Vrijdag was het weer raak. Een dag dat je als migrantenkind wordt geleefd. Dit, terwijl het aanvankelijk nog leek mee te vallen. De afspraak van mijn moeder bij de IND ging namelijk niet door. Haar biometrische gegevens en toegestuurde foto, waar de IND eerst wel streng over deed in de brief, waren opeens niet meer nodig. Haar verblijfsdocument lag klaar om opgehaald te worden. Hoera, wat een opluchting!
Maar mevrouw Balcik moest wel even een online afspraak maken. Gelukkig heeft mevrouw Balcik een zoon die dat voor haar regelt. Die zoon had gedacht daarna zijn vrijdagochtend te vullen met, bijvoorbeeld, lekker languit liggen in zijn gloednieuwe sociale huurwoning. Helaas, helaas: vader Balcik kreeg meteen lucht van de openstaande ochtend van zijn zoon. En meneer Balcik had een afspraak bij het ziekenhuis voor prostaatonderzoek.
Tja, zeg daar maar eens nee tegen, als potentieel ondankbare zoon die het wel voor alles en iedereen opneemt in de maatschappij, maar niet ‘even’ meekomt met zijn oude vader. Dus treffen we elkaar kwart over negen ’s ochtends bij het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam Nieuw-West.
‘Weet je waar we moeten zijn?’, vraag ik hem.
‘Ja, route 16, op de eerste verdieping’, zegt hij, naar adem happend.
‘Sigaretten hebben je longen veranderd in een asbak’, denk ik en we lopen samen naar binnen.
Aangekomen bij urologie, vraagt de baliemedewerker of hij een ‘volle blaas’ heeft. De kracht van zijn urinestraal zal worden gemeten, evenals hoeveel urine nog in zijn blaas overblijft na de kleine boodschap.
Ik kijk Balcik senior aan en zeg dat hij moet pissen in een speciaal daarvoor ingerichte ruimte. ‘Oh, ze hebben dat niet gezegd, ik heb thuis al geplast.’
Dat stond in de informatiebrief, zegt de baliemedewerker tegen mijn vader, die daar niets van verstaat.
‘U kunt een paar kopjes water drinken en het daarna proberen.’
Mopperend gaat Balcik senior aan tafel zitten. Hij drinkt in 45 minuten tien glaasjes water. ‘Ik ga zeker niet kunnen plassen, maar ik heb wel een dikke buik gekregen en die andere komt eraan. Ik voel het.’ Ondertussen plassen andere patiënten wel hun blaas leeg in de piskamer. Ook veel patiënten van kleur.
Een Turkse oude man had al opgemerkt dat ik Turks sprak met mijn vader. Dus terwijl Balcik senior eindelijk een poging waagt, komt hij naar me toe: ‘Kan je mij straks even helpen, zoals je ook je vader helpt?’
‘Ja, ik heb een extra taak erbij vandaag: tolken voor wildvreemde mensen die ik pas heb ontmoet in het ziekenhuis’
‘Ja hoor, geen probleem’, zeg ik, met mijn andere oor bij het interessante gesprek dat mijn vader voert met de zuster die hem naar de piskamer begeleidt.
‘Ja, daar moet u plassen meneer’, zegt ze een paar keer. En uit de mond van mijn vader komt iets wat lijkt op ‘glasting, glasting’. Ik spring gelijk op en zeg in een volle wachtruimte: ‘Mijn vader bedoelt ‘ontlasting’ – dus of hij ook zijn behoefte kan doen, de grote boodschap.’
‘Ooh! Ja, dat kunt u daar doen, meneer – en plassen doet u hier!’
Hè-hè… Vijf lange minuten later komt hij eruit. We mogen gelijk doorlopen naar het echo-onderzoek om de resultaten te bespreken met de specialist.
Ik vul, zoals altijd, aan wanneer mijn vader niet uit zijn woorden komt. En ik stel vragen om helder te krijgen wat mijn vader of de specialist precies zeggen en weten, zodat er geen ruimte overblijft voor miscommunicatie. Er is meer onderzoek nodig om precies te weten wat er aan de hand is, zegt de specialist. Dus lopen we weer terug naar de balie om afspraken te maken.
Een paar minuten later wordt de Turkse oude man omgeroepen. En hij vraagt: ‘Kom je met mij mee om te vertalen?’ Ik tolk al mijn hele leven, dus deze tien minuten kunnen er ook nog bij.
De specialist kijkt me verrast aan: ‘Hé, da’s lang geleden.’ Ik lach overdreven en antwoord: ‘Ja, ik heb een extra taak erbij vandaag: tolken voor wildvreemde mensen die ik pas heb ontmoet in het ziekenhuis.’ De specialist lacht overdreven terug.
Daarna is het business as usual. Ik vul de gaatjes in het gesprek en draai mij om wanneer de specialist met zijn vinger bij de anus en ballen van de patiënt voelt. Als de oude man is aangekleed, ga ik weer zitten. We zijn de schaamte over die afhankelijkheidspositie vanwege de taal al lang voorbij. You got to do what you got to do.
Op de terugtocht naar huis denk ik aan de opstapelende berg mails en werk die op mij wacht. Tweeënhalf uur van mijn tijd foetsie, omdat mensen elkaar niet kunnen verstaan in het ziekenhuis. Niet alleen bij mijn vader en die andere oude Turkse man.
Nee, het is een structureel probleem in deze maatschappij, die niet voor deze mensen is ingericht. Hun informatievoorziening in de zorg, en dus hun gezondheid, wordt aan het toeval overgelaten. Zoals aan een zoon die even tijd heeft, of aan een Turkssprekende jongen die je in de wachtruimte even aanspreekt.
Maar hoe zit het met al die anderen die zulke hulpjes niet hebben en zich moeten behelpen met gebrekkige taal en gebaren? Kan dit niet op een professionele, cultuursensitieve manier aangepakt worden in de zorg of eigenlijk alle andere sectoren in de maatschappij waar communicatie een probleem is?
En voordat alle witte Nederlanders ‘LEER DE TAAL MAAR’ gaan blèren: Dat zei je niet toen deze mensen wc’s aan het schoonmaken waren. Misschien had je dat toen al moeten doen, maar daar hebben deze Nederlanders nu niets aan.
O, denk je dat dit toch een uitstervend probleem is? Dan is dat alleen maar een teken van je koloniale bekrompenheid, waarin Nederlanders van kleur alleen maar een kostenpost zijn.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!