8.3 C
Amsterdam

‘Door gedichten te schrijven, leer ik hoe open de Nederlandse cultuur is’

Lees meer

Elke maand gaat de Kanttekening in gesprek met vluchtelingen en statushouders in Nederland. Hoe zijn ze hier gekomen? En hoe hebben zij hun nieuwe leven in Nederland opgebouwd? Deze maand: Osama Alloush (34). Hij ontvluchtte Syrië en belandde in Nederland, waar hij zijn droom om dichter te worden wist te verwezenlijken.

Midden in de oude binnenstad van Zwolle wijst Alloush trots naar de buitenmuur van het stadhuis. Hieraan hangt zijn ingelijste gedicht tussen andere gedichten. ‘Ik ben een schrijver en Nederland heeft mij de kans gegeven om te schrijven wat ik wil en om mijn mening te uiten’, vertelt hij.

Vijf jaar geleden ontvluchtte hij Syrië. Alloush is dichter en werkt bij de gemeente Zwolle als woonbegeleider voor vluchtelingen. Hij is geboren en getogen in Salamiyah, in West-Syrië. Zijn familie komt uit de Ismaïli-gemeenschap, een stroming binnen de sjiitische islam, die een meerderheid vormt in de regio. De rest van Syrië kent een soennitische meerderheid.

‘Mijn familie had het niet breed, waardoor mijn vader overdag en in de avond moest werken. Mijn moeder werkte als docent op een basisschool. Omdat zij haast geen tijd voor hun kinderen hadden, verbleven mijn twee broers en ik het grootste deel van onze tijd bij onze grootouders.’

Hij vertelt hoe hij door zijn moeilijke tijd in Syrië al op jonge leeftijd met een volwassen blik naar de wereld keek. ‘Toen ik zes jaar was, zag ik mijn grootouders huilen. Ik begreep niet waar hun verdriet en angst vandaan kwam. Toen leerde ik dat hun twee zonen – mijn ooms, dus – in de gevangenis werden vastgehouden omdat zij lid waren van de communistische Arbeiderspartij en als vijand van het Assad-regime werden gezien. Allebei werden ze wegens hun politieke mening tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld.’

Hij bezocht met zijn grootmoeder beide ooms in de gevangenis. ‘Opeens duwde een van de soldaten me naar achteren, dus verstopte ik me achter mijn grootmoeder. Een van de soldaten zei dat mijn oma met haar wandelstok niet naar binnen mocht. Maar ze was niet bang en zei: ‘Raak mijn kleinzoon nooit meer aan.’ Ik ben erg trots op mijn dappere grootmoeder.’

‘Toen we eenmaal binnen waren, wilde mijn oom mij een snoepje geven en stak zijn hand door de tralies naar mij toe. De bewaker pakte gelijk het snoepje, om te controleren of er iets in zat dat verboden was. Daarna pas gaf hij het snoepje aan mij.’

Brief aan Fatima

Het is koud, dus lopen we een café binnen en nemen plaats in een rustig hoekje. Alloush neemt een slok van zijn koffie en vertelt hoe hij al op zijn zesde wist dat hij schrijver wilde worden.

‘Toen ik op de basisschool zat, ontdekte een juf dat ik al heel goed kon schrijven voor mijn leeftijd nadat ik een brief aan haar had geschreven. Haar naam was Fatima. Ze werd zo emotioneel van de brief, dat ze mijn vader opbelde en vertelde over mijn schrijftalent. Sindsdien was mijn droom mensen blij maken met schrijven. Schrijven is een manier om uit te drukken wat mijn ziel en mijn hart zeggen. Zeker in een zware tijd van armoede hebben mensen dat steuntje in de rug nodig. En: het vraagt geen financiële middelen, alleen een pen en papier.’

Omdat zijn familie geen geld had voor hobby’s of sport dook Alloush in zijn vrije tijd na school de boeken in. ‘Toen ik kind was kon ik niet met mijn klasgenoten op schoolreis omdat mijn familie het geld er niet voor had. Bij mijn grootvader stond een boekenkast met boeken over filosofie. Vanaf mijn achtste jaar pakte ik dikke pillen uit de kast. Ik las de boeken van de beroemde Duitse filosoof Friedrich Nietzsche en gedichten van de Ierse dichter en toneelschrijver William Butler Yeats. Mijn favoriete schrijver was de Franse dichter Charles Baudelaire.’

In 2014 rondde hij zijn studie Filosofie af aan de universiteit in Damascus en begon hij te werken als filosofiedocent op de hogeschool in Damascus. In diezelfde periode ontmoette hij zijn oude juffrouw Fatima opnieuw. ‘Ik sprak haar aan en ik vroeg of ze zich mijn brief kon herinneren. Haar ogen straalden – ze herkende mij gelijk. En ze wilde graag weten of ik dichter was geworden.’

Maar algauw ontdekte Alloush dat de Syrische samenleving niet de vrijheid biedt om te schrijven wat je wilt schrijven. Hij verlangde ernaar om in een land te leven waar hij wel kon groeien als schrijver, zonder onderdrukking mee te maken. Intussen was in Syrië al drie jaar een burgeroorlog aan de gang. ‘Het was verschrikkelijk: de IS-strijders kwamen heel dichtbij, tot vijf kilometer van onze stad Salamiyah. Ons leven stond op het spel. Daarom vluchtte mijn broer in 2015 naar België. Ik wist dat ik geen toekomst meer had in Syrië, maar toch wilde ik in eerste instantie niet vluchten: ik wilde voor mijn familie zorgen en was bang was om hen achter te laten.’

Angst om in leven te blijven

Zijn vader haalde hem toch over om zijn droom als dichter na te jagen. Daarom besloot Alloush alsnog om Syrië te ontvluchten. ‘Het was de moeilijkste en pijnlijkste beslissing in mijn leven. Wat zou er met mijn familie gebeuren straks?’

Hij reisde honderden kilometers te voet van Syrië naar de West-Turkse havenstad Izmir, om vanaf daar door te reizen naar Griekenland. Maar het was niet makkelijk om de doorreis te maken. Daarom sliep hij een maand lang bij de ingang van moskeeën en kerken – en soms zelfs op straat.

Uiteindelijk slaagde hij erin om met vijftien andere Syrische vluchtelingen met een boot naar Griekenland te vluchten. ‘Ik was enorm bang, omdat ik niet kon zwemmen en de zee onrustig was tijdens onze tocht. We waren midden op zee en ik rook de geur van de dood. Ik weet nog dat het, met de Griekse kust in de verte, ging stormen en de golven heel hoog werden. Ik kreeg het zoute zeewater in mijn gezicht en in mijn ogen. En omdat de jeepboot heen en weer ging, moest ik extra mijn best doen om de rand van de boot niet los te laten. Anders zou ik in het water vallen.’

Na een tocht van vijf uur kwamen ze aan op het Griekse eiland Rhodos. ‘De mensen keken ons met grote ogen aan. Onze kleding was helemaal nat en vies geworden. Er kwam een glimlach op mijn gezicht. Eindelijk was het ons gelukt om levend en wel op Rhodos aan te komen.’

Maar ook de Griekse samenleving wordt, net als de Syrische, geteisterd door zware armoede. De autoriteiten zaten niet te wachten op vluchtelingen. ‘Omdat de leefomstandigheden in de Griekse vluchtelingenkampen ondraaglijk waren, besloten wij naar een klein hostel te gaan dat speciaal voor vluchtelingen bestemd was. Hier sliep ik enkele dagen samen met bijna twintig mannen in een kleine ruimte. Maar het grootste gedeelte van de tijd sliep ik in parken of op straat. Er was door hulpverleners hulp geboden aan de vluchtelingen, waardoor we een maaltijd per dag kregen. Zo bracht ik mijn twee maanden in Griekenland door.’

Alloush realiseerde dat hij hier geen toekomst kon opbouwen. Om zijn schrijversambitie te verwezenlijken, vond hij dat hij naar Nederland moest gaan. ‘Ik wist dat ik in Nederland de kans zou hebben om te schrijven, te schreeuwen, te ademen… te leven zonder angst. Daarom reisde ik door naar Nederland. Ik weet nog dat ik tijdens de kerstperiode aankwam in Amsterdam. Het was heel koud. Ik werd overgeplaatst naar het asielzoekerscentrum in Ter Apel, waar ik voor het eerst sinds mijn vertrek uit mijn thuisland Syrië goed kon uitrusten en voldoende te eten en te drinken kreeg. Ik voelde mij eindelijk weer een beetje gezond worden. In het asielzoekerscentrum schreef ik mijn eerste gedicht.’

Gedichten met een Arabisch accent

Nadat Alloush in 2017 zijn verblijfsvergunning had gekregen, kreeg hij een woning in Zwolle. Hij kon niet wachten om de Nederlandse taal en cultuur te leren, vertelt hij. ‘Tegen andere Zwollenaren zeg ik altijd: ‘Ik woon wel in Zwolle, maar ik ben niet geboren met blauwe vingers.’ ‘Blauwvinger’ is een bijnaam voor Zwollenaren. Hij glimlacht.

Al snel kwam hij in contact met de Zwolse dichter Trijntje Goskeren van het Zwols Dichterscollectief. Zij begeleidden hem om een eigen dichtbundel te schrijven. Vorig jaar kwam zijn eerste bundel uit: Gedachten van een Syrische dinosaurus.

‘Sinds ik in aanraking kwam met dichters hier in Nederland ben ik vaak op dichtersavonden en literaire festivals. In Syrië kende ik alleen angst en had ik geen vrijheid om te schrijven wat ik wilde. Ik heb veel herinneringen aan de oorlog in Syrië en wil in mijn gedichten over het onrecht en de oorlog, maar ook over de liefde schrijven.’

‘Hier kom ik op dichtersavonden en literaire festivals. In Syrië had ik geen vrijheid om te schrijven’

‘Arabische dichters dragen gedichten voor alsof zij zingen. Wat we in de Arabische literatuur noemen: de zeeën van Arabische poëzie.’ Maar Alloush zingt niet. ‘Ik houd juist van vrije proza, waarin niet wordt gerijmd, omdat ik een opstandige geest heb die zich niet aan beperkingen wil houden, zelfs niet in de poëzie.’

‘Ik spreek heel langzaam en probeer dit te doen met veel gevoel. Ik lees Nederlandse gedichten met Arabisch accent, dat vinden de bezoekers van de literaire festivals bijzonder. Door gedichten te schrijven, leer ik hoe open de Nederlandse cultuur is. Dit is geen lofprijzing, maar een feit: telkens als ik mij moe voel en op het punt sta te vallen hier in Nederland, strekt een hand zich uit om me vast te houden, zodat ik weer kan opkrabbelen. Dit is altijd een Nederlandse hand geweest.’

Naast dichter is Alloush woonbegeleider bij de gemeente Zwolle en helpt hij Oekraïense vluchtelingen. ‘Ik vind het bijzonder werk, omdat ik zelf als vluchteling hier ben gekomen.’

Hij vervolgt: ‘Ik probeer de Nederlandse geest, Nederlandse gewoonten en de oeroude Nederlandse cultuur in te passen en te begrijpen. Nederland is het land van de mooiste bloemen ter wereld. De grond is goed voor bloemen, dus moet dit land ook goed zijn om een nieuw leven op te bouwen. Maar probeer jouw eigen bloemen te planten.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -