Het Internationaal Strafhof in Den Haag heeft zich bevoegd verklaard om misdaden van het leger van Myanmar tegen de Rohingya-minderheid te vervolgen. Daarmee verwijst het een klacht van de militaire junta in Myanmar naar de prullenbak.
De zaak tegen Myanmar werd in november 2019 door Gambia samen met de Organisation for Islamic Cooperation aangespannen, nadat honderdduizenden Rohingya’s moesten vluchten naar buurland Bangladesh. Veel dorpen waren door het leger in brand gestoken en veel mensen vermoord, verkracht en gemarteld.
Vorig jaar nam een militaire junta de macht over in Myanmar. De junta tekende verzet aan tegen de procedure bij het Internationaal Gerechtshof. Dit hof zou slecht bevoegd zijn om geschillen tussen staten (en niet binnen staten) te beslechten. Daarbij is Gambia geen betrokken partij.
Toch denkt hof hier zelf allemaal anders over, omdat er sprake zou kunnen zijn van genocide.
Nu het bezwaar is afgewezen, zal het gerechtshof het geweld door het leger verder onderzoeken en zal het wegen of er – en zo ja: welke – straf Myanmar te wachten staat.