Naast het houten kistje vol met abrikozen vertellen kromme letters op een kartonnen bordje dat de vruchten voor 1 euro 50 per pond te koop zijn. We lopen de dijk af en kijken om ons heen. Er is niemand om de klanten te bedienen. Wel hangen er aan een touwtje papieren zakjes en op een krukje staat een eenvoudige weegschaal. De onderste regel op het bordje vraagt ons beleefd om gepast geld in het ronde bakje neer te leggen.
We zijn niet de eersten die hier van onze fiets zijn afgestapt. In het geldbakje liggen inmiddels de nodige euro’s, munten en papiergeld.
Toch kijken we elkaar wat verbaasd aan. Is er dan niemand die een oogje in het zeil houdt? Zomaar onbeheerd geld in een bakje aan de kant van de weg? En niemand die erop let dat er niet meer abrikozen worden meegenomen dan waarvoor wordt afgerekend?
Waarschijnlijk wonen in dit dorpje alleen maar oprechte mensen en fietsen er door de Kerkstraat ook alleen maar goudeerlijke voorbijgangers. In de grote stad zijn we dat inmiddels anders gewend.
Vol verwondering maar ook vol bewondering stoppen we wat vruchten in het zakje, wegen een pondje af en leggen de 1 euro 50 in het ronde bakje. Er bestaan dus nog gewoon plekjes in ons land waar eerlijkheid de regel is en oneerlijkheid tot de uitzondering behoort.
Aan het einde van deze mooie middag zet ik thuis mijn fiets weer op slot. Om er zeker van te zijn dat ik morgenochtend mijn karretje nog steeds terugvind, gebruik ik ook nog eens de dikke ketting die ik altijd bij mij heb als extra beveiliging tegen diefstal.
Bij het dichtklikken van dat fietsslot komt het beeld van dat geldbakje naar boven. De abrikozen en onbewaakte centen. Zomaar naast dat tuinhekje onder aan de dijk.
Een samenleving waar de enige manier van het bestrijden van de fietsdiefstallen bestaat uit het aanleggen van sloten en kettingen, raakt het fenomeen van het niet-met-je-handen-af-kunnen-blijven-van-andermans-bezittingen nooit meer kwijt. Wat wel werkt, is het bijbrengen van de ultieme waarden van eerlijkheid, van het verschil tussen mijn en dijn.
Deze wijsheid is ook toepasbaar in deze Week Tegen Pesten. In aanloop hiertoe stelde de landelijke ombudsvrouw voor om het kennelijk zo onuitroeibare pesten op school en de werkvloer desnoods wettelijk strafbaar te maken. Haar intentie is volstrekt te begrijpen. Pesten maakt levens kapot en eist mensenlevens op. Strafmaatregelen kunnen een heel welkome stok achter de deur zijn om getreiterde levens weer leefbaar te maken. Maar ik kies hier bewust voor de term ‘stok achter de deur’. Met dat beeld van het kartonnen bordje, de weegschaal en het onbewaakte geldbakje in mijn achterhoofd weet ik dat de strijd tegen pesten ook anders gevoerd kan worden.
Het bijschaven van de normen en vertellen wat het pesten veroorzaakt, daardoor raak je het pesten wel kwijt
En dat moet ook. Opvoeden, praten, fatsoensnormen, bevragen en beantwoorden. Deze ingrediënten bestaan binnen het onderwijs en op het werk om pesten uit te bannen. En daarbij hoort ook het beschrijven van wat, G’d verhoede, de ultieme prijs kan zijn van een gepest leven.
Een maatschappij waarin pesten wordt bestreden met het strafrecht raakt dat nooit meer kwijt. Het bijschaven van de normen en vertellen wat het veroorzaakt, gaat dat uiteindelijk wél doen.
En dat strafrecht? Dat moet er misschien komen. Maar dan ook alleen als stok achter de deur. De bestrijding kunnen wij elkaar als mensen leren en in praktijk brengen. Diep in ons hart willen we immers allemaal terug naar die samenleving van kartonnen bordjes, onbewaakte geldbakjes en eerlijk gevulde zakjes. Alleen in die situatie waar dat dan toch nog niet werkt, hebben we desnoods de straf als stok achter de deur. Niet als bestrijdingsmiddel.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!