De Marokkaanse slager was bezig mijn bestellingen klaar te zetten. Ik tuurde naar zijn vitrine. Borrelhapjes, drumsticks, kipfilet, gemarineerde kip voor mij en aan de rechterzijde het vlees. Pal voor mijn neus zag ik een beestje dat ik niet kon plaatsen. Op een etiket daarvoor stond hele kip, zoveel euro. Maar dit was geen kip. Daarachter waren een paar hele kippen gestald. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet onderdrukken en vroeg de slager wat dat was. ‘Dat is konijn, broer’ zei hij.
Een gevild konijn ziet er dus zo uit. Ik dacht aan onze psychiater in de wandelgroep. Als kind had hij een konijn. Dat verzorgde hij. Op een dag, toen hij terug van school was, gingen ze met het gezin eten. Er werd een vleesgerecht opgediend. Hij vond het vreemd smaken. Hij vroeg wat het was. Konijn, zei zijn vader nonchalant. Hij keek naar de kooi. Die was leeg. Zijn schattige konijn was nu een gerecht geworden. In die tijd waren er andere pedagogische gezichtspunten.
Onze meest ervaren wandelgroepsgenoot vertelde dat hij in zijn fabriek in Bulgarije konijnen had gehouden. Hij kon zich herinneren dat konijnen snel in bevolking konden toenemen. Daar heb je geen migratie bij nodig. Eenmaal hadden ze het konijn gebarbecued. Het was te droog en smaakte nergens naar. Het was alleen een beetje te eten wanneer je het flink marineerde en met boter braadde, vertelde hij. Hij stelde voor om na te denken over een maaltijd met geit.
Ik stapte met mijn zware tassen uit de slagerij. In de auto appte ik aan de wandelgroep dat ik konijn had gevonden. Een groepsgenoot appte terug: ‘Om op te eten?’ ‘Voor traumatherapie’, antwoordde ik. En natuurlijk ook om de wijlen vader van de psychiater te herdenken.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!