Nog maar nauwelijks was ik begonnen aan mijn taak als rabbijn in Den Haag, alweer meer dan veertig jaar geleden, toen de eerste uitnodiging om een praatje te komen houden op de deurmat viel. De Haagse Gemeenschap van Kerken wilde graag kennismaken met de nieuwe rabbijn in de hofstad. Daarom nodigden zij mij uit voor een spreekbeurt. En waar moest ik het over gaan hebben? Over ‘Wat verwachten de Joden van de kerk?’
Door mijn jarenlange verblijf aan de Britse kant van de Noordzee had ik eigenlijk geen idee hoe het in Nederland nu eigenlijk zat tussen de kerk en de Joodse gemeenschap. Uit mijn jeugd wist ik nog wel wat de kerk van de Joden verwachtte. Christenen belden regelmatig bij ons ouderlijk huis aan om ons als Joden te vertellen wat de ‘echte’ waarheid was.
Maar wat wij van de kerk verwachtten? Ik had eigenlijk geen idee. Een van mijn gemeenteleden die al heel lang met dat kerkbijltje hakte, mijn goede vriend journalist Dick Houwaart, wist het wel. Wat verwachten de Joden van de kerk? Dat ze ons eindelijk een keer gewoon met rust laten.
De Joodse staat Israël bestaat driekwart eeuw. In veel Joodse kringen wordt dit gevierd. Niet in alle. De mate van blijdschap en vreugde is afhankelijk hoe het woord ‘Joods’ wordt gedefinieerd. Voor mij is Joods niets minder dan het besef dat er een aansturende Hogere Macht is aan wij hier op deze aardbol verantwoording schuldig zijn. Die invulling heeft ons die afgelopen twintig eeuwen door de ballingschap heen geholpen met als Joodse gemeenschap een eigen onaantastbare identiteit. Alle onderdrukkingen en vervolgingen ten spijt.
Pas toen bij die invulling de klad erin kwam, devalueerde ‘Joods’ tot een soort volksgevoel. Al dan niet met een G’d. Al dan niet met een religieuze dimensie. Terwijl de secularisatie zich in de wereld doorzette, ontwikkelde zich het jodendom ook bij de grote massa tot het niveau van ‘zich Joods voelen’, zonder dat dit enig consequentie had voor de invulling van het dagelijks leven. De sjabbat werd zoals de overige dagen van de week. De keuze van wat wel te eten en wat niet te eten was niet langer gerelateerd over wat de Thora daar over vertelt. Zo verdween die echte Joodse identiteit.
Mijn ‘Joods’ zijn is aanmerkelijk anders dan het ‘Joodse’ karakter van de staat
Te midden van deze ontwikkeling werd halverwege de vorige eeuw de ‘Joodse staat’ opgericht. Een teken van hoop voor het schamele restant van de Europees Joodse gemeenschap na de Tweede Wereldoorlog. Tja, dit was inderdaad een G’ds wonder. Maar hoe Joods was en is die staat dan? Volgens de zionistische voormannen en -vrouwen van toen was deze staat in ieder geval niet religieus. Integendeel. Aan het moment van dat uitroepen gingen lange discussies vooraf of de naam van de Eeuwige wel in de onafhankelijkheidsverklaring kon worden opgenomen. En in de tekst van het nationale volkslied ontbreekt iedere verwijzing naar een G’ddelijk gezag. Anders dan in veel andere volksliederen, zoals het Britse of ons eigen Wilhelmus. Zo’n verwijzing zou je bij een Joodse staat toch zeker mogen verwachten.
Maar ook de daaropvolgende Israëlische regeringen kozen er bewust voor om de ‘Joodse staat’ toch vooral zo seculier mogelijk te laten zijn.
Na 9/11, na de moord op Theo van Gogh en na de aanslag op Charlie Hebdo in Parijs wisten velen in ons land wie er ter verantwoording moesten worden geroepen. Van de Nederlandse moslims werd verwacht dat zij zich publiekelijk zouden distantiëren van dat verschrikkelijke kwaad wat in naam van hun religie was verricht. Alsof onze medeburgers hier daar ook maar iets mee te maken zouden hebben.
Tijdens de ‘vieringen’ van 75 jaar Israël bekruipt mij ook zo’n gevoel. Ik word geacht mee te vieren en mee te doen. ‘Je bent immers Joods.’ Ja, dat kan best zo zijn. Maar mijn ‘Joods’ zijn is aanmerkelijk anders dan het ‘Joodse’ karakter van de staat. Net zo goed als Israël kiest voor háár definitie van Joods, kies ik voor de mijne. En die is zoals gezegd totaal anders.
Overigens, de keuze die de staat met de steun van de grote seculier-joodse wereldgemeenschap in haar joods-zijn heeft gemaakt, heeft mijns inziens grote consequenties gehad voor het verhaal van die afgelopen decennia. Het omgaan met oorlogen en met vrede vraagt om een bijzondere benadering. Oorlog gaat over mensen, over verdriet, pijn, onderdrukking en vervolging. Over de sterkeren en de zwakkeren. Over oorlogsdaden en vredeshandelingen.
Als we, ook na 75 jaar, er nog steeds niet in zijn geslaagd tot een zegenrijke vrede te komen, moeten we toch maar eens in de Thora kijken. Toch maar eens de G’ddelijke dimensies over het omgaan met die ander, met de medemens, in overweging nemen. Ik ben er heilig van overtuigd dat de vrede dan niet meer zo ver weg hoeft te zijn. En voor de rest, het Joodse van de staat: laat mij eigenlijk maar liever met rust.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!