Goede vriend Akram belde me totaal overstuur. ‘Dit land maakt moslims bipolair.’
‘Wat bedoel je daar nu weer mee?’
‘Het ene moment vieren we een overwinning, het andere moment worden we de grond in getrapt. Soms op een en dezelfde dag. En daar word ik bipolair van. Volgende generaties zullen dikke boeken over onze strijd voor gelijkheid schrijven.’ Erop rekenen dat de volgende generatie dikke boeken over je zal schrijven is natuurlijk geen goed teken. Wanneer erkenning uitblijft dan moet die nog komen. Dat houdt de mens hoopvol.
‘Watskeburt, Akram?’
‘Ook Femke Halsema is overstag. Boa’s mogen een hoofddoek dragen.’ Goed nieuws voor moslima’s die als handhavers aan de slag willen gaan. Het succes heeft alleen een bittere schaduwzijde.
‘Prompt komen de islamofoben uit hun holen gekropen om ons terug het hok in te duwen. De islamisering zou in volle gang zijn. Heb je de tweets van Mona Keijzer gezien? Ze ontpopt zich tot een tweede Geert Wilders. Alsof we er aan een niet genoeg hebben.’ Ik zag inderdaad de tweets van Mona Keijzer langskomen.
‘Maar is X niet gewoon het afvoerputje der doorgedraaiden geworden, probeer ik zijn angst wat te relativeren.
‘Joh, Abdelkader, jij zit hoog en droog. Ik zal je neutrale blik even bijkleuren. Die bestuurlijke draai jegens religieuze uitingen vier ik als een kleine overwinning, terwijl ik door het moeras van nederlagen ga. Moslims worden hoogstens getolereerd in de openbare ruimte. We moeten onze plek kennen. Door de aanslagen in Israël worden we weer met terrorisme geassocieerd. Onze identiteit is een open wond. Dat boa’s ook een hoofddoek mogen dragen maakt onze positie kwetsbaar. Dat is de kwaadaardige paradox. En ik kom er niet uit.’ Akram belt me om zijn hart te luchten, daarnaast verwacht hij van mij ook dat ik hem wat positiever stem.
‘Valt toch wel mee. Iedereen geniet van ons lekkere eten. Steeds meer Nederlanders doen mee aan de Ramadan als teken van goodwill.’
Maar is er een museum voor moslims?
‘Het ene maakt het andere nog niet goed.’ Akram switcht naar Facetime. Ik moet zijn woede kunnen zien.
‘In Amsterdam heeft een op de vijf bewoners een moslimachtergrond. Maar is er een museum voor moslims? Is er een cultureel centrum voor moslims? Er is wel een museum voor katten. Er is zelfs een museum voor handtassen. Maar een plek waar mensen met een moslimachtergrond in de historische spiegel kunnen kijken?’
‘Moet je niet een brief schrijven aan de burgemeester?’
‘Joh, alles wat iets wil doen aan representatie van moslims wordt na de verkiezing van Wilders met argusogen bekeken. Niemand die het aandurft.’ Ik opper dat de zwarte Amsterdammers ook jarenlang hebben gestreden voor hun slavernijmuseum.
‘Neem daar toch een voorbeeld aan.’
‘Er zijn ook veel zwarte moslims. Maar daar gaat het niet om. We zouden ons niet aan het lijden van een andere community moeten optrekken om onze doelen waar te maken.’
‘Hoe wil je het dan doen? Er zijn toch ook veel schrijvers, dichters en theatermakers met een moslimachtergrond? Die brede representatie groeit en bloeit.’
Hij schudt met zijn hoofd.
Deels is hij het met me eens. Dan komt het hoge woord eruit.
‘Ik ben moe van het vechten tegen de tijdsgeest. Dit benauwende, verstikkende land, waar ik keer op keer moet bewijzen dat mijn naam geen bedreiging is maar een verrijking.’ Dan hangt hij op; hij moet zijn cursus in, Tuinieren en de Islam.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!