Het mag weer. Eén moslim gaat door het lint, en alle moslims hebben het gedaan. Ook zo’n dankbaar onderwerp, net voor de verkiezingen. Alle praatjes over institutioneel racisme tijdens de zomer zijn allang vergeten. We moeten en zullen moslims leren wat ‘vrijheid van meningsuiting’ is.
Succes ermee, witte docenten op zwarte scholen. Maar jullie begrijpen vast wel dat het doordrukken van racistische tekeningen weinig met die vrijheid van meningsuiting te maken heeft. Het is een vrijheid, geen plicht. ‘Waar is mijn vrijheid?’ zullen islamitische leerlingen vragen. Het is niet meer dan logisch dat moslims gaan tegensputteren.
‘We staan samen in de modder’, zou VU-antropoloog Sinan Cankaya wellicht zeggen. Ik liet zijn nieuwe boek Mijn ontelbare identiteiten even staan, toen ik het cadeau kreeg. Het leek me te confronterend om te lezen, dit boek van een andere hoogopgeleide Turkse Nederlander die het net even beter lijkt te hebben getroffen dan een 35-jarige Turkse Amsterdammer die nog bij zijn ouders woont.
Toen de institutionele druk echter te groot werd, heb ik me er toch aan gewaagd. Het bood me troost tussen al die boze tweets door. Het voelde als een gesprek, ook door zijn zweverige stijl, met een lotgenoot die ik nooit heb gehad in mijn studententijd.
Elke krantenkop is een mokerslag, laat Cankaya zien. Bijna in alles wat hij meemaakt – op school tussen witte kinderen, bij een voetbalwedstrijd Turkije-Nederland, bij zijn racistische leraar, toen hij later onderzoek deed bij de politie – wordt hij geconfronteerd met zijn afkomst, vooral door witte mensen die ook racisme en discriminatie in Nederland bagatelliseren. Steeds weer wordt zijn loyaliteit en betrouwbaarheid getest.
‘Meneer Cankaya, u bent zelf Turks, hoe objectief is uw onderzoek dan?’
Cankaya: ‘Het wantrouwen of ik niet een dubbele agenda heb. Deze vragen worden bijna nooit gesteld aan witte onderzoekers.’
‘Heeft u zelf voorbeelden van discriminatie?
Cankaya: ‘Met andere woorden: ik ben alleen interessant als ervaringsdeskundige, om deze verhalen daarna weg te wuiven als anekdotisch’.
‘Kent u andere mensen die zelf discriminatie hebben ervaren?’
Cankaya: ‘Oftewel: gekleurde mensen zijn nuttig om toegang te krijgen tot moeilijk bereikbare groepen, om zo het probleem van witte redacties voor ze op te lossen.’
Het boek is een meesterlijke ontmanteling van vooral witheid: ‘Witte Nederlanders gaan door een crisis, voelen hoe het is om verantwoordelijk te worden gehouden voor iets waar ze geen aandeel in hadden, maar wel de onvoorziene vruchten van plukken, van een oneerlijke geschiedenis die lijnen over de wereldkaarten trok, mensen rangschikte, kapitaal accumuleerde, startposities ongelijk verdeelde, en haar tentakels tot ver in de toekomst strekte.’
Maar Cankaya morrelt ook aan Turksheid. Hoe hij door zijn studie veranderde in een migrant binnen de eigen familie: ‘De pijnlijkste vorm van verplaatsing. Een vreemdeling voor de mensen die het dichtst bij je staan.’ Toch vindt hij praten over Turkije vermoeiend. En weigert hij voorlopig in debat te treden met ‘geharnaste Turkse identiteiten’. Ook neemt hij een voorschot op de kritiek die hij zal krijgen: ‘Ze zullen komen met Koerden en Armenen’.
Natuurlijk zullen ‘ze’ komen. Maar er is een verschil tussen een islamofobe komst en een komst om te leren, te groeien en verantwoordelijkheid te nemen voor de schadelijke en verinnerlijkte vormen van Turksheid die hij en ik in ons dragen.
Tijdens de Armeense Genocide is Yozgat ‘christenvrij’ gemaakt. Massamoordenaar Kemal Bey wordt nog steeds vereerd met een standbeeld
Daar dacht ik aan toen hij Yozgat aanstipte, de stad waar zijn roots liggen, en waar hij zich verveelde tijdens vakanties. ‘De provincie die in opstand was gekomen tegen Atatürk en het Turkse volk had verraden. De plaats van religieuze dwaallichten,’ zegt Cankaya, vooral tegen seculiere Turken, die altijd neerkeken op conservatieve religieuzen die nu hun gram halen met Erdogan.
Er gebeurde toen meer in Yozgat, dacht ik toen ik dat las. In 1915, tijdens de Armeense Genocide, is de stad ‘christenvrij’ gemaakt. Massamoordenaar Kemal Bey wordt nog steeds vereerd met een standbeeld in Bogazliyan. Turksheid brengt net als witheid een overgeërfde blindheid met zich mee voor die oneerlijke geschiedenis.
Cankaya had natuurlijk geen aandeel in de Armeense Genocide. Maar hoe saai Turkije dan ook was tijdens vakanties, wij konden tenminste vrij probleemloos reizen naar de dorpen van onze ouders en grootouders. Een ‘onvoorziene vrucht’ die Armeniërs nooit hebben kunnen plukken. Maar misschien moet ik dat racistische hoofdstuk zelf eens gaan schrijven.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!