3.3 C
Amsterdam

In Ter Apel slaapt elke nacht één mens en dat tweeduizend keer

Lody van de Kamp
Lody van de Kamp
Rabbijn en publicist.

Lees meer

Het lijkt een ordinaire scheldpartij op de markt. ‘Joden aan het gas’ en ‘Heil Hitler’. Ik stap op de jongen af. Hij duikt weg achter een van de kraampjes, maar de marktkoopman grijpt hem bij zijn schouder. ‘Als je een vent bent, moet je die Jood durven aankijken.’ En zo sta ik voor een bedeesde knul. Is hij vijftien jaar oud? Misschien zestien? ‘Wat bedoelde je met je opmerkingen?’ Een bange blik gaat van mij naar de marktkoopman en weer terug. Ik herhaal mijn vraag. ‘Uh, zo bedoelde ik het niet. Sorry.’ ‘Vertel eens, hoe heet je?’ ‘Lucas.’ ‘Lucas, heb je even tijd? Tien minuten. Een kwartiertje?’ Weer gaat die blik van mij naar de man achter de kraam. ‘Toe dan, zeg maar ‘ja’.’

Op het terrasje zitten we tegenover elkaar met een flesje cola. We praten over ‘dat gas’. Over hoe mijn grootouders, mijn broertjes en de rest van mijn familie daardoor om het leven zijn gekomen. We hebben het over die Hitler en Europa, in Nederland. Het woord Holocaust valt. De naam van onderduikster Anne Frank, de term Auschwitz, het beeld van veewagens vol met Joden komt voorbij. Mijn verhaal gaat over getallen. Zes miljoen Joden. Honderdvierduizend alleen al in Nederland. Zestigduizend in de stad Amsterdam, waar Lucas zelf is geboren en opgegroeid. Meer dan honderd van mijn eigen familieleden. En Lucas riep ‘Joden aan het gas’ en ‘Heil Hitler?’ De twee lege flesjes cola staan voor ons op het tafeltje. Lucas staart stil voor zich uit. Hij schudt zijn hoofd. Ook hij kan het zelf niet begrijpen. Zijn kreten en mijn verhaal.

Met ons drieën lopen we door het nieuwe Holocaustmuseum: Lucas, zijn oom de marktkoopman en ik. Lucas stelt honderduit vragen. Bij elk filmpje, bij iedere vitrine komt hij weer terug bij mijn familie. En met zijn vragen bij mij.

En zo, na een flesje cola en een paar uur in het Holocaustmuseum, zijn de getallen van zes miljoen of honderdvierduizend Joden in Nederland, het verhaal van mijn familie en heel veel andere oorlogsgebeurtenissen voor Lucas veranderd in levende getuigenissen. De tranen in zijn ogen bij ons afscheid zal ik niet snel vergeten.

Tweeduizend asielzoekers mogen in Ter Apel de nacht doorbrengen. De ene keer lukt het om het onder het maximumaantal te houden. Een andere keer komen er ineens veel meer opdagen. En dan volgen er boetes voor het COA, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

Tweeduizend in Ter Apel. Honderdtweeëndertigduizend in heel Nederland in januari van dit jaar. Anderhalf miljoen mensen op de vlucht in Libanon, vier miljoen ontheemden op de vlucht in Soedan. Ook hier wordt de wereldellende verpakt in getallen.

‘Mijn vader is nu dood. Mijn moeder? Ik weet het niet’

De man doopt zijn penseel in de verf. Heel nauwkeurig werkt hij aan het kleine schilderijtje. Zo ontstaat een fraai Nederlands polderlandschap, geschilderd door Anwar. Een paar maanden geleden woonde hij nog in Homs, midden in het Syrisch oorlogsgebied. ‘Dit schilderen helpt me een beetje om de tijd door te komen. Om niet de hele dag na te hoeven denken.’ Anwar vertelt zijn verhaal. Over zijn vrouw en dochter die nog steeds in Syrië verblijven. Die hij daar achter moest laten. Al meer dan een week heeft hij niets meer van hen gehoord. Het verhaal stokt. Zijn gezicht verstrakt weer. ‘Ik weet het niet meer. Ik weet het echt niet meer.’ Met gebogen hoofd doopt hij zijn penseel weer in de verf.

‘Venster.’ Duwana’s vinger schuift naar het volgende woordje. ‘Vogel.’ De juf knikt. ‘Ja, vogel.’ Het meisje zal een jaar of veertien, vijftien oud zijn. In het land waar ze vandaan komt, wordt dat niet zo precies bijgehouden. Duwana kwam nog maar kort geleden naar Nederland, uit Soedan. Haar vinger glijdt verder langs de regels. ‘Water, zout.’ Dit zijn niet de eerste Nederlandse woordjes die Duwana in deze korte tijd hier heeft geleerd. Al heel snel raakte ze bekend met één woord in het Nederlands. ‘Mijn eerste woordje dat ik heb geleerd, is ‘amv,’ vertelt ze mij in gebroken Engels. ‘Hier ben ik een amv’, zegt ze met een verlegen glimlach. De juf legt haar meteen uit dat ‘amv’ geen echt woord is, maar eigenlijk een afkorting. ‘Amv betekent ‘alleenstaande minderjarige vreemdeling’.’ De tolk schuift aan. ‘Mijn vader, mijn moeder, mijn twee zussen en ik waren op de vlucht. Overal waren er bommen en werd er geschoten. Mijn ene zusje zijn we onderweg kwijtgeraakt. Het was zo gevaarlijk en er was niets meer te eten. Toen heeft mijn moeder mijn andere zus en mij meegegeven aan een soldaat. Die heeft ervoor gezorgd dat wij het land uit konden. Ik ben nu hier. Mijn zus is in een ander land.’ ‘En jouw vader en jouw moeder?’ Duwana haalt haar schouders op. ‘Mijn vader is nu dood. Mijn moeder? Ik weet het niet. Misschien komt ze ook hiernaartoe, op een dag. Insh’Allah. Als God dat wil.’ Duwana sluit haar donkere kinderogen. Het klinkt fluisterend: ‘Tenminste, als moeder nog leeft.’

De Joodse jurist en auteur Abel Herzberg schreef ooit: ‘Er zijn in de Tweede Wereldoorlog geen zes miljoen Joden uitgeroeid, maar er is één Jood vermoord, en dat zes miljoen keer.’

Het ongrijpbaar grote getal van zes miljoen wordt teruggebracht naar zes miljoen keer één mens. Eén mens met een eigen verhaal, een eigen geschiedenis, een eigen familie, een eigen verdriet. En dat zo ontelbaar veel keren.

In Ter Apel slapen elke nacht geen tweeduizend vluchtelingen. Er wordt daar elke nacht tweeduizend keer één mens met een eigen dramatisch verhaal ondergebracht. Tweeduizend Duwana’s, tweeduizend Anwar’s.

Lucas had een flesje cola, mijn verhaal en een bezoek aan het Holocaustmuseum nodig om te leren dat de Holocaust niet alleen maar getallen zijn, maar dat achter die getallen heel veel onbeschrijfelijke ellende en verdriet schuilgaat.

Even zitten tegenover de schilderende Anwar, naast Duwana die haar eerste Nederlandse taallesje krijgt, en meteen luisteren naar hun verhaal leert ons opnieuw dat het drama van de ‘asielzoekers’ niet de getallen zijn.

Het is voor Ter Apel op één avond alleen al tweeduizend keer de diepste tragiek die een mens in deze tijd op aarde schijnt te moeten meemaken. Tweeduizend Anwar’s, tweeduizend Duwana’s.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -