Als redactie zijn wij dag in, dag uit bezig met hard nieuws en feiten die zelden positief zijn. Elke dag opnieuw een selectie maken voor onze lezers is een uitdaging. Journalistiek gezien beleven we gouden tijden, maar moeten we daar blij mee zijn? Tegelijkertijd worden we overspoeld door negatief nieuws dat ons als mens raakt. Dat merk ik, zowel om me heen als op de redactie.
Het vraagt om evenwicht: omgaan met wat we lezen en horen, zonder uit het lood te raken in ons dagelijks handelen. Iedereen zoekt daarin zijn eigen weg. Zelf probeer ik mijn omgeving tot rust te brengen en te benadrukken dat we niet alles kunnen veranderen, maar wél verschil kunnen maken, door nepnieuws te bestrijden, vooroordelen te ontkrachten en het onderlinge begrip te versterken.
Negatief nieuws trekt logischerwijs onze aandacht. Als journalisten geven we dat door aan onze lezers, uiteraard met onze eigen blik. In redactievergaderingen zoeken we ook bewust naar verhalen die perspectief bieden, om de balans te bewaren. Maar dat lukt niet altijd. En deze tijd is ongekend. Juist daarom ben ik trots op onze kleine redactie, onze columnisten en freelancers, die het ondanks alle beperkingen uitstekend doen. Chapeau!
Op 28 mei ontmoette ik tijdens een bijeenkomst in Amsterdam een lezer, Mehmet, die sinds zeven jaar in Nederland woont en binnenkort les gaat geven op een hbo. Hij zei dat hij moe is van alle negatieve verhalen over Gaza, vluchtelingen en het radicaal-rechtse discours in Nederland en Europa. ‘Waarom schrijven jullie niet over algemene onderwerpen als onderwijs, milieu en sport?’ vroeg hij.
Ik legde uit dat we met een kleine redactie brede thema’s niet kunnen behappen en dat we ons richten op de biculturele samenleving. Met de middelen en mankracht van de grote media kunnen we nu eenmaal niet concurreren.
Hoe bied je hoop zonder de waarheid te verdoezelen?
Toch bleef zijn opmerking knagen. Ben ik, door telkens ellendig nieuws te brengen, zélf deel van het probleem? Hoe bied je hoop zonder de waarheid te verdoezelen? Die vragen kwamen opnieuw naar boven tijdens de demonstratie van 17 mei.
De grootste in twintig jaar: meer dan 100.000 mensen stroomden naar Den Haag om te protesteren tegen het kabinetsbeleid rond Israël. Gekleed in rood vormden ze een symbolische grens. Premier Schoof en minister Veldkamp hadden eerder laten weten dat die grens voor hen niet meer geldt, terwijl ze schending van het oorlogsrecht eerst nog als onaanvaardbaar beschouwden.
De opkomst van vooral witte Nederlanders, vaak samen met hun kinderen, bood steun aan velen. Ook aan biculturele Nederlanders die zich in hun zorgen om Gaza geïsoleerd voelden. Ik vroeg mijn collega of hij dat had verwacht. ‘Niet echt’, zei hij. Onze columnist Kirsten van den Hul schreef over de helende kracht van demonstraties: omringd zijn door mensen die hetzelfde verdriet en dezelfde machteloosheid delen.
Een dag later kondigde Veldkamp aan dat hij binnen de EU wil laten toetsen of Israël nog aan de samenwerkingscriteria voldoet. Dat onderzoek komt er nu, vanwege de blokkade van voedsel, water en hulp voor Gaza.
De demonstratie lijkt een kantelpunt in publieke en politieke opvattingen. Net als de oproep van burgemeester Halsema aan het kabinet om het geweld in Gaza te stoppen. Universitaire ziekenhuizen startten een estafetteactie ter nagedachtenis aan omgekomen hulpverleners en om aandacht te vragen voor de schrijnende medische situatie.
Toch lijkt het weinig uit te halen. Het geweld in Gaza gaat onverminderd door. Zo verloor een kinderarts bij een bombardement negen van haar tien kinderen en bleef tóch werken. Een hartverscheurend voorbeeld van de gruwelijke realiteit van deze oorlog.
We staan dus voor een keuze: blijven we ramp op ramp serveren, of zoeken we ook naar verhalen die woede omzetten in iets constructiefs? Waar ligt de grens tussen confronterende journalistiek en verlammende herhaling? Welke verantwoordelijkheid nemen we, als makers en lezers, om de waarheid onder ogen te zien en de toekomst niet op te geven?
Ik kies voor radicale eerlijkheid én radicale menselijkheid. We brengen de feiten zoals ze zijn, zonder ze te verdoezelen, en zoeken tegelijk naar stemmen die perspectief bieden: mensen op straat, docenten in klaslokalen, artsen die blijven werken, jongeren die demonstreren. Zo bewaken we onze journalistieke én morele grens, en laten we zien dat betrokken journalistiek mogelijk is. Dat is, denk ik, de enige manier om het gif te neutraliseren en elkaar heel te houden.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!