Ik zou niet zo snel een kaartje kopen voor een komiek die bevolkingsgroepen tegen elkaar opzet. Er zou een komiek naar Amsterdam komen om op te treden, op het laatste moment werd zijn optreden afgezegd. Zijn veiligheid kon niet gewaarborgd worden. Zijn humor zou niet kosjer zijn; er was gedoe.
Ik bekeek een paar YouTube-filmpjes waarin de komiek optrad. Ik vond het weinig overtuigend hoewel ik het type ben dat best wel makkelijk lacht, de eerste lach bij mij is voor het lef waarmee iemand op het podium staat. Misschien dat het in de zaal wel overkomt.
Toch keek ik stug door: waar schuurde de humor van deze man dusdanig dat het als onwenselijk werd beschouwd? Na een paar filmpjes begon het me te dagen: deze komiek is er nog niet uit of hij humor of politiek wil bedrijven. De nogal harde politieke overtuiging die hij heeft, zit zijn humor in de weg. Humor relativeert maar hij was eigenlijk niet van plan te relativeren en dan houdt de humor op te bestaan. Zijn politieke overtuiging was duidelijk: Wij zijn Goed, Zij zijn Fout. De machotrots die hij uitstraalde, liet weinig ruimte voor mij om hem nog wat te gunnen.
Alle schuld lag bij die andere groep
Wat hij duidelijk wilde maken was dat zijn groep wat betrof mensenrechtenschendingen en geweld totaal geen blaam trof, alle schuld lag bij die andere groep. Ze moesten niet zo zeuren. Daarna volgden er een paar gemakzuchtige grappen waarin de taal, cultuur en religie van die andere groep belachelijk werd gemaakt. Er was gelukkig ruimte voor zelfspot maar die was onschuldig vergeleken met de scheldpartij jegens de andere groep. De grappen deden omdat ze zo belegen waren ook niet echt pijn. Ze legden vooral zijn gebrek aan originaliteit bloot. Ik denk dat hij de eerste ronde van het Cameretten Festival niet zou doorkomen. Maar laat deze komiek vooral optreden in Amsterdam. Als middelmatigheid een criterium was dan zou de stad cultureel leeglopen.
Afgelopen week zag ik hoe je wel mensen aan het lachen kan maken, scherp kan zijn en kan verbinden. De Palestijnse theatermaker Alaa Shehada bracht in Paradiso zijn onemanshow The Horse of Jenin. De eerste grap van de voorstelling was dat het geen onemanshow was, want hij werd begeleid door prijswinnend harpist Remy van Kesteren. De show van Alaa ging over opgroeien in Jenin, waar veel Palestijnen wonen die in 1948 uit Haifa zijn gevlucht.
Op een dag kwam er een Duitse kunstenaar die van het afval dat de bezetters achterlieten een standbeeld van een paard maakte. Het standbeeld werd een ontmoetingsplek voor de verliefde Alaa. Het werd ook de plek waar Alaa en zijn beste vriend Ahmed samenkwamen. Dan weer clown, dan weer verteller, dan weer stand-up trekt Alaa ons die wereld van Jenin in. Door de komst van kunstenaars wilde Alaa acteur worden. Zijn anekdote over een dame uit New York die de jongeren in een workshop ervan wil overtuigen dat de bezetting in ‘het hoofd zit’ is hilarisch.
Grote kracht van de voorstelling is dat Alaa ons, publiek, onderdeel maakt van het verhaal. We bouwen samen met hem aan de voorstelling; als het licht uitvalt in het theater in Gaza omdat de bezetter de elektriciteit afsluit, vraagt hij ons met de mobiele telefoon licht op hem te laten schijnen. En de voorstelling kan verder.
Het verhaal is bitterzoet en eindigt tragisch. Toch ging ik opgewekt naar buiten, met het paard van Jenin onder mijn arm. Dit theater blies leven in mijn geloof in de mensheid. Geen plek voor haat. Laat de slechte grappen maar komen!
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!