Op 8 september werd het zuiden van Marokko opgeschrikt door een zware aardbeving. Dris Bouras, op vakantie vlakbij het epicentrum, bleef ongedeerd en besloot hulp te verlenen. Afgelopen november reisde hij opnieuw naar het getroffen gebied, samen met Marlene Bosman. ‘Hulp is nog steeds hard nodig, de mensen leven er nog in tenten.’
Dris Bouras (63) verbleef afgelopen zomer met zijn kinderen in zijn familiehuis in Tamazirt, een dorp vlakbij het iets grotere Amizmiz, ruim vijftig kilometer ten zuiden van Marrakech. Bouras is sociaal-cultureel werker en vrijwilliger bij de Amsterdamse stichting Aknarij, een organisatie van Marokkaanse Amsterdammers. Nadat zijn kinderen waren teruggekeerd naar Nederland, bleef hij nog een paar dagen. Op de avond van 8 september, toen iets na 11 uur Zuid-Marokko werd opgeschrikt door een aardbeving met een kracht van 6,8, zat Bouras gezellig thuis te kletsen met vrienden. Daarna brak de hel los.
‘Er kwam uit het niets opeens een enorm geluid’, vertelt Bouras. ‘Alsof er tientallen wasmachines aan het centrifugeren waren. Alles bewoog. Het duurde ongeveer veertig seconden. Ons huis kreeg scheuren, maar het bleef staan, als een van de weinige huizen in het dorp. De stroom viel uit en het was aardedonker. Buiten hoorden we kinderen en vrouwen schreeuwen. Het was apocalyptisch.
‘Er waren veel gewonden in Tamazirt, maar gelukkig geen doden. Dat was echt een wonder. Ik bedacht dat ik thuis een EHBO-koffer had en vond die met het licht van mijn telefoon. Daarna ben ik, zo goed en zo kwaad als het ging, mensen gaan verbinden en verzorgen. Op een gegeven ogenblik had ik geen alcohol meer om te ontsmetten. Toen werd er door iemand anders de tip gegeven: ga er maar over plassen. Urine helpt ook. Toen het licht van mijn telefoon uitviel, moest ik stoppen. We hebben die nacht wel helikopters gezien, maar er kwam geen hulp. De mensen waren al blij met een pleister. De ergste gewonden werden de volgende dag naar Marrakech gebracht.’
De hulp werd vanaf de eerste nacht niet georganiseerd door de overheid, maar door Tamount, de vereniging voor sociale en maatschappelijke ontwikkeling van het dorp. Op initiatief van Tamount vertrokken alle dorpelingen die avond naar een heuvel om daar de nacht door te brengen. Er werd harirasoep gemaakt voor de gezinnen.
Hulpverlening komt op gang
De volgende ochtend, bij daglicht, zag Dris Bouras dat bijna alle huizen in het dorp verdwenen waren. ‘Het dorp was onherkenbaar. Er stonden nog maar een paar huizen. De mensen waren ook onherkenbaar. Iedereen was van top tot teen grijs door het stof. Mensen hadden niets meer, er was behoefte aan alles. We moesten om te beginnen eten organiseren. We spraken met de winkelier in het dorp af dat alle spullen werden geconfisqueerd voor de dorpelingen. Dat zou later betaald worden.’
‘De solidariteit was zeker die eerste dagen echt ongekend’
Daarna kwam de hulpverlening op gang. De eerste hulp werd gegeven door particulieren en kwam van familie en bekenden, maar ook van onbekenden. Bouras: ‘Ze kwamen met auto’s vol dekens, eten en kleren. Die auto’s bleven de eerste dagen komen, tot diep in de nacht. Mensen uit heel Marokko kwamen spullen brengen. De solidariteit was zeker die eerste dagen echt ongekend. Dat gaf heel veel energie.’
De dorpsvereniging Tamount had nog tenten voor feesten. Bouras: ‘Die zijn opgezet zodat mensen konden slapen. In één tent werd een centrale keuken ingericht waar voor het hele dorp werd gekookt. Telefoons werden opgeladen in de auto’s. ’s Avonds werden de tenten verlicht met kaarsen en zaklantaarns.’
Een paar tenten
Na de aardbeving boden veel landen hun hulp aan, maar Marokko liet slechts vier landen toe: Spanje, Qatar, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Arabische Emiraten. Hulp uit andere landen, waaronder Frankrijk en Nederland, werd niet toegelaten. In december berichtte de NOS dat Amizmiz nog steeds op hulp wachtte. Wanneer de hulp van de Marokkaanse overheid ter sprake komt, begint Bouras te lachen: ‘De Marokkaanse overheid hebben we amper gezien. Het enige wat we aanvankelijk van de overheid hebben gekregen is een paar tenten. Later volgden er meer tenten en uiteindelijk kreeg ieder gezin een tent. Maar alle andere hulp kwam van particulieren.’
Hulpverlening uit Nederland
Al snel werd er ook in Nederland geld ingezameld. Veel Marokkaans-Nederlandse particulieren en organisaties zetten acties op om geld en spullen te verzamelen. Sommigen deden dat voor heel Marokko, anderen voor een specifiek gebied. Stichting Aknarij, waar Dris Bouras als vrijwilliger actief is, organiseerde samen met het Euromediterraan Centrum Migratie en Ontwikkeling (EMCEMO) een benefietavond in Garage Noord voor onder andere Tamazirt.
Een van de drijvende krachten achter de inzamelingactie was de gepensioneerde Marlene Bosman (64). Zij werkte als onderzoeker en voorlichter bij het Antidiscriminatiebureau in Zaandam en is behalve bij Aknarij ook vrijwilliger bij EMCEMO.
Bosman vertelt dat Aknarij direct na de aardbeving al begon met het inzamelen van spullen. ‘We kregen heel veel steun. Van vrienden en familie, van buren, van mensen uit de Marokkaanse gemeenschap, maar ook van daarbuiten, bijvoorbeeld van een groep Egyptische vrouwen. We kregen veel kleren en er kwam ook heel veel speelgoed binnen. Die betrokkenheid van mensen was heel ontroerend.’
Terug in Marokko
De ingezamelde spullen werden met een bus naar Marokko gereden. Bouras en Bosman vertrokken op 9 november met het opgehaalde geld naar Amizmiz. In overleg met Aknarij was besloten dat prioriteit zou worden gegeven aan kinderen. Bouras licht toe waarom voor deze groep werd gekozen: ‘We wilden kiezen voor een groep die weinig aandacht had gekregen. Dat waren kinderen. Er was in het dorp geen school meer, geen plek om te spelen, geen speelgoed. De kinderen liepen doelloos tussen het puin.’
‘Het onderwijs wordt nog gegeven in een tent’
In Tamazirt werd over de besteding van het geld overlegd met Tamount, de dorpsvereniging. Bosman: ‘Met hen hebben we besloten dat er een plek voor de kinderen moesten komen. Uiteindelijk hebben we met het geld een gebouwtje van golfplaten neergezet. Dat werd in een paar weken gerealiseerd. Het centrum is voor kinderen tot 14 jaar. We hebben een bibliotheek ingericht met kinderboeken en ertalingen van de klassieke wereldliteratuur. Die boeken hebben we gekocht in Marrakech. Daarnaast kochten we veel schoolspullen, knutselspullen en een paar instrumenten om muziek te maken.’
Bouras vult aan: ‘Het gebouw is formeel eigendom geworden van Tamount, de dorpsvereniging. We hebben een opening georganiseerd met muziek, een clown uit Marrakech en ballonnen. Omdat er nog geen schoolgebouw is (het onderwijs wordt nog gegeven in een tent), komen de kinderen graag naar het gebouwtje toe. Het beheer wordt nu deels door kinderen zelf gedaan en dat doen ze perfect. Op de boeken had ik allemaal gele stickertjes gedaan met een aanduiding van de categorie. Kleine meisjes hadden er ‘niet stelen’ bij geschreven.’
Behalve het golfplatengebouw regelden Bouras en Bosman ook een grote tent bij de overheid. Dat ging niet zonder slag of stoot, vertelt Bouras. ‘Ik ben naar de burgemeester gegaan met het verzoek of hij een tent kon regelen. Hij reageerde eerst wat afhoudend, misschien was ik niet slijmerig genoeg. Ik had tegen hem gezegd dat ik vond dat de overheid meer moest doen voor het dorp en dat hij als burgemeester zijn verantwoordelijkheid moest nemen. Hij zei ‘we doen ons best’, maar er gebeurde niets. Toen hij mij een paar dagen later samen met Marlene zag, kwam er opeens beweging in. Waarschijnlijk dacht hij dat die blonde mevrouw een waarneemster van een buitenlandse organisatie was’, vertelt hij lachend.
‘Ze had bij de aardbeving haar ouders verloren en haar beide benen gebroken’
In de grote tent worden nu lessen en cursussen gegeven, waaronder alfabetiseringscursussen voor vrouwen. Ook komen er activiteiten voor 15-plussers. Bosman: ‘Jongeren kunnen in de tent spelletjes spelen, kletsen en er komen educatieve activiteiten en workshops om muziek te maken.’
Met het geld dat door Aknarij is ingezameld is nog meer bekostigd, zoals een douche voor vrouwen en een voetbalveld. Bouras: ‘We hebben ook wat ballen en hesjes met het logo van Tamount kunnen regelen. Jongens en meiden voetballen er samen in gemengde teams. Tot slot hebben we voor een weesmeisje medische hulp en begeleiding kunnen regelen. Ze had bij de aardbeving haar ouders verloren en haar beide benen gebroken. Daar heeft ze nog steeds last van, maar ze krijgt nu steun en begeleiding.’
Hulp is nog steeds hard nodig
De situatie in het dorp is volgens Bouras en Bosman nog steeds zorgwekkend. Een deel van de bevolking heeft van de Marokkaanse overheid een eenmalige uitkering gekregen ter compensatie voor de schade. Daarnaast krijgen gezinnen per huishouden een kleine maandelijkse uitkering. Het is voldoende om in leven te blijven, maar ook niet meer dan dat.
Bouras somt op waar het dorp behoefte aan heeft: ‘De mensen leven nog steeds in tenten, die vaak met touwtjes en plakbandjes bij elkaar worden gehouden. Het is koud, vochtig, tochtig en brandgevaarlijk. Er is ongedierte, mensen worden eerder ziek. Op z’n minst zullen er kleine kant-en-klare huisjes moeten komen en een schoolgebouw.
De Marokkaanse overheid geeft duidelijk geen prioriteit aan het gebied
‘Op veel plekken ligt ook nog veel puin, waardoor het daar gevaarlijk is om rond te lopen. Er is een gebrek aan basale medische spullen als verband, pleisters en paracetamol. Er is behoefte aan schoolspullen zoals tafeltjes, stoelen maar ook aan muziekinstrumenten. Er zijn leermiddelen nodig, maar ook computers en een paar grote televisies zodat er in groepen tv gekeken kan worden. De bibliotheek moet verder aangevuld worden. Dat zijn allemaal primaire behoeften en dan vergeet ik vast nog veel. De Marokkaanse overheid geeft duidelijk geen prioriteit aan het gebied. Dan moeten we het dus zelf regelen. In een ander dorp is dat ook gebeurd, met hulp uit Frankrijk.’
Stichting Aknarij wil de komende maanden opnieuw geld inzamelen. De stichting heeft nog steeds een rekening openstaan voor noodhulp. Verder worden er binnenkort weer benefietavonden georganiseerd en zijn er oriënterende gesprekken over samenwerking met het Rode Kruis.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!