Elke maand gaat de Kanttekening in gesprek met vluchtelingen en statushouders in Nederland. Hoe zijn ze hier gekomen? En hoe hebben zij hun nieuwe leven in Nederland opgebouwd? Deze maand: Omer Saglam.
Omer Saglam was 27 jaar en gaf al vijf jaar wiskunde in Istanbul toen hij in problemen kwam omdat hij het niet eens was met het beleid van president Erdogan. ‘Dat kun je in Turkije niet hardop zeggen zonder in problemen te komen. Zeker als iemand je verraadt. Sommige van mijn vrienden zitten al sinds 2016 of 2017 in de gevangenis. Ik besloot te vluchten en Turkije te verlaten. Ik was alleenstaand, maar ik vond het vreselijk moeilijk om afscheid te nemen van mijn ouders. Als single is het iets eenvoudiger om te vluchten dan met een gezin. Of de keuze moeten maken om je gezin achter te laten.’
Saglam kwam in Griekenland terecht, waar hij bewust niet is gebleven. ‘Op dat moment waren de omstandigheden in Griekenland niet zo goed. Er was veel werkloosheid, de asielprocedure duurde heel lang en ik kon me niet voorstellen dat ik daar een nieuw leven kon opbouwen. Ik heb er bewust voor gekozen om naar Nederland te gaan, ook omdat ik veel over Nederland had gelezen. In dat land zou er respect voor me zijn. Nederland is de afgelopen jaren veranderd, dat wel.’
Met de trein naar Amsterdam
Saglam meldde zich bij aankomst in Nederland keurig in Ter Apel. In die periode, april 2018, was dat niet zo vol als nu. ‘Na een paar dagen ging ik naar Budel, waar ik twee maanden verbleef zonder te kunnen beginnen met het leren van de Nederlandse taal. Dat wilde ik heel erg graag, want ik moest en zou weer voor de klas staan als wiskundedocent. Om die wens uit te laten komen was Nederlands leren extra belangrijk voor me. Het was mijn motivatie om zo snel mogelijk aan de slag te gaan met mijn nieuwe taal. Helaas was ik te optimistisch. Na twee maanden in Budel ging ik voor een maand naar Wageningen. Tot slot kwam ik in Den Helder. Inmiddels was ik statushouder en kon ik eindelijk starten met Nederlandse lessen. Er is een mooi budget voor statushouders om Nederlands te leren.’
‘Alles was honderd procent nieuw voor me’
‘In het begin vond ik twee dingen heel lastig. Ten eerste moest ik een goede cursus Nederlands zien te vinden om mijn doel te bereiken. Die vond ik in Amsterdam. Vanaf dat moment ging ik drie keer per week naar Amsterdam, wat best lastig was met mijn beperkte budget. Om de reiskosten te drukken reisde ik met de trein in de daluren. Ik ging dus vroeg weg en wachtte in Amsterdam totdat de spits voorbij was. Dan waren de reiskosten lager. In kleinere steden is het niet zo eenvoudig om een goede plek te vinden om Nederlands te leren. Den Helder is niet zo groot. In grote steden zijn er meer mogelijkheden. Ten tweede vond ik de Nederlandse taal in het begin heel erg moeilijk. Als je Engels gaat leren, dan heb je een kleine voorsprong. Bij Nederlands was dat niet zo. Alles was honderd procent nieuw voor me, net als voor een baby.’
Stelling van Pythagoras
Saglam is niet iemand die zich eenvoudig van de wijs laat brengen. Hij moest en zou weer voor de klas gaan staan als wiskundedocent. Al snel ontdekte hij dat er meer bij kwam kijken dan alleen goed Nederlands leren. Wiskunde is universeel. Overal ter wereld los je wiskundesommen op dezelfde manier op. De stelling van Pythagoras is in Nederland niet anders dan in Turkije. Maar didactisch gezien worden de dingen wel degelijk anders aangepakt. Het onderwijssysteem zit ook anders in elkaar. ‘In Turkije wordt veel bepaald door de overheid. Daardoor is er bijna geen verschil tussen scholen onderling. Er is eenheid binnen het onderwijs. In Nederland is elke school uniek. Er is sprake van een eigen karakter en een eigen identiteit.
‘Docenten werden door de leerlingen bij de voornaam genoemd’
‘Mijn eerste contact met een Nederlandse docent wiskunde was met meneer Hoekstra. Ik heb heel veel van hem geleerd. Hij was docent aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In diezelfde stad was een project gestart: Statushouder voor de klas. Het was een samenwerking van de Hogeschool Amsterdam, de gemeente Amsterdam en het UAF, de stichting voor Vluchtelingstudenten. Hierbij worden vluchtelingen begeleid om voor de klas te staan. Toen ik vijftien maanden in Nederland was, ging ik voor het eerst stagelopen op een middelbare school in Amsterdam. Contact met leerlingen was best moeilijk voor mij. Alles was hier heel anders dan in Turkije. Je kunt twee culturen niet met elkaar vergelijken. In Turkije kunnen docenten rekenen op veel respect. Ze nemen in de gemeenschap een hoge positie in. Althans, destijds. De eerste school waar ik stage liep zorgde bij mij voor een cultuurschokje. De docenten werden hier door de leerlingen bij de voornaam genoemd. Daar voel ik me niet zo prettig bij. De afstand tussen docent en leerling wordt op die manier erg klein. Ik had in Turkije nog nooit zoiets meegemaakt. In mijn beleving tast het je machtspositie aan.’
Makkelijk slachtoffer
Natuurlijk is het belangrijk om goed Nederlands te leren als je voor de klas wilt staan. Je moet de leerstof naar behoren kunnen uitleggen en je moet op een acceptabel niveau kunnen communiceren. Toch is er nóg een belangrijke reden om met de Nederlandse taal uit de voeten te kunnen. De leerlingen vinden een docent die nog niet zo goed Nederlands praat een makkelijk slachtoffer om te manipuleren. ‘Niet alleen de leerlingen denken zo, maar de ouders ook,’ vertelt Saglam. ‘Ik merkte al snel dat je om les te geven ook stressbestendig moet zijn. Veel ouders vinden wiskunde een belangrijk vak. Ik kreeg van een van de ouders te horen dat hun kind écht goed was in wiskunde, maar nu ineens een onvoldoende had gehaald. Dat kwam door mij, want ik gaf niet goed les. Hoe beter mijn Nederlands werd, hoe minder dit soort dingen gebeurden.’
‘Ik heb zelf een stageplek gevonden’
Het afgelopen schooljaar had hij voor het eerst twee eindexamenklassen. Het gemiddelde voor wiskunde A (statistiek) was 6,7, voor wiskunde B (algebra) 7,3. ‘Ik ben erg trots op mijn leerlingen. Het is een mooi resultaat.’
En dat terwijl de IND en de gemeente Amsterdam niets in de plannen van Saglam zagen. ‘Volgens hen was voor de klas staan een onbereikbaar doel voor mij. Ik kon beter bij Albert Heijn of Jumbo gaan werken. Dat lukte wel. Maar ik zei dat onderwijs mijn passie was. Verder wilde ik graag iets bijdragen aan de gemeenschap door zo snel mogelijk te integreren en les te geven. Bij voldoende doorzettingsvermogen kon ik heus weer voor de klas staan. De IND weet vaak niet wat ze met vluchtelingen moeten doen die hoger zijn opgeleid. Ik heb zelf een stageplek gevonden. Pas nadat dát was gelukt en de stage een succes was, kreeg ik de instanties mee. Eerder niet.’
Vluchteling voor de klas
Saglam is een van de initiatiefnemers van Docentvluchteling voor de klas. Dit is in het leven geroepen om gevluchte docenten de gelegenheid te bieden om in hun nieuwe land weer voor de klas te staan. Er is een lerarentekort én er zijn veel docenten die hun eigen beroep willen blijven uitoefenen. Op de website valt te lezen dat de potentiële deelnemers worden gewaarschuwd dat er meer nodig is dan een diploma en het beheersen van de Nederlandse taal. Je moet ook het karakter van het Nederlandse onderwijs leren kennen. Je rol als docent is in Nederland vaak anders dan in het land van herkomst.
‘Dit initiatief is speciaal voor wiskundedocenten. We worden geholpen door de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren. Het gaat niet alleen om wiskundeleraren uit Turkije, maar ook uit allerlei andere landen. Er wordt immers over de hele wereld wiskunde gedoceerd. De deelnemers komen onder andere uit Syrië en Iran.’
Docentvluchteling voor de klas biedt maatjes aan. Die heb je volgens Saglam als nieuwkomer die gaat lesgeven heel hard nodig. De maatjes zijn leden van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren, die rond de 3.000 leden heeft. Saglam ziet het lerarentekort voorlopig niet afnemen. ‘Ik heb nog geen enkele leerling getroffen die later voor de klas wil gaan staan. Dit beroep wordt steeds minder populair.’
Saglam spreekt uitstekend Nederlands, maar benadrukt dat hij nooit is uitgeleerd. ‘Wat de Nederlandse taal betreft leer ik er nog iedere dag iets bij. Soms van leerlingen, soms van collega’s. Een nieuwe taal leren is een proces dat nooit ophoudt.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!