Na pleidooien voor een verbod op versterkte islamitische gebedsoproepen in Europa wil de extreemrechtse Israëlische minister Itamar Ben Gvir eenzelfde verbod invoeren in bezet Palestijns gebied. Palestijnen zien dit als een regelrechte inbreuk op hun culturele identiteit en godsdienstvrijheid, zo meldt de Arabische nieuwssite Middle East Eye.
Ben Gvir staat bekend om zijn extremisme tegenover Palestijnen. Zo pleitte hij onlangs voor de doodstraf, uitsluitend voor Palestijnen, en liep hij demonstratief met een galg-speldje in de Knesset, het Israëlische parlement. Aan die onverzoenlijke reputatie kan hij nu opnieuw een wapenfeit toevoegen. In een wetsvoorstel wil hij de politie de bevoegdheid geven om luidsprekers op moskeeën te verbieden en hoge geldboetes uit te schrijven bij een ‘overtreding’.
Alleen met een vergunning van de Israëlische staat zouden uitzonderingen mogelijk zijn. Daarvoor gelden wel strikte criteria, zoals het volumeniveau, dempingsmaatregelen en de locatie van een moskee, waarbij ook de nabijheid van woningen en ‘de impact’ op omwonenden (lees: Israëlische kolonisten) worden meegewogen. Met andere woorden: de Palestijnse godsdienstvrijheid wordt aan Israëlische banden gelegd.
In het wetsvoorstel wordt gesproken van ‘onredelijk lawaai’ door de muezzin, diegene de islamitische gebedsoproep uitvoert. Palestijnen zien dat helemaal niet op die manier en beschouwen het wetsvoorstel als opnieuw een poging van Israël om de Palestijnse religieuze en culturele identiteit uit te wissen.
‘Dit gaat niet om lawaai. De gebedsoproep is geen lawaai’, zegt Khaled Zabarqa, een Palestijnse mensenrechtenactivist, tegen Middle East Eye. ‘De gebedsoproep bestaat al eeuwenlang, en dus veel langer dan de staat Israël. Daardoor kan zij niet plotseling tot lawaai zijn veranderd.’
Volgens hem komt het lawaai juist vanuit de Israëlische staat, die de gehele openbare ruimte wil ‘judaïseren’ door alles wat niet-Joods is uit de bezette Palestijnse gebieden te verwijderen.


