Elke maand spreekt de Kanttekening vluchtelingen en statushouders in Nederland. Hoe zijn ze hier gekomen? En hoe hebben zij hun nieuwe leven in Nederland opgebouwd? Deze maand: de Afghaanse Abdul Hameed Noshin (37). Kort nadat de Taliban in 2021 aan de macht kwamen, vluchtte hij met zijn gezin naar Nederland. Hij werkt nu als vrijwilliger bij een kringloopwinkel in het Gelderse Twello.
Het was half augustus toen de Afghaanse Abdul Hameed Noshin hoorde dat het Taliban-leger de macht in zijn stad Kabul weer overnamen. De laatste keer dat de Taliban aan de macht waren in Afghanistan – tot 2001 – leed het land onder dagelijkse aanslagen, intimidatie van burgers en onderdrukking.
‘Mijn familie en ik waren echt bang dat ze ons zouden vermoorden. We hebben de Nederlandse ambassade in Kabul gevraagd om ons te evacueren en naar Nederland te brengen’, zegt Noshin.
Toen de troepen van de Taliban in 2001 Afghanistan verlieten, werkte Noshin op het militaire kantoor in Kabul. Hij werkte in het leger tot zijn 22ste jaar. Met de komst van het nieuw regime was er veel behoefte aan geschoolde mensen. Het was de droom van Noshin om voor de internationale organisaties te werken, zodat hij steun en gerechtigheid zou kunnen bieden aan de mensen die in Afghanistan wonen. Met het nieuwe regime kon hij eindelijk aan een nieuwe start werken.
‘Ik begon mijn studie aan de Tabish-universiteit in Kabul. Na een paar jaar behaalde ik mijn bachelor in rechten en politiek. En toen ik eindelijk afstudeerde, kon ik het leger verlaten en aan de slag gaan met internationale organisaties.’
Terwijl Noshin begon te werken als chauffeur voor de politiemissie van de Europese Unie, kreeg hij eindelijk de kans om een betere en veiligere toekomst op te bouwen voor hem en zijn gezin. Noshin woonde met zijn vrouw en vijf kinderen in Kabul. ‘Met mijn werk als chauffeur kon ik mijn gezin financieel onderhouden en een goede opleiding voor mijn kinderen betalen. Werken met de EU-politiemissie was ook veiliger voor mij, omdat ik dan Kabul niet hoefde te verlaten. Buiten Kabul reizen is erg gevaarlijk, want je zou kunnen worden gepakt door Taliban-officieren.’
Hij vervolgt: ‘Voordat ik met mijn bachelor begon, toen ik 22 was, vroegen de Taliban me om bij hun leger te komen. Maar ik weigerde. Ze proberen veel jonge Afghaanse mannen te rekruteren. Maar ondanks mijn jonge leeftijd wist ik heel goed dat de acties van de Taliban tegen mijn religie, de islam, zijn. Ze vechten niet voor de islam, ze vechten om een slecht imago van de islam aan de mensen te laten zien. Ze doen veel verkeerde dingen, zoals geweld tegen burgers plegen. Maar de islam is juist een vreedzame religie. Toen ik weigerde me bij de Taliban aan te sluiten, dreigden ze me te vermoorden.’
Een lange en erbarmelijke reis
Zijn baan bij de EU gaven hem en zijn gezin de kans om naar Nederland te vluchten. ‘Nederland maakt deel uit van de EU, en collega’s uit Nederland hoorden over de verschrikkelijke situatie in Afghanistan. Ze hadden de Nederlandse regering gevraagd om de mensen in Afghanistan die voor de politiemissie van de EU werken te helpen. We waren erg blij toen we een e-mail ontvingen waarin stond dat ze mij en mijn familie gingen evacueren.’
Maar de reis van hun huis in Kabul naar het vliegveld verliep niet zonder problemen. Overal in Kabul waren Taliban-controleposten. De Taliban zochten naar Afghanen die werkten voor het leger en internationale organisaties – zoals Noshin deed voor de EU. ‘We waren erg bang om deze controleposten te passeren.’
Zijn meest angstaanjagende moment tijdens het reizen naar het vliegveld was toen hij zijn oudste zoon verloor. ‘Ik vluchtte samen met mijn moeder, mijn vrouw en mijn vijf kinderen. Toen mijn jongste kind ziek was, ging ik naar de winkels op zoek naar medicijnen. Mijn oudste zoon, die toen veertien jaar was, kwam me zoeken, maar toen konden we hem niet meer vinden. Wij werden nerveus: misschien was hij ontvoerd? Ik kon niet alle plaatsen doorzoeken, omdat de Taliban naar mij op zoek waren. We vroegen de mensen om ons te helpen en mijn zoon terug te vinden. Gelukkig vonden we hem vlakbij de winkel.’
Het duurde drie dagen om de tien kilometer van zijn huis naar het vliegveld te passeren, vanwege de vele controleposten. Ze kwamen aan op het vliegveld, toonden de e-mail aan de militairen en het bewijs van de werkgever van Noshin.
‘Ze accepteerden mijn verzoek om geëvacueerd te worden naar Nederland. We voelden ons echt gelukkig en dankbaar tegenover God, dankbaar voor Nederland en de mensen in Nederland. Het was zo moedig dat ze ons kwamen helpen. Als Nederland geen actie had ondernomen, hadden mijn familie en ik nu niet meer geleefd.’
Nadat hun documenten waren goedgekeurd, vlogen met een militair vliegtuig van Kabul naar Islamabad. ‘In Islamabad hebben we anderhalf uur op de grond gezeten, omdat er geen stoelen waren. Na het ellenlange wachten kwamen we aan op een speciale slaapplek en ze boden ons eten aan. We moesten een nacht in Islamabad blijven, ze gaven ons wat dekens en kussens, daarna kwamen we met het vliegtuig van Pakistan naar Nederland.’
Toen Noshin en zijn gezin in Amsterdam aankwamen, voelde alles anders: ‘Het is een veilig en fijn land. De mensen waren erg aardig, gaven ons wat te eten. Ze brachten ons naar Harskamp (vlakbij Ede, red.), een militair kamp dat werd gebruik om vluchtelingen op te vangen. We deden een coronatest en moesten vijf dagen in quarantaine blijven. Na vijftien dagen kwam de IND ons onderzoeken. Na een maand kregen we eindelijk onze vijfjarige verblijfsvergunning. Ik zal de vriendelijkheid van het personeel nooit vergeten.’
Maar de reis was nog niet klaar. En net als veel Afghaanse families moesten Noshin en zijn familie maandenlang in kampen verblijven. Onder erbarmelijke omstandigheden. ‘We werden overgebracht naar een kamp in de buurt van Nijmegen, in Heumensoord. Er waren grote tenten voor gezinnen, ongeveer twaalf gezinnen werden in elke tent geplaatst. Dat betekent dat ongeveer 72 mensen in één tent woonden.’
‘We woonden maandenlang met z’n 72’en in één tent’
Dit duurde vier maanden. ‘Hoewel het veilig was, voelden we binnen in de tent te veel wind. Vooral tijdens de winter kon het erg winderig en koud worden. En omdat er veel families in zo een kleine ruimte verbleven, hoorden we veel lawaai van de andere mensen die bij ons woonden. Elke dag hoorden we kinderen huilen, mensen van andere families praten. We hadden totaal geen privacy.’
Omdat de kinderen het Nederlandse eten niet gewend waren, deden ze een speciaal verzoek om eten van buiten het kamp mee te nemen. Maar dat mochten ze niet doen, vertelt Noshin, ook al konden de kinderen niet al het voedsel eten dat werd verstrekt. ‘De kinderen hadden honger, maar hadden geen andere optie dan het voedsel accepteren en hopen dat de kinderen het zouden opeten. Als we voedsel van buiten het kamp zouden proberen te verzamelen, zouden ze ons slechte beoordeling geven. En daardoor zouden we misschien geen asiel krijgen.’
Het was niet echt een fijne plek, zegt Noshin. ‘Het kamp moest ons van gezondheidszorg voorzien. Maar er waren slechts drie verpleegkundigen voor duizend mensen. Tijdens de nacht was er niemand van de verpleegkundigen. Een keer viel een vrouw in het toilet, waarschijnlijk door hoge bloeddruk, en het duurde twee uur voordat de ambulance arriveerde.’
Noshin vertelt goede herinneringen te hebben aan de mensen in Nijmegen. ‘Ze hoorden over de noodopvang en besloten goederen zoals kleding in te zamelen en aan ons te doneren. Soms nodigden ze een aantal Afghaanse families uit voor lunch en diner. We vergeten nooit hoe vriendelijk en gastvrij zij waren.’
Voelt als een ander Afghaans dorp
Na vier maanden gingen hij en zijn gezin naar een noodkamp in de buurt van de luchthaven van Enschede. Hier werd de situatie er niet beter op. Noshin: ‘Ik weet nog dat mijn moeder in de badkamer viel en veel pijn had. Omdat we bang waren dat ze haar enkel zou hebben gebroken, heb ik het personeel van het kamp vaak gevraagd om haar naar het ziekenhuis te brengen. Maar ze zeiden dat het snel goed zou komen en gaven haar wat paracetamol.’
Pas veertig dagen later, toen Noshin eindelijk zijn huis in Twello had ontvangen, kregen ze de kans om het ziekenhuis te bezoeken. ‘Daar kwamen ze erachter dat het gebroken was.’
In totaal duurde het zes maanden vanaf aankomst in Nederland voordat ze hun eigen huis kregen. ‘De mensen in Nederland zijn zo aardig. Ze gedragen zich vriendelijk. Als ik iets nodig heb, proberen ze me te helpen. Twello is een fijne plek om te wonen en met aardige mensen is alles goed.’
Sinds Noshin zijn eigen huis heeft, voelt hij zich alsof hij weer terug is in Afghanistan, vanwege de vriendelijkheid van de mensen. ‘De Nederlandse cultuur heeft alles om mensen tevreden te stellen. Het voelt alsof ik in een ander Afghaans dorp woon, alleen met een andere taal. Het is echt leuk voor mij en mijn familie.’
Hij is net begonnen als vrijwilliger in een tweedehandswinkel om sneller de Nederlandse taal te leren en zijn nieuwe leven hier op te bouwen. Ook is hij vrijwilliger bij de Nederlandse NGO Afghanistan War Victims’ Voices, een organisatie die mensenrechtenschendingen meldt bij het Internationaal Gerechtshof. Om de cultuur te leren, sloot hij zich aan bij de Afghaanse gemeenschap in Apeldoorn. Op dit moment helpt hij andere Afghaanse families die zich hebben gevestigd in de omgeving van Twello, Apeldoorn, Vaassen en Deventer. ‘We hebben ons cultureel centrum in Apeldoorn. Nu is het mijn dagelijkse taak om gezinnen te helpen die een eigen huis hebben in de buurt.’
Noshin wenst dat zijn kinderen hier veilig kunnen opgroeien en studeren. En dat ze wat voor Nederland terugdoen. De Nederlandse gastvrijheid werkt wel anders dan de Afghaanse, merkt hij. ‘In de Afghaanse cultuur, als je een gast ontvangt, maak je een eettafel. Je hoeft bij ons nooit te vragen om mee te eten. Maar bij Nederlandse gezinnen moet je vragen of je mee mag eten en een afspraak maken.’ Hij glimlacht.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!