5.8 C
Amsterdam

Hoe het Israëldiscours in Nederland veranderde

Tineke Bennema
Tineke Bennema
Journalist en historicus.

Lees meer

Toen ik in 1987 aan het onderzoek van mijn masterscriptie over het Midden-Oosten begon, kreeg ik een beurs om aan de Hebrew University te gaan studeren. In de studentenflat werd ik vrienden met Amerikanen, Israëli’s en in mijn vrije tijd met Palestijnen uit bezet gebied waar de universiteit was gebouwd maar niet naartoe gingen, want ze mochten er niet studeren. Voor mijn vrienden en familie was vriendschap met die laatsten verre vanzelfsprekend, het waren toch allemaal vliegtuigkapers, terroristen, primitieve Arabieren, moslims bovendien. Ons wezensvreemd.

Ik kom uit een christelijk nest, waar de geschiedenis van het joodse volk net zo eigen was als die van het Nederlandse. Mijn oudtante had in het verzet had gezeten en joodse kinderen in veiligheid gebracht. Een kunstzinnige oom meldde zich aan om te vechten aan de zijde van Israël in de oorlog van 1967. Familieleden werkten in de zomer heel hip op een kibboets.

Nederland stond pal achter Israël, ook door de handelsbelangen en de erfschuld van de Holocaust. Het narratief dat Israël verspreidde, over een geavanceerd land dat vrede en welvaart bracht aan iedereen, ook aan die simpele Arabieren, werd soepel naar binnen gelepeld.

Dat beeld kantelde volledig in het jaar van mijn aankomst door de Palestijnse opstand, de eerste Intifadah. De kinderen en jongeren die en masse stenen gooiden naar het Israëlische leger en beschoten werden met scherp bezorgden de wereld een schok. Ineens waren de rollen van David en Goliath omgedraaid. Het Palestijnse volk bleek te bestaan. Het was verdrukt. Het werd een volk met een menselijk gezicht. Een volk dat onrecht niet meer pikte. Voor het eerst kon het op grote sympathie rekenen.

Israël probeerde verantwoordelijkheid voor de vele doden af te schuiven op de ouders, moslims met een doodswens, die niet om het leven van hun nageslacht gaven. Ze riepen namelijk allemaal dat ze blij waren als hun kind bij Allah was.

In Ramallah woonde ik persconferenties bij van moeders wier kind was doodgeschoten en vertelden dat ze eerst hadden geprobeerd hen op te sluiten om te verhinderen dat ze stenen zouden gooien. Maar uiteindelijk wisten ze toch te ontsnappen. ‘Zijn wij minder dan beesten?’ vroeg een van de moeders. ‘Zelfs een kat beschermt haar jongen.’

Uit de Intifadah kwamen de Oslo-vredesakkoorden voort, waaraan Europa, de VS en Rusland en de VN zich hadden verbonden. Door de vestiging van diplomatieke vertegenwoordigingen ontstond een nieuwe informatiestroom uit het gebied.

Steeds meer raakte bekend over hoe Palestijnen moesten leven onder de bezetting, hoe Israël niet alleen hun rechten schond, maar ook voortdurend bezig was met het torpederen van westerse pogingen hulp te bieden voor de vestiging van een Palestijnse staat. Bijvoorbeeld door de vernietiging van de premature Gazahaven (met Nederlands belastinggeld) en de luchthaven (Nederland schonk twee bejaarde Fokkervliegtuigen).

‘De onvoorwaardelijke steun aan Israël die Nederland zo lang koesterde is voorgoed verdwenen’

Ook door globalisering, migratie, reizen, en niet te vergeten het internet, werden contacten met de Arabische wereld niet meer zo vreemd. De taalbarrière werd opgeheven door de introductie van tv-zenders als Al Jazeera Engels en sociale media. En door de mondige tweede en derde generatie Nederlands-Marokkaanse migranten van wie velen Arabisch beheersten. De migranten brachten hun verwantschap met de Palestijnse broeders mee. Een logische identificatie door geloof, cultuur en een lotsverbondenheid door kolonialisme die helaas in Nederland snel als antisemitisme werd weggezet.

Wat ook bijdroeg aan een nieuw licht op Palestina was dat de nazaten van geknechte mensen uit oost en west de westerse dominantie en het discours over hun verleden, heden en toekomst niet meer pikten. Een nieuwe stem eiste zeggenschap en inspraak in de eenzijdige Nederlandse pro-Israëlpolitiek.

De schokgolf die nu plaatsvindt na het huidige geweld gaat gepaard met een realisatie dat de onvoorwaardelijke steun aan Israël die Nederland zo lang koesterde voorgoed is verdwenen door veranderde verhoudingen. Opiniepeilingen laten zien dat die steun aan Israël in het seculiere Nederland nog slechts vooral bij de oudere generatie aanwezig is en aanzienlijk is teruggelopen tot onder de 10 procent. Dat leidt tot begrijpelijke gevoelens van angst aan de kant van Joden en Israëlsympathisanten. Het is van groot belang dat tegen vormen van antisemitisme luid en hard wordt opgetreden. Joden moeten veilig zijn in Nederland.

Maar ook dient ons land te waken voor islamofobie en racisme als reactie op die nieuwe stemmen. Er zijn groepen Nederlanders opgestaan die anders denken over Israël. Ook met hun standpunt dient rekening worden gehouden. De pro-Israëlische pavlovreactie van het kabinet geeft daarom geen pas.

Er zijn weinig bittere conflicten als Palestina en Israël waarbij zoveel mensen zich betrokken voelen vanuit hun achtergrond. Laten we die identificatie en compassie aan beide kanten erkennen. De regering hoort beide kanten te vertegenwoordigen. Zo moeilijk is het toch niet om het gebruik van weerzinwekkend geweld tegen burgers aan beide kanten te veroordelen. We hoeven het conflict hier niet nog vreselijker te maken.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -