‘Iemand is gemaakt voor bepaalde dingen, daar ben ik van overtuigd en mijn lot is het kickboksen.’
Kickbokser Tayfun Özcan pakte dit jaar voor de derde keer op rij de wereldtitel in zijn gewichtsklasse tot 72,5 kilo. De ‘wervelwind’ groeide op in Tilburg-Noord in een groot gezin met weinig geld. Toen hij dreigde te ontsporen, vond hij een uitlaatklep in het kickboksen. Özcan werd op slag verliefd op de sport, die hem rust gaf. Al snel viel zijn grote talent op. In 2010 maakte hij als negentienjarige zijn debuut als professioneel kickbokser. Keer op keer bokste hij het weer voor elkaar, tot in de wereldtop. In mei staat zijn volgende wedstrijd in Duitsland gepland.
Hoe ben je bij het kickboksen terechtgekomen?
‘Mijn moeder was een groot fan van vechtsporten en bokslegende Muhammad Ali was echt een voorbeeld. Ze woonde toen nog in Turkije en bleef ‘s nachts op om die wedstrijden te zien. Er was één televisie voor het hele dorp. Dat vond ze geweldig. Ik was toen nog niet eens geboren. Ze heeft altijd gezegd dat ze het leuk zou vinden als een kind van haar ook zou gaan boksen, net zoals Muhammad Ali. Ik had een moeilijke jeugd en ik had veel energie en agressie opgekropt, die ik nergens kwijt kon. In boksen kon dat wel. Dat was een openbaring voor me.’
Heeft ze je ooit gestimuleerd om te gaan kickboksen?
‘Niet echt, maar toen ik begon, vond ze het wel leuk. Ze heeft ons nooit iets opgelegd. Ze heeft altijd tegen me gezegd dat ik iets moest gaan doen waar ik me gelukkig bij voelde, dat was veel belangrijker voor haar. In de Turkse cultuur wordt vechten gezien als macht. Daar werd met plezier naar gekeken. Ik weet ook nog dat in die tijd veel films van Jean-Claude van Damme uitkwamen. Dat had de nodige invloed op mij en daar heb ik veel inspiratie uitgehaald. Ik heb dus voor kickboksen gekozen en niet voor boksen, zoals mijn moeder wilde, maar onbewust heb ik wel een beetje haar droom uit laten komen. Ze komt iedere wedstrijd kijken en is apetrots. Het maakt niet eens uit of ik win of verlies. Het feit dat ik daar in de ring sta, is genoeg voor haar.’
Heeft ze dat vertrouwen altijd gehad?
‘Ja. Niet eens zozeer met het boksen, maar ze vertrouwde vanaf het begin dat het goed zou komen met mij. Ze zag bepaalde talenten, ook met school, en daar had ze een goed gevoel bij. Soms had ze liever gehad dat ik was gaan studeren, want ik was best goed op school, maar het interesseerde me gewoon niet. Uiteindelijk wist ze dat mijn leven me naar een bepaald doel zou leiden. Iemand is gemaakt voor bepaalde dingen, daar ben ik van overtuigd en mijn lot is het kickboksen. Dat stond zo al geschreven, zeggen wij.’
Je naam betekent wervelwind. Wat betekent dit voor jou?
‘Die naam is heel speciaal. Ik ben de enige van alle kinderen waarvoor mijn moeder de naam heeft bedacht en ze wilde dat ik als een wervelwind ging heersen. Ze wilde dat ik die naam eer aan zou doen en ik denk dat dat wel gelukt is. Voor een kickbokser is het een perfecte naam trouwens.’
Wat was voor jou de reden om zelf met kickboksen te beginnen?
‘Ik ben er min of meer toevallig in terecht gekomen. Ik was toen nog niet bezig met kickboksen als uitlaatklep, zoals nu, maar keek naar welke sport ik graag wilde doen. Ik voetbalde veel, maar dat werd niks. De eerste keer dat ik met kickboksen in aanraking kwam, werd ik meteen verliefd. Ik heb vechtsporten altijd fascinerend gevonden, als klein kind al. Wat voor mij de doorslag gaf om ermee door te gaan, was dat ik echt rust vond in deze sport. Dat klinkt tegenstrijdig, omdat het een heftige en energieke sport is, maar zo is het wel.’
Je noemde je jeugd al even. Hoe heb je die periode ervaren?‘
‘We waren met zeven kinderen thuis en dat was op zich wel gezellig hoor, maar ook erg zwaar en chaotisch. Financieel hadden we het zeker niet breed. We aten vaak hetzelfde, ook het goedkoopste eten, waardoor we soms dagen achter elkaar aardappelen met uien aten. Mijn schoenen waren vaak kapot, waardoor ik soms moest lopen alsof ik aan het schaatsen was, zodat het niet opviel. Vaak zochten we in de buurt naar flessen met statiegeld en wisselden we die in, zodat we wat meer geld hadden. We kochten er ook wel eens snoep van. Toch heb ik het gevoel dat ik een goede jeugd gehad heb. Ik was iedere dag buiten aan het voetballen en heb veel plezier gehad, ondanks dat we zo’n druk gezin hadden. Bovendien waardeer ik alles nu meer en ben ik dankbaar voor wat ik heb, juist omdat we vroeger nauwelijks geld of goede spullen hadden.’
In wat voor omgeving groeide je op?
‘We woonden eigenlijk in een rustige, voornamelijk witte buurt in Tilburg, al was het vrij lastig om daar terecht te komen. De woningbouwcorporatie wilde niet dat wij daar kwamen wonen, want ze wilden in die nette buurt niet teveel buitenlanders hebben. Er waren echt mensen in die wijk die tegen onze komst waren. Op zich is dat te begrijpen, want een groot gezin als het onze zou de rust best eens kunnen verstoren.’
Je bent van Turkse komaf. Voel je je meer Turk dan Nederlander?
‘Een beetje van allebei, maar mijn Turkse komaf is echt belangrijk voor me. Ik draag die nationaliteit met trots en heb ook het gevoel dat ik een echte Turk ben, hoewel ik in Nederland ben geboren en opgegroeid. Bovendien zag iedereen me altijd als een Turkse jongen, niet als een Nederlander. Ik kom bij het kickboksen ook uit voor Turkije. Ik zou het ook raar vinden om voor Nederland uit te komen. Kijk, ik ben heel blij met Nederland en de kansen die ik hier heb gekregen en ik houd van het land, maar mijn wortels blijven in Turkije liggen.’
Wat was voor jou het omslagpunt om te gaan boksen?
‘Bij de voetbalclub waar ik speelde, kon ik de contributie niet betalen. Ik had dat een jaar kunnen uitstellen, maar op een dag ging dat echt niet meer. Ik vond het echt vervelend dat ik toen niet mee kon doen, terwijl mijn vrienden dat wel konden. Ik ben toen veel kattenkwaad gaan uithalen, ging vechten met iedereen, wat natuurlijk ook niet goed was. Vrienden van me zaten vast en dat gebeurde bij mij ook bijna. Ik ben zelfs een keer van school gestuurd omdat ik iemand sloeg. Voor mijn moeder was dat echt een dieptepunt. Ik voelde dat er wat moest veranderen. Via het jongerenwerk kon ik gaan kijken bij een sportschool, waar we gingen kickboksen. Ik kreeg gelijk een flink pak rammel. Toen werd ik fanatiek, want dat wilde ik niet over mijn kant laten gaan. Ik ben gaan trainen en ik kreeg de sport best snel onder de knie.’
Maar dat was ook niet gratis?
‘Klopt. Ook hier wist ik de contributiebetaling vier maanden uit te stellen, maar toen kwam het zover dat ik echt iets moest gaan doen of ik mocht niet meer trainen. Mijn redding kwam van een vriend, die trainde bij een andere sportschool bij een Turkse trainer en vroeg of ik een keertje mee kwam trainen. Ik maakte de anderen daar best snel in. Die trainer, Halit Kurt, geloofde niet dat ik pas een paar maanden bezig was en checkte dit zelfs bij mijn oude boksschool. Hij begreep mijn situatie en heeft me toen onder zijn hoede genomen. Hij heeft alles voor me geregeld, zodat ik gratis kon blijven trainen, omdat hij in me geloofde.’
Wat betekent kickboksen voor jou?
‘Het heeft mijn leven gered. Ik heb altijd het gevoel gehad dat vechten mijn enige uitweg was om iets te bereiken, om het goed te hebben in het leven. Daar stond vechten voor mij voor. De sport heeft me ook erg rustig gemaakt. Als je met zoveel kinderen thuis bent, krijg je niet altijd evenveel aandacht en daar moest ik mee leren omgaan. Kickboksen heeft me met beide benen op de grond gezet en was een soort therapie voor me. Omdat ik er mijn energie in kwijt kon, was ik ook niet meer agressief. Nu boks ik omdat ik het leuk vind en geniet ik er echt van. Je moet er wel veel voor opofferen, vroeg naar bed gaan, veel trainen, op je eten letten, scherp blijven.’
Wat was er gebeurd als je niet was gaan boksen?
‘Ik weet niet waar ik dan terecht was gekomen. Maar als ik kijk naar de omgeving waarin ik ben opgegroeid, met slechte vrienden, dan was het waarschijnlijk niet helemaal goed gekomen met me. Ik acht die kans zelfs heel klein. Ik heb wel geluk gehad, want de kans dat ik zou slagen als bokser was op papier natuurlijk vrij klein. Toch heb ik doorgezet. Erg veel verdient het nog steeds niet, maar ik kan ervan leven en het belangrijkste is dat ik iets doe wat ik leuk vind.’
Bij jou in de wijk waren vroeger veel hangjongeren. Wat kun jij voor dat soort jongeren betekenen?
‘Ik krijg veel berichten van die jongeren, onder meer via sociale media. Veel van hen zitten in dezelfde cirkel als waarin ik heb gezeten. Ik probeer wel een voorbeeld voor hen te zijn. Sommigen kiezen ervoor om toch het slechte pad op te gaan maar anderen willen iets goed doen met hun leven. Ik laat zien dat het ook op deze manier kan en dat je met hard werken een hoop kunt bereiken. Je hoeft niet meteen het slechte pad op te gaan, want met positiviteit is ook een heleboel te bereiken. Het duurt misschien wat langer, maar dan heb je het wel voor de rest van je leven. Ik praat met ze en probeer ze een duwtje in de goede richting te geven, onder meer met workshops en gesprekken. Ik herken mezelf in die kinderen en zou willen dat ik vroeger iemand had gehad die mij alles had kunnen vertellen en me op een bepaalde manier de weg had gewezen. Ik moest alles zelf uitvogelen.’
In hoeverre speelt je geloof nog een rol?
‘Geloof is heel belangrijk voor mij. Het helpt mij bij het geven van een plek aan gebeurtenissen en om bij het boksen doelen te stellen.’
Gaan je geloof en je sport goed samen?
‘Het hangt er vanaf hoe je er tegenaan kijkt. Vanuit mijn geloof mag ik anderen geen pijn doen, maar ik doe deze sport niet om iemand pijn te doen. Ik doe deze sport omdat ik me er goed bij voel. Kickboksen vind ik meer zoiets als schaken, waarbij er tactisch gekeken wordt en mensen elkaar niet bewust pijn doen. Als ik de ring in ga, ben ik wel gestrest en zenuwachtig. Maar dan zeg ik tegen mezelf dat ik goed mijn best heb gedaan en getraind en dat het nu aan God is wat er gaat gebeuren. De uitslag staat al vast. Bovendien bid ik altijd voordat ik ga vechten, dat ik er gezond vanaf kom en dat mijn tegenstander en ik geen pijn krijgen en rare blessures oplopen. Met die gedachte ga ik rustiger de ring in.’
Wat wil je nog bereiken?
‘Erkenning was altijd het belangrijkste voor mij en die krijg ik nu. Ik sta in de top drie van de wereld, in mijn klasse, en dat is al een prima prestatie. Iedereen weet dat ze rekening met me moeten houden. Nu ben ik veel met mezelf en de sport bezig, maar als ik dit achter me laat, wil ik me meer inzetten voor de jeugd. Dus als je het over toekomstdoelen hebt, wil ik jongeren gaan helpen die het moeilijk hebben. Dat die jongens later weer kunnen zeggen dat ze veel aan Tayfun gehad hebben. Ik wil ze van de straat halen en motiveren om iets met hun leven te gaan doen. Het advies dat ik ze ook altijd geef, is om hun school af te maken. Erg belangrijk. Ik wil het gevoel hebben dat ik ze een beetje heb kunnen redden of sturen. Dat is voor mij genoeg.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!