18 januari 2018, de dag waarop de storm Nederland zou redden, begon voor mij met een gehaaste ochtend zonder koffie in de Amsterdam Bijlmer Arena. Terwijl ik gehaast een koffietent zocht om mijn deadline te halen, werd ik gestopt door een net geklede man. Zijn huid was donker als de nacht. ‘Français?’, vroeg hij. Het is een vorm van etnisch profileren door Frans-sprekende Afrikanen aan mijn adres als ze geld van mij willen. Na een halfuur naar zijn verhaal te hebben geluisterd haastte ik me naar de koffietent, maar niet voordat ik geld had gepind voor hem. Ik was er weer in getrapt.
In de koffietent vroeg ik me af hoe het zou voelen als ik in zijn schoenen zou staan. Naar eigen zeggen was hij net uit een detentiecentrum gekomen, nadat hij daar drie maanden had vastgezeten. ‘Ik ben een man met eigenwaarde. Ik heb een vrouw en drie kinderen in Boeroendi. Dat ik nu om uw hulp vraag komt omdat ik niet anders kan.’ De Nederlandse politie zou hem drie dagen hebben gegeven om het land te verlaten. Hij zou het geld nodig hebben om een illegale taxi te regelen zodat hij naar Brussel kon. ‘Daar zal ik andere Boeroendezen treffen en hulp krijgen.’
Ik vond zijn verhaal niet geheel overtuigend. Hij zag er te netjes en gelikt uit voor iemand die net uit te de gevangenis komt. Maar misschien trapte ik er toch in omdat ik zelf vrienden heb gehad die in zulke detentiecentra hebben gezeten. Misschien wilde ik hem gewoon geld geven zodat ik me op mijn deadline kon richten. Misschien vond ik het feit dat hij de moeite nam om hulp te vragen al voldoende reden om te concluderen dat hij het minder dan ik had. Ik had tenminste deadlines zodat ik mijn eigen geld kon verdienen. Hij niet.
‘Rijdt iemand van Amsterdam naar Friesland? Ik strand nu, terwijl ik een speciale boodschap voor mijn oma, die daar woont, heb gedaan. #StormPoolen.’ Dat twitterde ik een paar uur later na mijn deadline te hebben gehaald. Een paar uur later twitterde ik weer: ‘Ik zit in een Jaguar naar Fryslân. Voor het eerst in mijn leven. Column voor @deKanttekening volgt snel. #StormPoolen.’
Ik zit in een Jaguar naar Fryslân. Voor het eerst in mijn leven. Column voor @deKanttekening volgt snel. #StormPoolen pic.twitter.com/8YFPy3msy4
— Kiza Magendane (@kizamag) 18 januari 2018
Zo is 18 januari 2018 voor mij de geschiedenis ingegaan als een dag waarop ik zonder voorwaarde gaf en zonder voorwaarde terugkreeg. En niet alleen ik. Terwijl de NS niet in staat bleek te zijn om ons naar onze geliefden te brengen, bleken wij in staat om door middel van een hashtag elkaar te helpen. Kosteloos.
Mijn held van de dag was Richard. Een Friese ict-ondernemer die voor grote organisaties, zoals de gemeente Amsterdam, projecten doet. Omdat de naar schatting veertigjarige Friese ondernemer zo hard werkt, vindt hij dat hij een fatsoenlijke auto verdient. In deze auto die meer dan een ton kost bracht ik mijn Congolese boodschappen voor mijn oma vanuit Amsterdam-Zuidoost naar Friesland. We passeerden knooppunt Joure en andere Friese snelwegen zonder wegblokkades. Het geld dat ik aan de Boeroendese man in de ochtend gaf was niet genoeg om deze dure taxirit te betalen.
De storm liet een andere kant van ons zien. Er wordt regelmatig geklaagd over het feit dat Twitter vooral door schreeuwers wordt gebruikt om het maatschappelijk debat te bevuilen. Maar met #StormPoolen liet Nederland weten dat wij ondanks al het geschreeuw naar elkaars verhalen luisteren. Door het besef dat wij het alleen niet redden, ontwikkelen wij het vermogen er onvoorwaardelijk voor elkaar te zijn. Laten we het hele jaar maatschappelijke stormen in iets positiefs veranderen. Wie weet kunnen we dan in een Jaguar naar de hemel vliegen.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!