde dat ik haar uit eten nam. Tja, een paleis lukt niet meer, maar uit eten kon ik uiteraard niet weigeren op Moederdag.

We reden op zondag naar een Turkse eettent binnen de ring, waar je buik door de gegentrificeerde prijzen meteen ‘vol’ raakt. Maar de voldoening om dit überhaupt te kunnen doen, is onbetaalbaar.

‘Wij zijn de leiders van onze families en gemeenschappen’, zei ik jaren terug, grootsprakerig tegen Turkse matties die dezelfde worstelingen hebben meegemaakt. ‘Wij kijken naar alle papieren, bellen met instanties en zorgen voor brood op tafel. Zij zijn hier gekomen en hebben ons op aarde gebracht, nu is het onze beurt’, zei ik tegen matties die mijn drankje en patatje vervolgens betaalden.

‘Wij zijn de leiders van onze families en gemeenschappen’, zei ik jaren terug

Het klopte, behalve dan dat over brood op tafel. Ik deed het papierwerk. En mijn ouders gaven me eten. Je kan dit alleen volhouden als je de vernedering van zeurende vaders en moeders over werk, woning en trouwen kan uitschakelen. Maar met alle goede wil kon ik dat ook niet meer opbrengen rond mijn dertigste.

Ik zat in die periode dus vol met opgekropte woede van persoonlijk falen en een laag zelfbeeld. Het punt dat me alleen nog razender maakte, is dat dit door VVD-types werd geïndividualiseerd. Nederland zou een prachtig land zijn waar van alles mogelijk is. Mensen moeten zelfredzaam zijn en participeren werd de godganse dag gepreekt in de liberale kerk door Mark Rutte, Henk Kamp en Stef Blok.

Dat was niet mijn Nederland in Amsterdam Nieuw-West. Door gentrificatie zag ik nieuwe, witte Nederlanders de buurt in komen en woningen betrekken. Ik herkende mezelf niet meer in het straatbeeld en dacht: hoe kan dat? Waarom zij wel en wij niet?

Negatieve gevoelens waar je eigenlijk niet mee wil zitten, maar die toch constant door bleven etteren in mijn nietige allochtonenbestaan in een zogenoemde ‘probleemwijk’. We moesten integreren en dat werd nu door onze strot geduwd met gentrificeerders, die na jaren van witte afwezigheid (‘de witte vlucht’), opeens de regels begonnen te bepalen op plekken waar ze vroeger niet dood gevonden wilden worden.

Het was de woningnood en de Amerikaanse film Boyz n the Hood, waar gentrificatie even wordt genoemd, die mijn ogen openden. De verkoop van sociale huurwoningen, waardoor het leven van een hele generatie werd uitgesteld en van de enkeling die huis op huis kocht werd gelanceerd, was de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. Dit was precies het moment waarop alle theorieën over racisme en sociale onrechtvaardigheid samenvielen met de praktijk in achtergestelde stadsdelen, zoals Nieuw-West.

Joris Luyendijk bespreekt het allemaal in zijn boek De zeven vinkjes. Wij hebben het geleefd met bloed, zweet en tranen. Ik begon te demonsteren met de Internationale Socialisten. We stonden met de hele buurt op tegen de racist die ‘Minder, minder Marokkanen’ riep en groot is geworden omdat rechters, journalisten, ambtenaren het allemaal lieten gaan. Nu heeft hij zich vastgezogen in Den Haag en moet de rest van het land het voelen. Hoe lang nog, zeg ik vanuit 020-Gaza? In Den Haag trokken 100.000 mensen die het zat zijn een rode lijn. Op naar een miljoen!

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -