Het vormt een aspect, waarop men in Nederland aanvankelijk weinig was voorbereid: de soms vergaande onderlinge verdeeldheid die onder migranten zelf bestaat. Grootschalige immigratie brengt vrijwel automatisch met zich mee dat ook politieke conflicten vanuit het oude vaderland naar het nieuwe worden geïmporteerd. Vervolgens ziet zich dan eveneens de regering gedwongen een standpunt in een kwestie in te nemen, waarvan zij aanvankelijk meent dat deze haar nauwelijks aangaat.
Het kan daarbij gaan om externe nationale tegenstellingen, zoals tussen Israeli’s en Palestijnen, of nu tussen Oekraïners en Russen, waardoor het Nederlandse standpunt, dat voor de regering zelf een zaak van buitenlandse politiek is, plotseling tevens binnenlandse politiek wordt. Genaturaliseerde immigranten zijn immers ook kiezers, die met hun nieuwe nationaliteit geenszins hun oude loyaliteit jegens een van de ver weg botsende partijen afleggen, en van hun politieke vertegenwoordigers in hun nieuwe vaderland ook een bepaalde stellingname verwachten in het hevige conflict waarin hun oude vaderland verzeild geraakt is.
Het kan daarbij ook gaan om interne etnische tegenstellingen, al dan niet in samenhang met omstreden aspecten van het verleden. Te denken valt hier aan de Armeense en Koerdische kwestie, die nog steeds de gemoederen in Turkije ? en daarmee ook nog steeds onder veel Turkse migranten ? hoog doet oplopen. Een paar jaar terug raakten zo eens bij een demonstratie in Den Haag Turken en Koerden met elkaar slaags, wat Nederland met het feit confronteerde dat de in Nederlandse ogen allemaal uit Turkije afkomstige migranten zichzelf niét allemaal als Turken beschouwden.
Het geschil tussen Turken en Armeniërs over het aantal Armeense slachtoffers in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) heeft al diverse westerse landen voor het blok gezet; in Frankrijk is een Armeense lobby erin geslaagd de gebeurtenissen officieel als genocide betiteld te krijgen, in andere landen heeft een Turkse lobby dit weten te verhinderen. Toen dat in Nederland speelde, raakten diverse politici in een loyaliteitsconflict verwikkeld: de Nederlandse partij waarvoor zij actief waren, keek er fundamenteel anders tegenaan dan hun eigen Turkse achterban. PvdA-staatssecretaris Nebahat Albayrak behoorde tot degenen voor wie door daaruit resulterend geschipper een politiek geloofwaardigheidsprobleem dreigde.
Maar niet alleen oude etnische tegenstellingen kunnen een migrantengemeenschap verscheuren. Hetzelfde geldt voor oude religieuze. Hoe Syrische Nederlanders tegen het regime van president Bashar al-Assad en de opstand daartegen aankijken, is sterk afhankelijk van de vraag of zij soenniet, sjiiet, aleviet of christen zijn: de Syrische gemeenschap in Nederland is even verscheurd als die in Syrië zelf. In Turkije speelt sinds de dagen van Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938) de fundamentele tegenstelling tussen zij, die een strikt seculiere staat wensen, en zij, die voor de islam ook een politieke rol zien weggelegd. Die tegenstelling domineert daarmee eveneens automatisch onder Turkse Nederlanders; nu er binnenkort presidentsverkiezingen zijn en ook Turken buiten Turkije mogen stemmen, deze maanden misschien sterker dan ooit. De regerende AKP (Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) van de Turkse premier Recep Tayyip Erdo?an heeft ook in het buitenland de verkiezingscampagne al van start laten gaan.
Dat Erdo?an intussen, vanwege toenemend autocratische neigingen, ook overhoop ligt met de Gülen-beweging, die hem in het verleden aanvankelijk had gesteund, compliceert de zaken wel, maar doet aan de fundamentele kloof tussen seculieren en gelovigen niets af. De laatsten vrezen dat als de eersten oppermachtig worden, het hen verboden wordt openlijk hun religie te belijden, de eersten vrezen dat als de laatsten oppermachtig worden, ook zij gedwongen worden zich in het openbaar naar de religieuze normen te voegen. De strijd van Erdo?an tegen gemengde studentenhuizen voor jongens en meisjes bezit daarbij een groot symboolgehalte ? voor beide partijen.
De diepe kloof in Turkije zelf, waarbij men de ander steeds van een geheime agenda verdenkt, verdeelt ook de Turkse gemeenschap in Nederland. Opvallend is het grote wantrouwen dat, bijvoorbeeld, juist de vrouwelijke Turkse Tweede Kamerleden Keklik Yücel (PvdA) en Sadet Karabulut (SP) aan de dag leggen voor de ‘ware’ intenties van de Gülen-beweging, die als een soort vijfde kolonne van theocraten wordt gezien. Ofschoon diverse onderzoeken, ondermeer dat van antropoloog Martin van Bruinessen (Universiteit Utrecht) in opdracht van de Kamer uit 2009, voor de veronderstelling dat de Gülen-beweging zich aan intimidatie en indoctrinatie zou bezondigen tot dusverre geen spoor van bewijs hebben opgeleverd, blijkt dit wantrouwen zo diep te zitten dat zij hier keer op keer in de vorm van Kamervragen op terugkomen.
Wie naar de oorzaken daarvan zoekt, komt denk ik op drie zaken uit. Ten eerste de persoonlijke achtergrond van de desbetreffende Kamerleden, die ? ongetwijfeld mede op grond van eigen (familie)ervaringen in Turkije zelf ? een op zich begrijpelijke angst koesteren dat een versterking van de positie van de islam ten koste van de vrouwenemancipatie gaat. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat in hun geval, net als bij andere moderne vrouwen met een islamitische achtergrond, bij hun Nederlandse politieke partijkeuze het seculiere emancipatie-aspect een belangrijker rol speelt dan bij autochtone Nederlandse: het sociaal-culturele wint het bij hen van het sociaal-economische. Anders laat zich niet de makkelijke overstap van, bijvoorbeeld, Ayaan Hirsi Ali en Samira Bouchibti van de PvdA naar de VVD verklaren, die traditioneel elkaars absolute tegenpolen zijn. Aan de klassieke links-rechts-tegenstelling van sociaaldemocraten versus liberalen op het terrein van sociaal-economische gelijkheid hebben zij minder boodschap; wat telt is de persoonlijke vrijheid die een partij belooft.
Ten tweede krijgen zij nu misschien juist bij linkse partijen extra ruimte voor hun seculiere boodschap, omdat zeker bij de PvdA het trauma van een te groot multicultureel optimisme in het jongste verleden fors is. Een deel van het oorspronkelijke autochtone electoraat is, vanwege een te grote neiging tot pappen en nathouden door de partijtop in het verleden (religiekritiek heette al snel racisme), overgelopen naar Pim Fortuyn en later naar Geert Wilders. Dat besef leidt nu tot enige overcompensatie: wij zien echt wel het probleem! Door nu alle ruimte te bieden aan felle kritiek op elke openbare uiting van geloof in Turkse kring, kan de PvdA zowel aan de kiezer tonen de boodschap begrepen te hebben ? wij zijn niet ‘soft on islam’ ? en tegelijk tegenover de PVV duidelijk maken dat er ook zeer moderne Turkse vrouwen zijn, die evenmin iets van theocratie moeten hebben.
De derde oorzaak lijkt een beetje in strijd met de lang zo verzoenende grondhouding tegenover de islam. Vanouds staan de linkse partijen namelijk juist kritisch ten opzichte van een publieke rol voor religie. Dat is mede de erfenis van de Verzuiling en de toen dominante rol van de christelijke partijen: een halve eeuw lang, tot 1967, beschikten die in Nederland over de absolute meerderheid. Dat was in geen enkel ander Europees land het geval. De Ontzuiling van de jaren zestig kwam daarmee voor velen op een persoonlijke bevrijding uit de knellende omhelzing van de kerk neer.
In reactie daarop zit ook de weerzin jegens godsdienst als zodanig bij een hele generatie nog diep. Waar in Duitsland ook linkse politici op grote schaal kerkelijk actief zijn, is dat bij ons vrij uitzonderlijk. Dit eigen antireligieuze karakter heeft links in het geval van moslimmigranten lang geen rol laten spelen, omdat die aanvankelijk vooral als sociaal-economische slachtoffers van kapitalistische uitbuiting werden gezien. Nu velen hunner ook maatschappelijk succesvol geworden zijn, verschuift de kijk ter linkerzijde op moslimmigranten en komt het oude antireligieuze sentiment weer meer naar boven, wat zich in nu in wantrouwende Kamervragen over de Gülen-beweging vertaalt.
Thomas von der Dunk is cultuurhistoricus.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!