23.5 C
Amsterdam

Het gesteggel over het Heilige Land begon al bij Abraham en Lot

Lody van de Kamp
Lody van de Kamp
Rabbijn en publicist.

Lees meer

Het verhaal in de Thora, de Joodse Bijbel, gaat heel ver terug. Heel veel eeuwen. Aartsvader Abraham, of zo u wilt aartsvader Ibrahim, trekt met zijn kudden door het land dat in zijn tijd de naam Kanaän droeg. Dat is hetzelfde stukje grond dat nu zo betwist blijkt te zijn.

Abraham wordt op deze tocht vergezeld door zijn neef Lot. Ook deze is in het bezit van kudden grootvee en kleinvee. Op zeker moment krijgen de herders van Abraham en van Lot het met elkaar aan de stok. De herders van de aartsvader weiden hun koeien, schapen en geiten nauwgezet volgens de opdracht van hun meester: ‘Laat de kudden alleen maar grazen op de gronden die tot mijn bezit horen. Niet in de velden van de andere volkeren.’

De herders van Lot stoorden zich helemaal niet aan dit bevel. In navolging van hún meester laten zij hun dieren overal waar er maar wat groeit rondlopen, onverschillig of de grasvelden toebehoren aan Abraham, Lot of anderen.

Om dit verhaal uit de Thora of de Bijbel af te maken, kijken we nog even naar waarom Abraham zo streng was over waar er wel en niet gegraasd mocht worden. ‘Ja, G’d heeft mij dit land beloofd. Maar Hij heeft er wel bij gezegd dat deze belofte pas ingaat in de tijd van mijn nakomelingen. Dus nu, op dit moment, ben ik alleen maar eigenaar van die landerijen die ik mocht kopen van de anderen die in mijn omgeving wonen. De rest van dit hele land behoort nog steeds aan de andere volkeren om mij heen.’

Lot met zijn herders trekt zich hier niets van aan. ‘G’d heeft het beloofd en wij zijn hier nu met onze kudden. Wij nemen ons toekomstige land nu al in bezit.’

Wat we kunnen doen is proberen dat messiaanse ongeduld wat te temperen

Het gesteggel over het land is toen begonnen.

Ja, er bestaat een Bijbelse landbelofte. Maar dan wel zoals Abraham deze begreep van G’d: niet voor nu, maar voor het moment waarop het de Eeuwige behaagt om deze toezegging tegenover de nakomelingen in te lossen.

Wij leven onderhand veel eeuwen later.

Het Joodse volk heeft in de loop van de tijd inderdaad in het land Kanaän mogen wonen. Best heel lang. Allemaal overeenkomstig de landsbelofte. Maar op een zeker moment moest het dat land wel weer verlaten. De nakomelingen van Abraham werden geconfronteerd met een ballingschap. Tweeduizend jaar geleden is deze begonnen, en deze duurt eigenlijk nog steeds voort.

Komt daar dan nooit een einde aan? Ja hoor, dat gaat gebeuren. Weer halen we de Bijbelboeken erbij. Volgens de profeten die de Jood kent, is er die G’ddelijke belofte dat uiteindelijk een Messias zich zal openbaren waarmee het einde van de ballingschap wordt ingeluid. Maar ook hier, net als in de tijd van Abraham: wel een belofte, maar geen jaartal wanneer dit zal zijn.

En daarmee komt dezelfde wezenlijke discussie opnieuw naar voren, zoals bij de herders. Het zal ons ooit gegund worden. Maar mogen wij nu al vooruitlopen op dat moment? Misschien opnieuw een voorschot op de tijd nemen?

Aan het einde van de negentiende eeuw vonden binnen de Joodse gemeenschap groeperingen dat we de stap van een terugkeer uit ballingschap als voorschot op de toekomstige belofte al moesten gaan nemen. En daar bestonden goede redenen voor. De haatgevoelens, de vervolgingen en de uitsluiting van Joden in de Europese samenleving namen zulke vormen aan dat deze groeperingen het idee gingen ontwikkelen om het Joodse volk uit de diaspora terug te brengen naar ‘hun eigen land’. Dit was de geboorte van het moderne zionistische gedachtengoed.

Andere groeperingen waren beduidend terughoudender. Nee, we moeten wachten tot de Almachtige het moment van terugkeer bekendmaakt door het sturen van Zijn Verlosser. Dus: geen voorschot nemen. Hoe zwaar we het ook hebben en ook nog zouden krijgen binnen het Europa van die tijd.

Wie van de twee meningen aan het rechte eind trok, laat ik hier maar in het midden. Net zo goed als er in het verhaal van de herders bij Abraham en Lot niet nadrukkelijk wordt meegegeven wie er gelijk had.

Eén ding weten we wel: vanaf het opnemen van dit voorschot, nu ook al weer meer dan een eeuw geleden, is het in en rond dat stukje Heilige Land onrustig geweest. En dat is nog maar een eufemisme, vergeleken met wat we nu op dit moment allemaal in dat Kanaän van onze gezamenlijke aartsvader zien gebeuren.

Hoe het verder moet? Wat de oplossing is? Daar ga ik zeker niet over. Wel weet ik dat het minste wat we kunnen doen is proberen dat messiaanse ongeduld, waar wij zo vol van zitten, wat te temperen. Hoe de toekomst eruit gaat zien, weten we niet. Hoe het heden eruitziet, dat zien we allemaal met lede ogen aan. Laten we in ieder geval proberen het heden leefbaar en menselijk te houden voor ieder die van deze tijd daar getuige is.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -