‘Ik visualiseer mijn wedstrijden, waarmee ik het universum een signaal stuur en het universum gaat dan voor me werken.’
De Kanttekening komt met een serie ‘Kickboksers’. Het spits wordt afgebeten door kickbokser Murthel Groenhart, die is opgegroeid in de Molenwijk in Amsterdam-Noord. Hij had geen makkelijke jeugd, met criminaliteit en weinig goede vooruitzichten voor de toekomst, waarbij hij grotendeels op straat opgroeide. Op straat werd hij ook ontdekt, door trainer Mike Passenier. Inmiddels is Groenhart uitgegroeid tot één van de beste kickboksers ter wereld. Vorig jaar werd hij wereldkampioen weltergewicht bij Glory, de eredivisie van het kickboksen. In februari stapt hij opnieuw in de ring. Ondertussen bekommert de vechtsporter van Surinaamse afkomst zich op zijn beurt om straatjongeren.
Wat is uw motivatie om te boksen?
‘Ik wil de beste worden in wat ik doe. Ik wil sowieso nog iets van zes titels pakken en die blijven verdedigen. Verder zijn mijn kinderen mijn drijfveren. Op dit moment is dat al mijn zoontje, waardoor ik er echt voor ga, maar er is ook nog een meisje onderweg, dus ik heb erg veel motivatie om te blijven boksen. Ik doe dit voor hen.’
Het komt altijd weer terug bij familie?
‘Zeker, want als je het zwaar hebt, kun je altijd terugvallen op je familie. Die stellen je gerust, helpen je door een zware periode heen, verzekeren je ervan dat het weer goed komt. Ik haal kracht uit mijn familie, die ik ook echt nodig heb. Vanuit je familie krijg je liefde en liefde is belangrijk voor een vechter, want dat heeft een goede basis om op verder te gaan.’
Maakt dat uzelf ook zekerder?
‘Ja, dat denk ik wel. Als je geen liefde hebt en je hebt niemand in je leven om op terug te vallen, dan kom je nergens. Dan bereik je niets. De liefde en steun van iemand geeft je het gevoel dat je wat kunt bereiken in je leven. Maar ik denk dat dit voor iedereen geldt, als je een baan hebt of iets anders doet. Als je niemand hebt om van te houden, dan is het moeilijk om goed te leven en om ergens voor te gaan. Mijn familie en kinderen houden me op de been.’
U bent van Surinaamse afkomst en Surinaamse families zijn vaak hecht. Speelt dat ook mee?
‘Ja, dat zit gewoon in de Surinaamse wortels. Normaal gesproken komen we veel bij elkaar over de vloer, maar nu ik zoveel met mijn sport bezig ben, zie ik mijn familie weinig. Dat vind ik wel jammer. Mijn broers en zussen en mijn eigen gezin zie ik wel, maar ik ga bijvoorbeeld niet meer naar verjaardagen. Dat gaat op dit moment helaas niet samen.’
U komt zelf van de straat. Bent u van ver gekomen?
‘Ik hing inderdaad vaak op straat rond toen ik jong was. Ik had thuis niets te zoeken en al mijn vrienden hingen op straat rond. We voetbalden veel en haalden veel kattenkwaad uit, maar er waren ook geregeld akkefietjes, waar ik ook bij betrokken was. En mijn wijk – de Molenwijk in Amsterdam – stond bekend als een probleemwijk. Ik was vijftien jaar, ik wist niet beter. Wie een grote mond tegen mij had, kreeg een grote mond terug. Ik ben min of meer van straat gehaald door Mike Passenier, die me uitnodigde om in zijn sportschool te komen trainen. Ik ben er de volgende dag gelijk heen gegaan. Ik ben hem echt dankbaar dat hij me van straat afgehaald heeft en hij heeft me discipline en respect voor mensen bijgebracht. Dat had ik nodig. Voor hetzelfde geld was ik op straat blijven hangen en ik weet niet wat er dan van me terechtgekomen zou zijn.’
Was u bang dat het verkeerd uit zou pakken?
Ziet u uzelf nu als voorbeeld voor jongeren van de straat?
‘Eerst niet, maar hoe langer ik bezig ben met mijn sport, hoe meer ik ben gaan inzien dat dit wel het geval is. Ik krijg veel berichten van jongeren die net zoals ik willen zijn. Ik kon me eerst niet voorstellen dat iemand zoals ik zou willen zijn, maar ik ben daarover gaan nadenken. Mijn verhaal kennen ze en ze zien waar dat toe heeft geleid en waar ik nu ben en nu begrijp ik ze. Mijn verhaal maakt me toch een rolmodel en geeft me een bepaalde functie voor die jongeren.’
Hoe vindt u dat?
‘Ik vind het mooi, maar het kan lastig zijn. Ik moet wel op bepaalde dingen letten waar ik voorheen nooit bij stilstond. Ik kan niet zomaar meer dingen doen, weet je, zoals ruzie zoeken op straat, want je bent een voorbeeld. Ik heb er ook niet voor gekozen, maar ik kreeg die functie gewoon.’
Kunt u jongeren, die bijvoorbeeld in de criminaliteit terecht dreigen te komen of zelfs al gekomen zijn, helpen?
‘Ik denk het wel. Ik wil in de toekomst mijn eigen sportschool openen en dat zal veel schelen. Er zijn nu al jongeren die bij me trainen, omdat ze van de straat moeten blijven. Naast het trainen praat ik ook met ze en probeer ik ze van de straat te halen en te houden. Er was laatst een jongen die had gevochten op straat en bij me wilde trainen. Ik heb hem gezegd dat ik dat prima vind en dat ik hem best wil klaarstomen voor het boksen en voor wedstrijden, maar dat hij dan niet meer op straat mag vechten. Dat is een voorwaarde van mij – je knokt niet op straat. Als je problemen hebt, dan loop je maar weg, maar je gaat niet knokken. Hoe vaker zo’n jongen bij mij op de sportschool is, hoe minder vaak hij op straat rondhangt. Wanneer je van de straat blijft, dan blijf je vanzelf weg van de criminaliteit. Dat is bij mij ook gelukt, dus het kan ook bij anderen gebeuren.’
Wat voor mentaliteit is er nodig om een goede bokser te worden?
‘Je moet toegewijd en vastberaden zijn, dat is heel belangrijk. Je moet niet meer gaan kijken naar wat er op straat gebeurt. Veel trainen en hongerig blijven, dan komt het goed. Maar je moet het wel leuk vinden en je moet willen weten hoe het boksen in elkaar zit. Wat er gebeurt als je iemand een hoek geeft. Je moet weten waarom je iets doet en je moet jezelf blijven verbeteren. Dat heb ik tenminste bij mezelf gemerkt. Ik heb zelf geleerd om geduldig te zijn en dat heeft me geholpen. Toen ik begon met boksen keek ik op tegen de grote jongens en nu sta ik zelf op dat niveau.’
In uzelf blijven geloven?
‘Absoluut. Ik heb het boek The secret gelezen (een zelfhulpboek, red.), op aanraden van een goede vriend, en daar kan ik wel wat mee. Het heeft me echt geholpen bij wedstrijden en zelfs andere dingen in mijn leven. Ik visualiseer mijn wedstrijden, waarmee ik het universum een signaal stuur en het universum gaat dan voor me werken. Ik heb op mijn laatste persconferentie tegen mijn tegenstander gezegd dat ik visualiseer dat ik hem aan ga pakken, neer ga slaan en dat ik ga winnen. Dat is allemaal gebeurd. Als je niet in jezelf gelooft, dan gaat wat je wilt ook niet lukken. Ik geloof ook wel dat er iets is, een god, anders zou ik nooit The secret kunnen lezen.’
Wat is in die zin uw boodschap aan die straatjongeren?
‘Dat ze altijd in zichzelf moeten blijven geloven, hoe donker je dagen ook zijn. Als je dat doet, zal er uiteindelijk licht schijnen. Alles wat ik zeg is gebaseerd op mijn eigen ervaring en dat is een krachtig signaal naar die jongeren.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!