17.5 C
Amsterdam

We dragen een last op onze schouders

Lody van de Kamp
Lody van de Kamp
Rabbijn en publicist.

Lees meer

Gerda stelt zich aan mij voor. Zij is verbonden als hoogleraar aan een van de grote Duitse universiteiten. Haar levensgeschiedenis sluit helemaal aan bij de plek waar wij hebben afgesproken.

Wij zitten in de lobby van het hotel in de Poolse stad, waar zich op een afstand van maar enkele kilometers de restanten van het concentratiekamp Gleiwitz-2 bevinden. Dat is een van de plekken waar mijn vader als enige van zijn gezin tachtig jaar geleden op wonderbaarlijke wijze achter het prikkeldraad de naziterreur wist te overleven.

Eerder op de dag had zij mij gevraagd of ik bereid was naar haar verhaal te luisteren. Het was niet alleen maar een verzoek. Daarvoor was haar smeekbede te indringend geweest.

‘Tijdens mijn studie kreeg ik in Duitsland eindelijk de waarheid over mijn opa te horen. Hij was het die hier in Polen, niet ver vandaan, als SS’er de commandant was geweest van een van die concentratiekampen. Misschien wel een kamp waar uw vader ook heeft gezeten. In ieder geval werd mijn opa direct na de oorlog medeverantwoordelijk gehouden voor de dood van duizenden Joden uit heel Europa. Dat was de vader van mijn moeder. Mijn opa.’

Even zwijgt Gerda, alsof ze wat zij mij nu vertelt ook zelf nog tot zich moet laten doordringen. Maar zij pakt de draad direct weer op.

‘Mijn oma, vader en moeder, ooms en tantes wilden hier nooit verder met mij over praten. Al mijn vragen bleven onbeantwoord. Nooit een woord over schuld of boetedoening. Alleen maar stilte. Alsof er geen geweten bestond. Ik heb mijn studie toen moeten afbreken. Ik kon niet verder en ben Duitsland ontvlucht. Ver weg in het buitenland ben ik later toch nog afgestudeerd. Het heeft jaren geduurd voordat ik weer naar het land waar ik was opgegroeid terug kon gaan. Pas toen mijn beide ouders waren overleden.’

Ons gesprek verdiept zich. Het gaat over schuld, over verantwoordelijkheid, over heling. Over vergeving en herstel. En over haat en vijandigheid.

Gerda vraagt naar het verhaal van mijn opa en oma. Daar kan ik kort over zijn. Hun verhaal is immers maar kort. In dat kleine Hollandse dorpje Ruurlo werden zij door een politieagent thuis opgehaald. Een dag later zaten zij in het doorvoerkamp Vught om van daaruit op de trein naar het Poolse Sobibor te worden gezet. Bij aankomst deed de gaskamer meteen haar werk.

Gerda’s jaren waren gevuld met verdriet, leegte, boosheid, schuld en schaamte

Gerda somt op hoeveel van haar familieleden als mededaders betrokken waren bij de vernietiging van Joodse landgenoten en vraagt mij hetzelfde te doen. Maar dan de opsomming van slachtoffers van die vernietiging.

En dat gaat natuurlijk over opa’s, oma’s, broertjes, ooms en tantes, neefjes en nichtjes, oudooms en oudtantes. Ik probeer te vertellen hoe ik mijn jaren heb doorleefd als kind van overlevenden. Gerda probeert te vertellen hoe zij haar jaren als kind van daders heeft moeten doorleven.

Ik luister aandachtig. Hoe anders is het beleven van mijn jaren na de Shoa, de vernietiging van het Europese Jodendom. Tegen alles in werd mijn leven toch nog ingevuld met hoop. Met toekomstverwachtingen. Met leven. En een groot deel daarvan werd, tot grote vreugde van mijn ouders, ook werkelijkheid. Gerda’s jaren waren gevuld met verdriet, leegte, boosheid, schuld en schaamte.

Voordat wij afscheid nemen, moet ik één zin aan Gerda kwijt: ‘Beiden dragen wij een last op onze schouders. Maar ik weet eigenlijk niet welke last zwaarder weegt. Mijn last als nabestaande van de slachtoffers of jouw last als nabestaande van de daders.’ Met deze zin nemen wij afscheid van elkaar.

Deze dagen denk ik veel terug aan het gesprek met Gerda. Ik heb haar geschreven dat ik hoop put uit onze ontmoeting. Te midden van het voortdurende oorlogsgeweld, de vernietiging, de pijn, de angst en het verdriet probeer ik vooruit te kijken. Vijf jaar, tien jaar, twintig jaar. Of misschien nog wel verder vooruit?

Ook dan zitten de Palestijn en de Israëliër, de Jood en de moslim, de Oekraïner en de Rus, en al die andere nakomelingen van het hedendaagse oorlogsgeweld tegenover elkaar. Samen vertellen zij over de last van oorlog en vernietiging, over de haat en vijandschap van hun ouders en grootouders. Zij spreken over de last die zij als nabestaanden met zich meedragen: de kwelling van schuld en van slachtofferschap.

Wanneer er eindelijk vrede is tussen onze werelden, kunnen we – net als nu, tachtig jaar na de Tweede Wereldoorlog – elkaar helpen om ons pijnlijke, hoe tegenstrijdige ook, erfgoed samen te dragen. Moslim en Jood, en al die anderen, gaan nadenken welke last nu eigenlijk zwaarder weegt: het erfgoed als nakomeling van daders of als nakomeling van slachtoffers.

Met gebogen schouders trekt Gerda de deur van de lobby stil achter zich dicht. Het was maar een gesprek. Maar misschien toch een moment waarop twee mensen elkaar kunnen laten zien wat zij voor het leven ná een oorlog kunnen betekenen. Op maar een paar kilometer afstand van waar het allemaal gebeurd is.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -