Soms gaan dingen ook wel eens redelijk goed. Een voorbeeld vormt Tunesië, waar blijkens de jongste verkiezingen en de ingetogen reactie van de verliezer de islamistische Ennadah-partij de nieuwe democratie voorzichtig wortel lijkt te schieten. Hier niet, als in buurland Libië, een anarchistisch uiteenvallen van de staat in oude stamgebieden. Hier niet, als in Syrië, een in een uiterst bloedige burgeroorlog tussen de moderne barbarij van een tirannie en de archaïsche barbarij van een theocratie uitgemonde volksopstand. Hier niet, als in Egypte, na een jaar weer een militaire staatsgreep die zon 1.000 doden heeft gekost, maar waarvan VVD-prominent Hans van Baalen die dit voorjaar nog op een Kievs plein voor de grote democraat zou spelen indertijd zei dat “het leger had gedaan wat juist was”.
Hoe komt het, dat het in Tunesië tot nu toe anders verloopt? Misschien draagt het volgende daaraan bij. Ten eerste is Tunesië een betrekkelijk klein land op een niet geweldig strategische plek. Het lijdt daardoor niet aan grootheidswaan en geopolitieke ambities, zoals Egypte. Het is evenmin een speelbal in een groot regionaal geopolitiek machtsspel, zodat buitenstaanders er belang bij hebben een dictator in het zadel te houden, zoals Rusland en Iran in het geval van Syrië. Mede in samenhang daarmee speelt het leger nauwelijks enige politieke rol en het kan die ook niet zo gemakkelijk opeisen als in Egypte, waar het ook een economisch machtsconglomeraat vormt.
Tunesië heeft, en dat draagt ook aan haar prettig geringe strategische betekenis bij, voorts geen olievelden van betekenis, zodat onvrede van de bevolking met een gebrek aan medezeggenschap ook niet, zoals in Saoedi-Arabië, onder goedkeurend oog van westerse oliemultinationals door de machthebbers met miljardenschenkingen kan worden afgekocht. De inkomsten van de staat komen grotendeels uit belastingen, en dan geldt al snel de leuze van de Amerikaanse revolutionairen van 1776: no taxation without representation. Vrij in het Nederlands vertaald: als wij voor de fiscus dokken, willen we daarvoor ook wat terugzien, en daarover iets te vertellen hebben.
Mede in samenhang met zijn geringe omvang is Tunesië ook etnisch en religieus tamelijk homogeen. Hier geen sektarische strijd tussen soennieten en sjiieten als in Syrië of Irak, ook geen koptische christenen als favoriet zwart schaap voor alles wat er mis kan gaan, als in Egypte. De Tunesische bevolking behoort binnen de Arabische wereld tot de hoogst opgeleide, wat anders dan in het verpauperde Egypte in gering analfabetisme en in een redelijk omvangrijke middenklasse, en daarmee een zelfstandig denkende en haar eigen brood verdienende burgerij resulteert. Beide vormen belangrijke voorwaarden voor een vruchtbare voedingsbodem voor een democratie. Ook in Europa kon die pas in de loop van een negentiende eeuw tot ontwikkeling komen, toen daaraan werd voldaan. In de tijd van Karel de Grote die ook zelf pas op latere leeftijd lezen en schrijven leerde was dat ondenkbaar geweest.
Een volgende positieve factor is mogelijk de ligging van Tunesië, niet alleen ver van de conflicthaarden van het Midden-Oosten, maar ook dicht bij het vredige Europa: ondanks alle babbels van internetgoeroes over globalisering en verdwijnende grenzen doet de plaats op de kaart er nog steeds toe. Van beter functionerende buurlanden kan, door gemakkelijkere grensoverschrijdende contacten, een voorbeeldwerking uitgaan.
En tenslotte kan juist het volledig uit de hand lopen van de ‘Arabische Lente’ in Egypte, Libië en Syrië een waarschuwende anti-voorbeeld-rol hebben gespeeld, die tot matiging in beide kampen dwong: dat willen we in elk geval niet. Het is met een paar politieke moorden op seculiere politici en fundamentalistische agressie tegen kunstenaars en intellectuelen even riskant geweest, maar anders dan de Moslimbroeders in Egypte, die zelf ook het conflict op de spits dreven, heeft Ennadah zich uiteindelijk terughoudend opgesteld.
Een garantie dat het ook goed blijft gaan, is dat overigens niet. Daarvoor is de economische situatie veel te wankel en die lag indertijd ten grondslag aan de onvrede en de opstand tegen het Ben Ali-regime. Het is hier dat Europa, dat het grootste belang bij een functionerende democratie in een islamitisch buurland heeft, omdat dat in geval van succes een voorbeeld voor de rest van de Arabische wereld kan zijn, een nuttige rol kan spelen. Bijvoorbeeld door Tunesië toegang te verlenen tot de Europese markt en het land tenminste die voordelen van associatieverdragen en dergelijke te gunnen waarop Israël al decennia lang aanspraak kan maken, terwijl dat land nu juist steeds verder ontspoort.
Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!