Journalist Minka Nijhuis laat zien hoe burgers het slachtoffer worden van dictaturen en oorlogen. Ze is onlangs onderscheiden met de Prijs van het Vrije Woord. Ze noemt het vrije woord ‘een impliciete waarde waar ik me van bewust ben’. ‘Het vrije woord staat niet als een soort slogan overal boven in mijn werk.’
Het vrije woord is essentieel voor journalist Minka Nijhuis (59). Ze ziet dat mensen in de landen waar ze komt er vaak een hoge prijs voor betalen. Met haar verhalende journalistiek laat ze verhalen achter het gejaagde nieuws zien. Al meer dan vijfentwintig jaar doet ze verslag over conflictgebieden voor onder meer Trouw, NRC Handelsblad, De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland. Ze gaat naar gebieden waar het gevaarlijk is, mensen onderdrukt worden door het regime, vrijheid van meningsuiting niet vanzelfsprekend is en de mensenrechten geschonden worden. Ze volgt mensen, laat hen hun eigen verhaal vertellen en geeft hen een gezicht. De laatste jaren schreef ze over oorlogen in landen als Cambodja, Birma, Oost-Timor, Irak, Afghanistan en Syrië. Ze is auteur van meerdere boeken die ook internationaal zijn uitgegeven. Ze is onlangs onderscheiden met de Prijs van het Vrije Woord, die al tien jaar wordt toegekend aan een persoon of organisatie die zich onderscheidt met activiteiten op het gebied van mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting. Volgens de jury maakt ze met haar werk zichtbaar ‘dat de vrijheid van het woord een graadmeter is voor het respecteren van mensenrechten’.
Wat betekent de prijs voor u?
‘Het is een prijs die kijkt naar vijfentwintig jaar werk en dat is bijzonder. Het is een erkenning voor een manier van werken die ik slow journalism noem: achter het ‘snelle’ nieuws kijken en een gezicht geven aan wat oorlogen en dictaturen betekenen voor mensen. Het is een intensieve manier van werken waarbij je mensen in bepaalde landen langdurig probeert te volgen. Deze prijs staat daar nadrukkelijk bij stil. Het laat zien dat er oog is voor meer dan alleen maar het nieuws verslaan, wat tegenwoordig steeds sneller moet.’
Waar staat voor u het vrije woord voor?
‘Ik werk meestal in landen waar het vrije woord er niet of bijna niet is. Mensen in dergelijke landen die zich inzetten om het vrije woord te verdedigen of uit te dragen moeten dat niet zelden met een heel hoge prijs bekopen. Soms zelfs met de hoogste prijs, namelijk hun leven. Ik vind het vrije woord heel essentieel om het democratisch gehalte en ook de vrijheid van een samenleving te waarborgen. Het is één van de grootste waarden en belangrijkste peilers van een vrije samenleving. Ik heb dat ook heel erg leren zien. Als je ziet dat in bepaalde landen mensen er gestraft voor worden, voor iets dat doorgaans heel vanzelfsprekend is in bijvoorbeeld Nederland, dan kijk je er toch anders tegen aan. Het heeft een enorme waarde voor mij.’
Is het vrije woord essentieel voor goede mensenrechten?
‘Het is een mensenrecht. Ik ken veel mensen die het vrije woord lange tijd niet hebben kunnen voeren. Ik heb gezien wat het met mensen doet als ze niet vrij kunnen spreken. Het is een beknotting en verstikking van je leven en dat geldt ook voor een samenleving als geheel. Het is niet voor niets dat mensen bereid zijn er echt serieuze offers voor te brengen. Bekenden van mij zijn voor iets wat ze zeiden veroordeeld tot lange gevangenisstraffen, soms wel twintig jaar. Als je er dan bij bent wanneer ze weer vrijkomen, dan besef je heel goed wat de prijs was. Dat regimes mensen zo zwaar straffen omdat ze het vrije woord gebruiken, laat al zien hoe gevaarlijk dictators het vrije woord vinden.’
Staat kritiek het vrije woord en zelfs persvrijheid in de weg?
‘Het vrije woord moet ook kritisch zijn als dat nodig is, zeker ook naar de macht toe. Dan kan het een reinigend vermogen hebben of het vermogen om tot nadenken te stemmen of uit te dagen tot discussie. Mensen in dictaturen voelen vaak veel beter wat het vrije woord is dan mensen in vrije samenlevingen. Dat valt me vaak op. Wij vinden het zo gewoon. Dat is heel prettig en je zou het iedereen gunnen, maar dat maakt het ook weer abstract. Ik vind wel dat in onze samenleving het vrije woord heel snel gebruikt wordt om te schelden en elkaar op een zinloze manier te beschimpen en dat mag, maar ik zie daar het nut niet van in.’
Gaan we in Nederland niet altijd zorgvuldig met het vrije woord om?
‘We mogen van alles roepen, zolang we de wet maar niet overtreden. Maar ik zie dat in Nederland het vrije woord vaak alleen wordt gebruikt om reuring te veroorzaken, vooral op social media. Mensen proberen zichzelf daarmee in the picture te spelen; het gaat dan dus niet om het aankaarten van essentiële kwesties. Daar heb wel moeite mee, maar het mag, want ook dat is het vrije woord.’
Heeft het internet nog wat betekent voor het vrije woord?
‘Ik denk het wel, want internet ontsluit ook een wereld en het is een goede manier om mensen informatie te geven. Zeker voor landen waar het deels is afgesloten. Ik heb het in Birma gezien dat de overheid bepaalde websites blokkeerde en dat mensen toch weer een manier vonden om dat te omzeilen. Daar stonden dan weer grote sancties op. Bij demonstraties in dit soort landen is internet het eerste dat op slot gaat om mensen de mond te snoeren.’
Moeten we dan meer nadenken voordat we dingen gaan roepen?
‘Dat is niet aan mij. Ik ben niet iemand die moralistisch is ingesteld, maar het kan me erg bevreemden, vooral als je als journalist veel in landen werkt waar het vrije woord zo heel anders is qua betekenis. Maar als ik iets vind, dan vind ik niet dat ik anderen daarvan moet overtuigen, hoewel ik de reuring zinloos vind. Ik vind het ook jammer dat het voor een deel mijn beroep binnensluipt, want een onderwerp is een journalistiek onderwerp als het reuring geeft. Dat is voor mij niet de essentie van journalistiek.’
Komt persvrijheid dan ook in het geding?
‘Dat ligt in elkaars verlengde. Persvrijheid is een specifieke vorm van het vrije woord. Het vrije woord moet voor iedereen gelden, niet alleen voor de pers. In landen die niet vrij zijn wordt het vrije woord gezien als gevaarlijk en daarmee ook de pers. In die landen wordt er alles aan gedaan om ook de pers de kop in te drukken. Het aan banden leggen van de media en daar als regime het eigen nieuws tegenover stellen, dan heb je een belangrijk instrument in handen. Het ontnemen van het vrije woord richt zich zowel op burgers als de pers.’
Wat doet dat met mensen?
‘Als je niet vrij kunt spreken wordt je beperkt in je doen en laten en wordt er met angst geregeerd. Degenen die daartegen in opstand komen vormen vaak een minderheid, omdat de meerderheid toch probeert verder te leven. In sommige landen is er veel moed nodig om te vechten voor vrijheid, de consequenties kunnen groot zijn.’
Voelt u zich bevoorrecht?
‘Door wat ik zie in dictaturen waardeer ik enorm hoe vrij we zijn in Nederland. Wat moeilijk is aan het werken in onvrije landen is dat ik niet zomaar alles kan doen wat ik zou willen doen. Je moet altijd rekening houden met degene met wie je contact hebt, want die spreken zich uit en dat is voor hun een risico. Voor mezelf kan het gevolgen hebben, maar de gevolgen voor de lokale mensen met wie ik werk zijn altijd groter. Daar ben ik me erg bewust van. Daardoor kan ik niet altijd doen wat ik zou willen doen, omdat het mensen in gevaar kan brengen. Ik voel die beperking. Het geeft aan de andere kant weer aan wat mensen er voor over hebben om te vertellen wat ze willen vertellen. In de donkerste jaren van de dictatuur in Birma konden mensen zeven jaar gevangenisstraf krijgen voor het spreken met een buitenlandse journalist, maar ze wilden het toch persé doen.’
Voelt u zich dan verantwoordelijk?
‘Enorm, ja. Gelukkig is het mij nooit overkomen dat mensen in de problemen kwamen door met mij te praten. Ik heb regelmatig interviews laten lopen, omdat ik mensen niet in gevaar wilde brengen, terwijl ze het zelf wel wilden doen. Ik vond dan dat ze hun eigen risico’s niet goed konden inschatten. Ik heb ook vaak sprekende details uit een verhaal weggelaten, omdat iemand daardoor gemakkelijk geïdentificeerd kon worden. Dat is voor een journalist heel frustrerend, want je wilt dat je verhaal zo aansprekend mogelijk is. Maar dat is journalistieke ethiek, want je bent absoluut verantwoordelijk voor de mensen met wie je praat. Een collega van mij in Birma had er alles aan gedaan om zijn bronnen te beschermen en om de geïnterviewde te vermommen. Daar is het Birmese regime toch achter gekomen en die jongen heeft toen zeven jaar vastgezeten. Vreselijk voor de geïnterviewde jongen, maar ook voor de journalist.’
Bepaalde regeringen zijn niet blij met het vrije woord.
‘Nee, sommige regeringen beschouwen het vrije woord als een vijand en de waarheid moet vooral verborgen blijven. Daar ligt het probleem. Ik probeer mijn verhaal zo goed mogelijk te maken ondanks alle obstakels. Het vrije woord staat niet als een soort slogan overal boven in mijn werk. Het is meer een impliciete waarde waar ik me van bewust ben. In Nederland geniet je bescherming van de wet en in bepaalde andere landen niet.’
Ziet u waardering voor uw werk?
‘Ik heb niets te klagen wat betreft waardering, maar de sectie buitenland zit bij veel media wel in het verdomhoekje. Ik moet iedere keer een goed verhaal hebben om opdrachten binnen te blijven halen. Alles draait om kijk- en luistercijfers, maar ik ben een ouderwetse journalist die vindt dat het publiek best iets mag leren van een stuk. Het hoeft niet allemaal infotainment in hapklare brokken te zijn. Als de zoveelste bom in Bagdad ontploft snap ik best dat mensen het niet meer gaan lezen, maar dan moet je andere invalshoeken bedenken om te laten zien dat het gevaar nog niet is geweken. Dat is wel je taak. Journalisten hebben een belangrijke maatschappelijke taak waarbij het niet draait om het u-vraagt-wij-draaien. Daarvoor moet er ruimte zijn voor genuanceerde verhalen en moet je vertragen. Daarbij moet een journalist aanwezig zijn in een land zodat je ziet dat er zich signalen aandienen. Niet wachten tot de vlammen uit het dak schieten en dan met tientallen aan komen rennen en zodra het vuurtje ‘gedoofd’ is – maar eigenlijk ondergronds gewoon nog verder smeult – allemaal wegrennen naar de volgende brandhaard. Dat is geen vorm van journalistiek die ik heel zinnig vind.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!