Het ergste aan een tripje vanuit het onberispelijk ogende Zwitserland – schone straten en beschaafd rijverkeer – is onmiskenbaar de terugkomst in Amsterdam. Het contrast tussen bijvoorbeeld het Montreux Jazz Festival – met elke dag duizenden bezoekers, waarbij geen vuiltje op de grond en drie verse klodders spuug, chips en zonnepitten op het trapportaal van mijn ouders liggen – is onbeschrijflijk. Het leidde ook tot kortsluiting na een reis van elf uurtjes.
Met mijn liefje ging ik dit weekend op bezoek bij de schoonouders vanwege het Offerfeest. Eerst in Den Haag – vrouwen gaan voor – en daarna in Amsterdam. We hadden er, zoals gezegd, al een reis van elf uurtjes opzitten vanuit het Zwitserse Caux Palace, waar we tijdens dialoogbijeenkomsten met diaspora-Armeniërs, -Koerden en -Turken wankele stappen voor vrede hebben gezet.
In Den Haag kuste ik de handen van mijn schoonouders. Onderweg naar Amsterdam belde ik nog even naar Turkish Airlines vanwege de zoveelste geannuleerde vlucht van mijn moeder vanuit Schiphol. Het resultaat na 35 minuten aan de telefoon met vier verschillende medewerkers: u krijgt binnenkort een mail. Dat is wat ze een week terug ook al zeiden.
In Amsterdam zochten we naar een parkeerplek op de Jan Tooropstraat. Dat is al moeilijk genoeg op een normale dag, maar tijdens het Offerfeest – dus wanneer weggegentrificeerde Turkse en Marokkaanse immigrantenzonen en dochters hun ouders opzoeken in de laatst overgebleven sociale huurwoningen van Amsterdam – is het helemaal drama. Ik zag de Marokkaanse hangpubers al zitten op hun vaste plek: de trap, bij de ingang.
Na het derde rondje in de buurt was het raak. We parkeerden snel, stapten uit en liepen naar de ingang. Het trapportaal was vrij – minus de drie verse klodders, zonnepitten en chips. De hangjongeren hadden zich al naar hun tweede favoriete plek verplaatst: de auto’s voor de ingang. Ook daar was de stoep versierd met zonnepitten en chips.
Ik keek naar mijn geliefde en zei vol verbijstering in het Turks: ‘Ze hebben gespuugd in het trapportaal.’ Liefje knikte instemmend, maar liep de trap al op. Ik was even stil. Ging ik nu echt mijn Marokkaanse buren – zonder bewijs – hierop aanspreken?
Ja, dat ging ik doen. Ik draaide me om en zei:
‘Jongens, dit kan toch niet?’
Heel typische respons: ‘Ik heb het niet gedaan.’
Ik weer: ‘Dat zei ik ook niet. Ik zei alleen: dit kan toch niet.’
Toen liep ik weg, het gegiechel achter mijn rug op de koop toenemend. Maar toen ze volgens mijn geliefde daarna nog meer chips op straat strooiden, was de maat vol.
Ging ik nu echt mijn Marokkaanse buren hierop aanspreken? Ja, dat ging ik doen
‘Jongens, nogmaals: dit kan niet. Alleen dieren doen dit.’
Ik plaatste nu een verse Turkse klodder op de stoep die ik met mijn schoen weer afveegde. Ze keken verbaasd op.
Aangezien mijn woede niet was gekoeld, zette ik een ander middel in. Aanbellen en klagen bij de ouders. Veel effectiever ook.
‘O, ik bel hem gelijk op, die is nog lang niet jarig’, zei mijn buurvrouw en ik ging eindelijk naar boven. Daar kusten mijn geliefde en ik de handen van mijn ouders. Maar een paar minuten later werd er aan onze deur geklopt. De klodder-soap ging door.
‘Dag, buurman. Toen je over mijn broertje vertelde, dacht ik dat hij had gespuugd. Maar hij zegt zelf dat hij niet heeft gespuugd.’ Kleine buurman stond er zelf bij en hij herhaalde dat.
‘Het klopt dat ik niemand heb zien spugen’, zei ik terug, ‘ik zei alleen dat dit niet kan en sprak hen daarop aan. Mijn excuses als ik jullie valselijk heb beschuldigd, maar nogmaals, ik vind dat dit niet kan. En ik verwacht van jou, kleine buurman, van ons allemaal dat we hier op letten. En als je iemand ziet die dit doet, moet je degene daarop ook aanspreken. Wij wonen hier. Het mag geen rotzooi zijn.’
We gaven elkaar een hand en wensten elkaar een goed Offerfeest. Eid mubarak, allemaal!
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!