7.3 C
Amsterdam

Schoof, mijn vriend huilt vanwege uw woorden

Lody van de Kamp
Lody van de Kamp
Rabbijn en publicist.

Lees meer

Meneer Schoof,

De ‘man in blauw’ zit tegenover mij, ergens in dat stukje van Nederland waar hij zijn politietaken al meer dan dertig jaar trouw vervult. Hoe hij heet, dat doet er verder niet toe. Maar hij had Achmed, Youssouf of Chalid kunnen heten. Daarmee weet u vast wel dat de wieg van de man zelf, van zijn gezin of van zijn ouders niet hier in Nederland stond, maar ergens ver weg over de grens.

De politieman en ik zijn al jaren bevriend. Onze vriendschap vullen we, wanneer wij beiden maar even tijd hebben, in met het delen van wat wij zoal tegenkomen in ons dagelijks leven. Dat bijpraten doen we op het bureau, op een terrasje met een goede kop thee of koffie, of gewoon wandelend op straat.

Ook vandaag, na drukke weken voor ons beiden, hebben we elkaar weer veel te vertellen. Mijn verhaal heb ik al gedaan; de beurt is nu aan hem. In zijn, voor mij, stoere uniform weet hij zich altijd beschermd door het zware kogelvrije vest dat hij onder zijn jasje draagt. Rond zijn middel draagt hij zijn dienstwapen, pepperspray, handboeien en nog meer spullen die tot de vaste uitrusting behoren.

Zijn verhaal gaat vandaag over de hevigheid van demonstraties die op zoveel plaatsen in ons land de toon zetten. Op allerlei momenten wordt hij daarvoor met collega’s ingevlogen om ervoor te zorgen dat het allemaal zo soepel mogelijk verloopt. ‘Mijn taak is om toe te zien dat de rechten van de demonstranten niet nodeloos worden ingeperkt. Aan de andere kant moet ik er ook voor zorgen dat de protestbijeenkomsten, waar het er soms zo heftig aan toe gaat, veilig zijn. Niet alleen voor de demonstranten, maar ook voor anderen die daar in de buurt zijn. Zo’n taak wordt lang niet altijd in dankbaarheid afgenomen.’

Meneer Schoof, mijn vriend vertelt mij dat hij als agent nog wel eens de vreselijkste verwensingen naar zijn hoofd geslingerd krijgt. En soms meer dan alleen verwensingen. Maar daar haalt hij zijn schouders over op. ‘Dit is mijn werk. Als politieagent in Nederland is dit mijn taak. Voor mij en mijn maten is artikel 1 van de grondwet, met alle rechten en plichten die dit met zich meebrengt, heilig.’ Mijn vriend glimlacht. ‘Bijna zo heilig als de Koran.’

Hij noemde de uitspraak vanuit uw kabinet dat ook mijn goede vriend ‘Jodenhaat in zijn DNA zou hebben’

We praten verder over wat er allemaal politiek gaande is in mijn en zijn Nederland. De motie-Becker komt langs. Ik zie dat de man tegenover mij moet slikken. ‘Mijn kinderen gaan in de moskee naar Arabische les en Koranles. Geen onvertogen woord leren zij daar. Net zo min als op school. En toch wordt de manier waarop mijn vrouw en ik onze kinderen opvoeden tot op het hoogste niveau verdacht gemaakt.’

Natuurlijk komen de gewelddadigheden van het voetbalgeweld in onze hoofdstad ook in ons gesprek langs. Meneer Schoof, dit is nog steeds een gesprek van de dag. ‘Lody, weet je wat er direct daarna bij ons is langsgekomen? Dat is erger dan het geweld dat mijn collega’s in die bewuste nacht te verduren kregen.’ Mijn vriend wijst op zijn kogelvrije vest en grijpt naar zijn holster. ‘Toen, op straat vechtend voor de bescherming van elke burger, voelde ik mij veilig. Maar de dag daarna niet meer.’

Hij vertelde mij wat hij met deze woorden bedoelt.

Meneer Schoof, hij doelde op uw woorden die u uitsprak tijdens die ene persconferentie. Dat ging over ‘mislukte integratie’. Hij noemde de uitspraak vanuit uw kabinet dat ook mijn goede vriend ‘Jodenhaat in zijn DNA zou hebben’. En die opmerking vanuit uw regeringsteam dat zijn gemeenschap de ‘normen en waarden’ in ons land niet zou omarmen.

‘Lody, ik draag dit uniform al meer dan dertig jaar met trots. Voor mij staat het symbool voor het handhaven van een vredige Nederlandse samenleving. Maar voor het eerst dacht ik eraan mijn uniform neer te leggen. Bij elke ramp, vaak erger dan wat er laatst in Amsterdam gebeurde, sta ik samen met collega’s – ongeacht achtergrond – vooraan om de ergste ellende en het diepste leed op te vangen.’

 ‘Met welke normen en waarden heb ik mijn werk dan altijd gedaan?’

Mijn vriend buigt zijn hoofd. Hij zwijgt. Tranen lopen over zijn wangen. Een stoere agent, met vele dienstjaren, huilt. Vanachter zijn beschermende kogelvrije vest. ‘Lody, ik weet het niet meer. Hadden mijn vader en moeder, en de ouders van mijn vrouw, dan maar beter in Marokko moeten blijven? Met welke normen en waarden heb ik mijn werk dan altijd gedaan? Het opvangen van overlevenden direct na een afschuwelijke calamiteit in het verkeer. Het troosten van kinderen die zien hoe een collega van mij zijn werk doet door een vader of een broertje in de boeien te slaan. Het omslaan van een deken bij een totaal ontredderde vrouw nadat zij haar brandende huis heeft moeten ontvluchten. Altijd, ongeacht geloof, paspoort of geboortegrond.’

Nu is het niet de politiearm van mijn vriend die om de verdrietige schouder van een ander wordt gelegd. Deze keer is het mijn arm die over de schouder in dat blauwe en gele jasje wordt gelegd. ‘Lody, misschien moet ik maar naar mezelf luisteren en, na zoveel jaren ons land te hebben gediend, mijn politiespullen inleveren. Het mooiste werk dat ik in deze samenleving heb mogen doen, wordt mij afgenomen. Enkel en alleen omdat onze wieg niet in dit land heeft gestaan.’

Meneer Schoof, heeft u als minister-president enig idee wat uw collega’s en u zelf in onze samenleving hebben aangericht? En weet u ook hoe dit hersteld kan worden?

Mijn vriend, een trouwe diender in ook uw politiekorps, weet het niet meer. En met hem zoveel anderen.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -