5.8 C
Amsterdam

‘Het geloof geeft structuur aan mijn leven’

Jesse Voorn
Jesse Voorn
Journalist gespecialiseerd in kunst & cultuur, entertainment en samenleving.

Lees meer

‘Het was echt een achterstandswijk, niet veel mensen gingen naar school. We hadden niet veel en het was er moeilijk.’

In deel twee van onze serie ‘Kickboksers’ komt Jamal Ben Saddik aan het woord. Hij is opgegroeid in de Antwerpse achterstandswijk Borgerhout, tussen de kinderen van Marokkaanse immigranten. De wijk werd in de volksmond ook wel Borgerokko genoemd en op straat was het gevaarlijk, criminaliteit was aan de orde van de dag en de jongeren hadden er weinig perspectief. Ben Saddik heeft zowel de Belgische als de Marokkaanse nationaliteit. Later kreeg hij de bijnaam ‘The Goliath’ en hij bokste zichzelf van de straat naar de top, waarbij hij uitkomt voor Marokko. In 2012 werd bij hem schildklierkanker geconstateerd, waarvoor hij een reeks behandelingen kreeg. Hoewel hij nog om de zes maanden naar het ziekenhuis moet voor controle, is Ben Saddik de ziekte de baas geworden en staat hij alweer een tijdje vol energie in de ring.

U komt uit Borgerhout, een achterstandswijk in Antwerpen. Hoe was het om daar op te groeien?
‘Het was echt een achterstandswijk, niet veel mensen gingen naar school. We hadden niet veel en het was er moeilijk. Nu is het gelukkig veranderd; nu spelen jongeren op een plein en zijn er activiteiten, maar toen moest je zelf maar een bezigheid zoeken. Dat was zeker in mijn jonge jaren erg moeilijk. Ik was jong en kwam op straat terecht en dan weet je niet wat je moet doen met je vrije tijd. De keuze is dan al snel gemaakt: de meeste van mijn vrienden raakten zo al jong op het verkeerde pad, dat heb ik echt van dichtbij meegemaakt. Het was een wijk waar je moest zoeken naar je droom en waar je moest vasthouden aan die droom. Een beetje overleven, een droom zoeken en daarmee bezig zijn. Zo werkte dat in ieder geval voor mij.’

Lag die dreiging om het verkeerde pad op te gaan bij u ook op de loer?
‘Jazeker. Ik heb het meegemaakt en ervaren, maar het was niet iets waar ik wilde zijn. Ik had al van jongs af aan de instelling om iets te bereiken, om dingen te doen waardoor ik niet meer op straat hoefde te hangen en ik wilde er alles aan doen om dat voor elkaar te krijgen.’

U groeide op met kinderen van Marokkaanse immigranten. Wat deed dat met uw wereldbeeld?
‘Er woonden in Borgerhout alleen maar Marokkanen en mensen met een niet-westerse achtergrond. Wij waren daar echt een aparte wijk binnen Antwerpen. Maar voor mij was dat heel normaal, ik wist niet anders. Mensen uit de rest van Antwerpen of zelfs België keken met een andere blik naar ons. Een buitenstaander ging niet zomaar naar Borgerhout om daar boodschappen te doen of om een wandeling te maken. Het was echt een migrantenwijk waar niet veel Belgen kwamen. Als we dan een Belg tegenkwamen, dan was dat raar. Ik was dat daar niet gewend. Ik was jong en ik wist niet wat er in de wereld te koop was of wat er in de rest van Antwerpen speelde. Een Belg kwam niet graag in Borgerhout, omdat er alleen Marokkanen woonden, maar daar ben je als je jong bent niet mee bezig.’

Hoe kijkt u daar nu op terug, nu u zich daar wel bewust van bent?  
‘Het verklaart veel, wanneer ik er nu op terugkijk. Ik snap nu waarom we er geen Belgen zagen, waarom er zoveel criminaliteit was en waarom we daar alleen maar met mensen met een migratieachtergrond waren. Ik heb veel meegemaakt, maar kan dat nu veel makkelijker relativeren. Ik ben me nu meer bewust van situaties zoals die vroeger bij ons in de wijk waren. Maar dat is toch een stukje ervaring en ik snap daardoor meer dan vroeger.’

Hoe bent u aan dat milieu ontsnapt?
‘Dat heb ik grotendeels te danken aan mijn ouders. Die hielden mij en mijn broers heel strak en wilden niet dat we op straat hingen. Mijn vader nam me mee naar de plaatselijke gym toen ik een jaar of negen was en daar ging ik aan de slag. Echt trainen was dat nog niet, want het boksen was meer een vorm van bezigheidstherapie, puur om me van de straat te houden. Ik had niet veel vrije tijd en de vrije tijd die ik had, benutte ik met mijn sport. Op een gegeven moment zat ik in een ritme van school, trainen, naar huis en slapen en dat dan weer opnieuw. Ik had geen tijd meer voor andere dingen en ik denk dat dat mijn redding is geweest. Daarna ben ik wel van de sport gaan houden en ben ik er niet meer mee gestopt.’

Dus boksen is uiteindelijk uw redding geweest?
‘Absoluut, zo zie ik dat zeker. Ik weet niet wat er van mij terechtgekomen was als mijn vader me niet naar die gym had meegenomen en ik niet was gaan boksen. Ik ben hem daar nog steeds dankbaar voor. Het belangrijkste wat ik daar leerde was discipline en respect naar elkaar toe, naar andere mensen toe. Dat was nog belangrijker dan dat boksen een uitlaatklep voor me was.’

Wat is uw boodschap naar straatjongeren die in dezelfde positie verkeren waarin u ooit verkeerde?
‘Het belangrijkste voor hen is het zoeken naar een structuur in hun leven, zoals de gym en boksen dat voor mij waren. Wat dat verder is maakt niet eens zoveel uit. Discipline en respect voor elkaar horen daar ook bij, want dat voorkomt een hoop ellende. De makkelijkste sport om dat bij te ervaren is voor mij wel boksen, want daar leer je dat en daar train je met elkaar. Op een training sla je elkaar weliswaar tot moes, maar daarbuiten is er altijd respect. Dat wil ik die jongeren meegeven. Ga een droom zoeken, werk die droom uit, heb respect voor elkaar, zoek een structuur in je leven en bouw dat rustig op. Dat gebeurt misschien niet van de ene op de andere week, maar hou daar wel aan vast, dan kom je er wel.’

Is er nog iets wat u voor ze kunt betekenen?
‘Momenteel niet, omdat ik extreem druk ben met mijn eigen sport en daar al mijn tijd in wil steken. Ik heb al bijna geen tijd om mijn ouders te kunnen zien. Ik heb al wel een paar keer trainingen gegeven aan jongeren en dat doe ik ook met plezier. Ik sta er altijd voor open en het zal in de toekomst zeker weer gaan gebeuren, maar het moet wel in mijn schema passen.’

Ze kunnen in ieder geval zien dat iemand met een vergelijkbare achtergrond goed terechtgekomen is.
‘Precies. Ik ben daarvandaan gekomen, ben daar opgegroeid en ik heb ook die moeilijke tijd gehad. Ik heb misschien nog wel een moeilijkere tijd meegemaakt vanwege mijn ziekte. Maar als ik daar ben en ik spreek jongeren, dan stimuleer ik ze om iets te gaan doen, want dat is belangrijk om daar weg te komen.’

Voelt u zich meer Marokkaan of meer Belg?
‘Ik ben in België geboren en opgegroeid, maar ik kom bij mijn wedstrijden uit voor Marokko. Mijn ouders zijn Marokkaans en ik ben Marokkaans opgevoed, dus ik voel me wel Marokkaan, ondanks dat ik in België geboren ben. Ik ben wel blij dat ik in België ben opgegroeid en dat ik er nog wat van heb meegekregen, maar uiteindelijk, als ik met mijn hart moet kiezen, dan kies ik net zoals ik mijn sport gekozen heb en dan kies ik voor Marokko. Daar liggen mijn wortels en daar komen mijn ouders vandaan en ik ben blij en trots dat ik ook gewoon Marokkaan ben.’

U noemde net al even uw ziekte. U heeft kanker gehad. Hoe was het om die diagnose te horen?
‘Het eerste wat ik dacht was dat ik dood zou gaan. Ik heb daar minutenlang aan gedacht en alleen maar gehuild. Ik heb het daarna geaccepteerd. Toen kwam de tweede slag, toen de dokter zei dat ik moest stoppen met kickboksen. Dat heb ik niet geaccepteerd. Ik accepteerde dat ik ziek was, maar niet dat ik moest stoppen met boksen, met iets wat ik met heel mijn ziel doe. Ik heb het daar wekenlang moeilijk mee gehad en ik dacht echt dat ik het niet meer zou kunnen, maar uiteindelijk kon ik een second opinion aanvragen bij een ander ziekenhuis en toen stelde die andere arts me wel een beetje gerust. Hij beaamde dat ik ziek was en dat bepaalde ingrepen nodig waren, maar hij zei dat ik niet moest stoppen met de sport waar ik van houd. Maar mijn situatie was ineens niet meer als die van iedere andere topsporter.’

Hoe veranderde het boksen voor u?
‘Het veranderde volledig. Ik moest eerst alles laten vallen, want ik kon gewoon niet meer boksen. De eerste keer dat ik weer de sportschool inging was alles anders. Ik moest echt weer vanaf nul beginnen, alsof ik nog nooit gebokst had. Toch ging het uiteindelijk allemaal vrij snel, want vijf maanden na mijn eerste ingreep vocht ik in Tokio alweer tegen viervoudig wereldkampioen Peter Aerts. Ik heb toen geaccepteerd dat ik een rugzak heb die ik bij me moet dragen en waar veel dingen in zitten, zoals mijn ziekte, mijn achtergrond en de buurt waar ik vandaan kom. Maar ik wist dat ik die rugzak moest dragen om te komen waar ik wil zijn. Als ik het nu een beetje moeilijk heb, dan denk ik gewoon aan die rugzak en aan het feit dat ik niet ben zoals iemand anders. Ik doe er veel voor en ik moet er nog veel voor doen. Ik heb door het gebeuren wel een andere kijk op het leven gekregen dan toen ik jong was.’

Is uw mentaliteit daar bij het boksen door veranderd?
‘Ik heb een heel sterke mentaliteit gekregen, zeker nadat ik ziek ben geworden en zoveel heb meegemaakt en in die situatie heb gezeten. Dat heeft geen enkele vechter me nagedaan. Het maakt me een stuk sterker en ik denk dat ik er nog meer een vechter door ben geworden. Ik heb zoveel meegemaakt dat ik gewoon niet ga opgeven. Ik merk dat ook in de ring. Er is niet veel meer dat mij gaat tegenhouden. Ik weet niet wat ik nog meer moet tegenkomen dat mijn leven nog moeilijker zal maken. Het moeilijkste heb ik al te horen gekregen en overwonnen, dus ik schrik niet meer van zware trainingen of tegenstanders. Dat heb ik de afgelopen jaren in ieder geval niet meer gedaan.’

U heeft de nodige pech gehad, maar u bent toch altijd positief gebleven?
‘Omdat ik ook geen andere keuze had. Ik zag het ook niet als pech, maar als mijn lot. Ik heb nooit het idee gehad om negatief te gaan denken, ook niet na mijn diagnose met kanker. Dat ik altijd positief ben gaan en blijven denken is ook altijd een reddingsmiddel voor me geweest. Naar mijn sport, mijn werk en mijn familie toe ben ik dat ook altijd geweest. Als ik iemand tegenkom die het moeilijk heeft, dan probeer ik hem altijd weer op te vrolijken. Ik heb altijd een positieve kijk op het leven gehad.’

Heeft uw geloof u er ook doorheen geholpen? 
‘Jazeker. Geloof heeft voor mij altijd een belangrijke rol gespeeld en ik ben er altijd veel mee bezig geweest. Ik heb veel tot Allah gebeden en dat doe ik nog steeds en dat geeft me een veel rustiger gevoel dan wanneer ik het niet doe. Ik bid vijf keer per dag en ik bid om vergiffenis. Het geloof geeft structuur aan mijn leven en biedt me steun. Het betekent alles voor mij.’

Klopt het dat boksen volgens de islamitische wetgeving verboden is?
‘Veel mensen hebben daar een ander beeld over, maar het klopt dat mensen zeggen dat boksen niet is toegestaan, omdat iemand slaan van de islam niet mag. Maar er is geen enkele overlevering die zegt dat boksen niet is toegestaan. Wanneer je die overlevering vindt en naar me doorstuurt, stop ik gelijk met boksen.’

U heeft Badr Hari onlangs uitgedaagd. Wanneer komt die wedstrijd?   
‘Er is nog geen datum gepland, haha. Maar ik heb hem inderdaad uitgedaagd, in Amsterdam, en ik heb dat gedaan omdat hij mij in maart van dit jaar nog heeft uitgedaagd. Die wedstrijd heeft toen niet plaatsgevonden en ik vond het nu het juiste moment. Ik heb gezegd dat ik er klaar voor ben en dat ik ervoor opensta wanneer hij kan. Of hij erop ingaat is nog maar de vraag.’

Wat denkt u?
‘Ik denk wel dat die wedstrijd er gaat komen. Op een gegeven moment ben je als vechter uitgeblust en moet je accepteren dat er jongere vechters zijn die dan beter en sterker zijn. Dat is topsport. Het heeft niets te maken met dat we allebei Marokkaan zijn of sterker zijn dan iemand anders. Op een gegeven moment komt er iemand die hongeriger is dan jezelf en dan moet je plaatsmaken of bewijzen dat je nog niet klaar bent.’

Bent u zelf bezig met het moment dat een jongere vechter u van de troon gaat stoten?
‘Ik heb het daar al vaak met mijn trainers over gehad. Wanneer het moment daar is, ik niet meer scherp ben en niet meer honderd procent kan geven, dan hoop ik dat mijn trainers me gaan beschermen. Dat ze zeggen dat het mooi geweest is, dat ik het goed gedaan heb of misschien niet goed gedaan heb, maar dat ik er over na moet gaan denken om te stoppen. Maar daar ben ik nog lang niet. Ik hoop dat ik dit nog een tijdje kan blijven doen. Eerst wil ik nog kampioen worden. Ik sta nu nummer twee, maar dat kan voor mij niet, want ik wil nummer één worden. Daarna kijken we wel welke richting ik op ga. Ik ben nog niet tevreden met het punt waar ik nu al beland ben.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -