Toen ik in 1977 Arabisch ging studeren leerde ik uiteraard niet alleen Arabisch, maar volgde ik ook colleges over de geschiedenis van de islam. In die colleges leerde ik over het ontstaan van de twee hoofdstromingen binnen de islam, het soennisme en het sjiisme. Ik vond de aanleiding indertijd nogal, als ik het zo mag zeggen, ordinair. Het ging uiteindelijk om een machtsstrijd. De schoonzoon van de profeet Mohammed, Ali, en zijn familie zouden de rechtmatige opvolgers moeten leveren van de profeet, maar een andere tak van de familie bleek uiteindelijk aan het langste eind te trekken. De term sjiah heeft dan ook geen verheven religieuze betekenis, maar betekent gewoon ”groep”, de groep van aanhangers van Ali. Ali en zijn zoon Hoessein zouden beide de martelaarsdood sterven en het sjiisme ontwikkelde een cultuur van heiligenverering. Ook zou het sjiisme een heel strakke religieuze hiërarchie hebben met imams en ayatollahs, en wordt het gekenmerkt door een sterke heilsverwachting: de mahdi, zeg maar de islamitische messias, zal ooit terugkeren om leiding te geven aan de ware gelovigen. Dus iets wat tamelijk ordinair begon zou uiteindelijk leiden tot een eigen dogmatiek en dynamiek.
Toen ik indertijd kennis nam van deze geschiedenis nam ik deze in me op als was het iets wat lang geleden en ver weg gebeurde. Ik had er toen nog geen notie van dat de verschillen tussen soennieten en sjiieten meer dan ooit zouden leiden tot grote en vaak bloedige conflicten. Maar dat zou al spoedig veranderen want in 1979, in mijn derde studiejaar, vond de revolutie in Iran plaats en zou een heuse theocratie het sjahbewind vervangen. Ayatollahs hadden de macht in handen gekregen en al gauw kwam het sjiitische Iran in oorlog met het soennitische Irak van Saddam Hussein (1937-2006). Een oorlog die acht jaar zou duren en honderdduizenden slachtoffers zou eisen. De oorlog strandde al gauw in een patstelling en aan het einde van de strijd, in 1988, was er winnaar noch verliezer behalve dat beide burgerbevolkingen enorme verliezen hadden geleden.
Met de opkomst van het theocratische Iran werden de traditionele tegenstellingen tussen soennieten en sjiieten alleen maar groter. Maar wat was nu toch het overwegende bezwaar van soennieten tegen sjiieten? De soennieten hadden indertijd toch aan het langste eind getrokken? Dat mag waar zijn maar het grote bezwaar van soennieten tegen sjiieten is de heiligenverering die de laatste kenmerkt. In de ogen van de hardcore soennieten mag alleen Allah vereerd worden en zij die Allah ”genoten geven”, plegen godslastering, letterlijk een doodzonde.
De grote tegenstander van Iran vandaag de dag is het koninkrijk Saoedi-Arabië en dat betoont zich de kampioen bij uitstek van dorre monotheïsme. Alles wat op aarde riekt naar verering, zoals het geboortehuis van de profeet in Mekka, wordt door de Saoedi’s vernietigd. Geen enkel fysiek bouwwerk mag wat voor vorm van verering dan ook maar oproepen: God is ver weg, God is abstract. Een grote tegenstelling met sjiieten die heiligen vereren in moskeeën en apart voor hen gebouwde heiligdommen. Tot gruwel der soennieten.
Het Midden-Oosten beschouwend wordt het me het vaak zwaar te moede. Zo veel conflicten en verscherpende religieuze tegenstellingen. Hoe lossen we dit op?
Wel, mocht er al een oplossing zijn dan kan deze niet anders dan op grassroot niveau van de grond komen. Ik ben zelf altijd heilig overtuigd van de noodzaak en effectiviteit van de dialoog tussen mensen die mijlenver van elkaar afstaan. De tafel van het debat brengt mensen tot elkaar. Ze ontdekken dat de ander in de eerste plaats mens is en daarom een gelijke van zichzelf. Zo kan begrip ontstaan tussen de meest onwaarschijnlijke groepen mensen.
En nu is er dan een nieuw initiatief hier in Nederland genomen onder de wat koddig klinkende naam ”Su-Shi”. Het is geen gerecht uit de Japanse keuken, het is aldus de website met de gelijknamige naam, een intrafaith dialogue tussen soennieten (de Su) en sjiieten (de Shi). Voortrekkers zijn de soennitische Anne Dijk van het instituut Fahm en de sjiitische Arjen Buitelaar van het IMORS, het Instituut voor Midden-Oosten Relaties en Studies. Zij hebben, samen met anderen, de handen inéén geslagen. Zij hebben niet de pretentie de verhoudingen in het Midden-Oosten te kunnen veranderen, maar ze zijn wel van mening dat ze ervoor kunnen zorgen dat het soennisme-sjiismeconflict van het Midden-Oosten niet nog meer overslaat naar Europa. Zij organiseren gemeenschappelijke lezingen, iftars (maaltijd na zonsondergang tijdens de islamitische vastenmaand ramadan) en profileren zich in het debat over islam in Nederland.
Dit kleine initiatief dat ze zelf een olievlek(je) noemen verdient de aandacht van een ieder die zich bezighoudt met het debat over islam in Nederland, maar vooral toch van alle moslims in Nederland, en ik spreek de vurige hoop uit dat de olievlek zich zal verspreiden en iedereen voor de verandering geïnfecteerd zal worden met het aangename virus van solidariteit en tolerantie.
Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!